Feedback
ella
Mobiliteitsvergoeding in ruil voor bedrijfswagen
Uit de wandelgangen van de overheid
Gepubliceerd op 03/10/2017

Car for cash of mobiliteitsvergoeding

 

Na weken van intens overleg wordt het mobiliteitsbudget volgens het principe “cash for car” boven het doopvont gehouden.En wordt het in één beweging omgedoopt tot mobiliteitsvergoeding. De principes blijven wel hetzelfde.

 

Werknemers die nu beschikken over een bedrijfswagen die ze ook privé mogen gebruiken, kunnen deze binnenkort inleveren in ruil voor een extra bedrag in cash, dat sociaal en fiscaal gunstig behandeld wordt.

Weliswaar enkel op voorwaarde dat de werkgever hen daartoe de mogelijkheid biedt.

 

Een voorbeeld

 

Om u een idee te geven van wat de mobiliteitsvergoeding zal opleveren voor de werknemer en kost aan de werkgever, kort dit voorbeeld dat verderop in de tekst uitgebreid wordt toegelicht.

Een dieselwagen met cataloguswaarde van 31.000 EUR en een CO2-uitstoot van 108 gr/km die ter beschikking gesteld wordt met tankkaart, levert een bruto mobiliteitsvergoeding op van 531 EUR per maand.  Het kost de werkgever 570 EUR per maand.

De werknemer houdt er netto 486 EUR per maand aan over.

 

Financiering woon-werkverplaatsingen

 

Deze mobiliteitsvergoeding zal bij voorrang moeten aangewend worden voor de financiering van de kosten verbonden aan de woon-werkverplaatsingen. Van enige werkgeverstussenkomst is in principe geen sprake meer.

 

Ontwerp, vanaf 1 januari 2018

 

De ontwerptekst werd in eerste lezing goedgekeurd in de Ministerraad en wordt voor advies overgemaakt aan de Raad van State. Het is bijgevolg mogelijk dat de tekst nog wijzigingen zal ondergaan.

 

1 januari 2018 geldt nog steeds als streefdatum voor de inwerkingtreding van deze nieuwe maatregel.

Bron:
Ministerraad van 29 september 2017, http://www.presscenter.org/nl/pressrelease/20171002/invoering-van-een-mobiliteitsvergoeding-als-alternatief-voor-de-bedrijfswagen

Intro

Werknemers die nu beschikken over een bedrijfswagen die ze ook privé mogen gebruiken, kunnen deze vanaf 1 januari 2018 inleveren in ruil voor een extra bedrag in cash, dat sociaal en fiscaal gunstig behandeld wordt.

Weliswaar enkel op voorwaarde dat de werkgever hen daartoe de mogelijkheid biedt.

 

Deze mobiliteitsvergoeding zal bij voorrang moeten aangewend worden voor de financiering van de kosten verbonden aan de woon-werkverplaatsingen. Van enige werkgeverstussenkomst is in principe geen sprake meer.

Juridische inhoud

1. Mobiliteitsvergoeding

De mobiliteitsvergoeding is het bedrag dat de werknemer ontvangt van zijn werkgever in ruil voor het inleveren van zijn bedrijfswagen.

 

Op deze mobiliteitsvergoeding zijn specifieke regels van toepassing inzake arbeidsrecht, sociale zekerheid en fiscaliteit. Regels die in grote mate overeenstemmen met de specifieke behandeling van de bedrijfswagen in deze rechtstakken.

2. Dubbele keuzevrijheid

De mobiliteitsvergoeding gaat uit van een dubbele keuzevrijheid bij werkgever en werknemer.

 

Het initiatief gaat uit van de werkgever. Hij beslist of hij al dan niet de mogelijkheid zal bieden de bedrijfswagen in te ruilen voor een mobiliteitsvergoeding.

 

Biedt hij het aan, dan kan hij daar ook voorwaarden aan verbinden, waarbij hij  een onderscheid kan maken tussen zijn werknemers, uiteraard op voorwaarde dat zo’n  onderscheid geoorloofd is.  Het is bijvoorbeeld mogelijk om de instap in de mobiliteitsvergoeding enkel mogelijk te maken voor werknemers die slechts weinig of geen professionele verplaatsingen met hun bedrijfswagen doen. Of om de instap enkel mogelijk te maken wanneer het leasingcontract van de huidige bedrijfswagen ten einde loopt.

 

De werknemer beslist vrij om al dan niet op het aanbod van de werkgever in te gaan. Wanneer hij in het systeem van de mobiliteitsvergoeding wenst in te stappen, dient hij daartoe een schriftelijke aanvraag (per e-mail of brief) in bij zijn werkgever.

 

De formele aanvraag van de werknemer en de positieve beslissing van de werkgever om op deze aanvraag in te gaan, vormen een overeenkomst die als zodanig inhoudelijk deel uitmaakt van de arbeidsovereenkomst tussen partijen. Deze overeenkomst wordt formeel beschouwd als “sociaal document”.

 

Ook de sancties in Sociaal Strafwetboek worden aangepast zodat eventueel oneigenlijk gebruik van de mobiliteitsvergoeding kan opgespoord, rechtgezet of gesanctioneerd worden.

3. Voor wie?

Privé- en publieke sector

 

De mobiliteitsvergoeding is van toepassing op werknemers en werkgevers.

 

In dit verband worden personen die arbeid verrichten onder gezag, zonder als zodanig verbonden te zijn door een arbeidsovereenkomst, gelijkgesteld met werknemers.
De mobiliteitsvergoeding kan bijgevolg ook in de publieke sector toegepast worden, zowel voor de contractuele als statutaire personeelsleden.

 

Quid bedrijfsleiders?

 

Zelfstandige bedrijfsleiders kunnen voorlopig niet instappen in het systeem van de mobiliteitsvergoeding.

 

Een werknemer die binnen dezelfde onderneming een onbezoldigd mandaat uitoefent als bestuurder dan weer wel.

 

Niet voor iedereen!

 

Niet alle werkgevers en werknemers komen zonder meer in aanmerking. Door voor beiden een zekere “wachtperiode” in te lassen, hoopt men misbruik te voorkomen.

 

Werkgever: 3 jaar bedrijfswagen(s)

 

De werkgever kan de mobiliteitsvergoeding maar invoeren wanneer hij gedurende een ononderbroken periode van 36 maanden onmiddellijk voorafgaand aan de invoering van de mobiliteitsvergoeding één of meerdere bedrijfswagens ter beschikking stelde van één of meerdere werknemers.

 

Voor startende werkgevers die minder dan 36 maanden actief zijn, geldt een uitzondering. Voor hen is deze minimumtermijn bijgevolg niet vereist.

 

De activiteit wordt geacht te zijn gestart op datum van

  • neerlegging van de oprichtingsakte bij de griffie van de rechtbank van koophandel wanneer de werkgever een rechtspersoon is;
  • eerste inschrijving in de Kruispuntbank van Ondernemingen wanneer de werkgever een natuurlijk persoon is.

 

Deze data gelden ook als startdatum wanneer de activiteit van de werkgever een voortzetting is van een activiteit die voordien werd uitgeoefend door een andere rechtspersoon of natuurlijk persoon.

 

Werknemer: 12 maanden bedrijfswagen in de loop van 3 jaar én 3 maanden vóór de aanvraag

 

De werknemer moet aan een dubbele voorwaarde voldoen.

 

Hij kan slechts een aanvraag voor de mobiliteitsvergoeding indienen wanneer hij:

  • in de loop van 36 maanden voorafgaand aan de aanvraag minstens 12 maanden over een bedrijfswagen (heeft) beschikt bij de huidige werkgever; én
  • op het moment van de aanvraag minstens 3 maanden ononderbroken over een bedrijfswagen (heeft) beschikt.

 

De periode van 36 maanden geldt niet wanneer de werknemer in dienst is van een startende werkgever.

 

Bij wijziging van werkgever gelden enkele bijzondere regels, op voorwaarde dat zowel de oude als nieuwe werkgever de mobiliteitsvergoeding aanbieden.

 

Wanneer de werknemer bij zijn vorige werkgever:

  • al een mobiliteitsvergoeding had, kan hij dit verderzetten bij de nieuwe werkgever.
    Hij dient daartoe een aanvraag in uiterlijk 1 maand na zijn indiensttreding.
  • In de loop van 36 maanden voorafgaand aan de aanvraag al 12 maanden over een bedrijfswagen heeft beschikt én minstens 3 maanden ononderbroken onmiddellijk voorafgaand aan de uitdiensttreding, kan hij de mobiliteitsvergoeding aanvragen bij de nieuwe werkgever.
    Hij moet dus geen nieuwe ‘wachtperiode’ doorlopen, op voorwaarde dat hij zijn aanvraag uiterlijk 1 maand na de nieuwe indiensttreding doet.
  • nog geen 12 maanden de beschikking had over een bedrijfswagen, kan hij deze periode verderzetten en vervolledigen bij zijn nieuwe werkgever.
    Uiteraard mits de nieuwe werkgever hiermee akkoord is en de aanvraag tot verderzetting uiterlijk 1 maand na indiensttreding wordt gedaan.

 

Uiteraard brengt dergelijke verderzetting van een mobiliteitsvergoeding en/of vervollediging van de vereiste periode een bijkomende complexiteit met zich mee.
Voor de nieuwe werkgever vooral, om te kunnen nagaan of (en vanaf wanneer) de werknemer recht heeft op een mobiliteitsvergoeding. Maar ook voor de bepaling van de hoogte van de mobiliteitsvergoeding, de belastbare basis ervan in hoofde van de werknemer en de aftrekbeperkingen in hoofde van de werkgever.

 

Daarom zal voorzien worden in een uitvoeringsbesluit dat zal bepalen op welke wijze de werknemer de nodige gegevens moet bezorgen aan zijn nieuwe werkgever.

 

Werknemers die nieuw op de arbeidsmarkt verschijnen en nog nooit over een bedrijfswagen beschikten, kunnen niet onmiddellijk instappen in het verhaal van de mobiliteitsvergoeding. Zij moeten altijd eerst de minimumtermijn van 12 maanden doorlopen, vooraleer zij een aanvraag kunnen doen bij de werkgever om de wagen in te leveren in ruil voor de mobiliteitsvergoeding.

 

Dit geldt ook voor werknemers die al meer dan 36 maanden niet meer beschikten over een bedrijfswagen omdat hun functie daarop geen recht meer gaf of wanneer zij vrijwillig afstand deden van hun bedrijfswagen. Ook zij zullen pas in aanmerking komen voor een mobiliteitsvergoeding nadat zij gedurende minstens 12 maanden een bedrijfswagen ter beschikking hadden.

4. Voordeel bedrijfswagen verdwijnt volledig

De toekenning van de mobiliteitsvergoeding heeft tot gevolg dat het voordeel van de bedrijfswagen volledig verdwijnt en dit samen met alle andere voordelen die erop betrekking hebben.

 

Wanneer een bedrijfswagen bijvoorbeeld met tankkaart ter beschikking wordt gesteld, moet niet enkel de bedrijfswagen maar ook de tankkaart ingeleverd worden.
Indien men zich hier niet aan houdt, verliest de mobiliteitsvergoeding de gunstige (para)fiscale behandeling en wordt ze beschouwd als loon.

5. Mobiliteitsvergoeding geen netto vrij te besteden bedrag

De mobiliteitsvergoeding moet bij voorrang aangewend worden voor de financiering van de kosten verbonden aan het woon-werkverkeer.

 

Geen vrijgestelde werkgeverstussenkomst inzake woon-werkverkeer

 

Vanaf de eerste dag van de maand waarin de werknemer een mobiliteitsvergoeding krijgt, vervalt immers elke verplichting die op de werkgever zou rusten om tussen te komen in de kosten verbonden aan het woon-werkverkeer.

 

Ongeacht of de werknemer voortaan met de eigen wagen, het openbaar vervoer of al carpoolend naar het werk rijdt.

 

Wanneer de werknemer naar het werk fietst en de sector (of werkgever) een fietsvergoeding voorziet, moet ook deze niet meer betaald worden.

 

Meer nog, wanneer de werkgever hogergenoemde tegemoetkomingen nog steeds zou voorzien, zullen deze beschouwd worden als loon en zijn ze bijgevolg volledig te onderwerpen aan socialezekerheidsbijdragen en bedrijfsvoorheffing.

 

De fiets die de werkgever ter beschikking stelt en die de werknemer effectief gebruikt voor zijn woon-werkverplaatsingen, verliest bovendien zijn vrijstelling als sociaal voordeel en wordt beschouwd als een belastbaar voordeel.Ook inzake RSZ wordt het voordeel verbonden aan het volledige privégebruik van de fiets (inclusief woon-werkverkeer) beschouwd als loon.

 

Let wel!

Vanaf de eerste dag van de maand waarin de mobiliteitsvergoeding niet meer wordt toegekend, herleven de verplichtingen die rusten op de werkgever inzake tussenkomst in de kosten verbonden aan de woon-werkverplaatsingen en/of de toekenning van een fietsvergoeding.


Behoud gedeeltelijke fiscale vrijstelling van 390 EUR

 

Zoals verder duidelijk wordt, is er een belastbaar voordeel verbonden aan de mobiliteitsvergoeding.

 

De werknemer zal nog steeds kunnen genieten van een gedeeltelijke vrijstelling daarvan, a rato van 390 EUR op jaarbasis (bedrag geldig voor inkomsten 2017). Weliswaar op voorwaarde dat hij in de aangifte personenbelasting zijn werkelijke beroepskosten niet bewijst. 

 

Uitzondering voor wie al verplaatsingsvergoedingen ontving

 

De terbeschikkingstelling van een bedrijfswagen kan op zich gecombineerd worden met een tegemoetkoming in de kosten verbonden aan het openbaar vervoer, maar ook met de terbeschikkingstelling van een fiets en/of een fietsvergoeding.

 

De werknemer die deze vergoedingen reeds ontving gedurende minstens 3 maanden voorafgaand aan de aanvraag van de mobiliteitsvergoeding, mag deze vergoedingen blijven ontvangen mét behoud van de bijhorende gunstige (para)fiscale behandeling.

6. Duur mobiliteitsvergoeding

De mobiliteitsvergoeding blijft toegekend zolang de werknemer geen beschikking heeft over een bedrijfswagen die hij voor persoonlijke doeleinden mag gebruiken.

 

De toekenning van de mobiliteitsvergoeding eindigt uiterlijk de eerste dag van de maand waarin de werknemer:

  • een functie uitoefent waarvoor geen bedrijfswagen is voorzien in het loonsysteem van de werkgever;
  • opnieuw beschikt over een bedrijfswagen, hetzij op eigen vraag, hetzij aangestuurd door de werkgever.

 

Het gebruik van een poolwagen voor professionele verplaatsingen is niet per definitie een beletsel voor het mobiliteitsbudget. Het spreekt voor zich dat een vermoeden van privégebruik ten allen tijde moet kunnen weerlegd worden.
Slaagt men daar niet in, dan verliest de mobiliteitsvergoeding het gunstige (para)fiscaal statuut en wordt ze beschouwd als loon vanaf de eerste dag van de maand waarin het privégebruik werd vastgesteld.

7. Hoeveel?

De mobiliteitsvergoeding is een geldbedrag dat overeenstemt met de waarde (op jaarbasis) van het gebruiksvoordeel van de ingeleverde bedrijfswagen.

 

Basis

 

De waarde van het gebruiksvoordeel wordt vastgesteld op 20% van 6/7 van de cataloguswaarde van de bedrijfswagen.
Onder “cataloguswaarde” verstaan we de catalogusprijs van de wagen in nieuwe staat bij verkoop aan een particulier, inclusief opties en accessoires en de werkelijk betaalde btw , maar zonder rekening te houden met kortingen.

 

Verhoging indien tankkaart

 

De waarde van het gebruiksvoordeel wordt verhoogd met 20% wanneer de werkgever de brandstofkosten voor het persoonlijk gebruik van de bedrijfswagen geheel of gedeeltelijk ten laste nam.

 

Vermindering indien eigen bijdrage

 

Wanneer de werknemer een eigen bijdrage moest betalen voor (het gebruik van) de bedrijfswagen, wordt daarmee rekening gehouden bij de waardebepaling van het gebruiksvoordeel van de wagen.

 

Meer bepaald wordt de eigen bijdrage die betaald werd gedurende de laatste maand vóór inlevering van de bedrijfswagen geprorateerd op jaarbasis en als zodanig in mindering gebracht van de waarde van het gebruiksvoordeel (berekend volgens hogervermelde formule). Hoe dit precies in zijn werk zal gaan, is voorlopig nog onduidelijk.

 

Quid meerdere wagens?

 

Wanneer een werknemer tijdens de laatste 12 maanden voorafgaand aan de inlevering van de wagen, achtereenvolgens over verschillende bedrijfswagens beschikte, gebeurt de waardebepaling van het gebruiksvoordeel op basis van de bedrijfswagen waarover men het langst beschikte.

 

Quid wijziging werkgever?

 

Een werknemer die al over een mobiliteitsvergoeding beschikte bij de vorige werkgever kan dit onveranderd verderzetten bij de nieuwe werkgever. Uiteraard indien de nieuwe werkgever een systeem van mobiliteitsvergoeding voorziet in zijn onderneming en de functie van betrokken werknemer ook recht geeft op een bedrijfswagen

 

Wie de minimale wachtperiode al doorlopen had bij de oude werkgever, kan een mobiliteitsvergoeding bekomen bij de nieuwe werkgever in functie van de waarde van het gebruiksvoordeel gekoppeld aan de wagen die bij uitdiensttreding werd ingeleverd. Uiteraard op voorwaarde dat de functie van de betrokken werknemer ook recht zou geven op een bedrijfswagen.

 

Waarde is vast, uitgezonderd indexaanpassingen

 

Het bedrag van de mobiliteitsvergoeding wordt in principe vastgeklikt. Het ondergaat geen wijzigingen onder invloed van carrièrewendingen van de werknemer in kwestie.

 

Een promotie die normalerwijze gepaard zou gaan met de toekenning van een grotere wagen, zal dus geen aanleiding geven tot een verhoging van de mobiliteitsvergoeding.
Omgekeerd zal een demotie naar een functie met een kleinere wagen het bedrag van de mobiliteitsvergoeding niet negatief beïnvloeden.

 

Wanneer de werknemer echter een functie gaat bekleden die geen recht meer geeft op een bedrijfswagen, eindigt de toekenning van de mobiliteitsvergoeding vanaf de eerste dag van de maand waarin hij de nieuwe functie uitoefent.

 

De cataloguswaarde, waarop de waardebepaling van het gebruiksvoordeel  grotendeels gebaseerd is, zal jaarlijks op 1 januari worden geïndexeerd, volgens een nog uit te werken indexeringsmechanisme.

8. Statuut mobiliteitsvergoeding algemeen

Beperkte rechten

 

De werknemer heeft inzake de mobiliteitsvergoeding enkel recht op:

  • de betaling ervan door de werkgever
  • een behandeling die gelijk is aan de behandeling van het voordeel van het privégebruik van de bedrijfswagen.
    Enerzijds houdt dit in dat de werknemer ook recht heeft op de mobiliteitsvergoeding tijdens afwezigheidsperiodes gedekt door gewaarborgd loon.
    Anderzijds zal de waarde van de mobiliteitsvergoeding meegerekend worden om de omvang van de opzeggingsvergoeding te bepalen.

 

Geen omzetting bestaand voordeel

 

Niet elke bedrijfswagen zal mogen ingeleverd worden in ruil voor een mobiliteitsvergoeding.

 

Bedrijfswagens waarvan de toekenning gekoppeld was aan een gehele of gedeeltelijke vervanging van loon, premies, voordelen in natura of een ander voordeel of aanvulling daarbij (al dan niet onderworpen aan socialezekerheidsbijdragen) komen niet in aanmerking.

9. Statuut mobiliteitsvergoeding sociale zekerheid

Het statuut van de mobiliteitsvergoeding is een weerspiegeling van het statuut dat de ingeleverde bedrijfswagen had op het vlak van sociale zekerheid.

 

Geen loon

 

De mobiliteitsvergoeding wordt uitdrukkelijk uitgesloten uit het RSZ-loonbegrip. Met als gevolg  dat er geen “gewone” socialezekerheidsbijdragen op verschuldigd zijn. Noch door de werkgever, noch door de werknemer.

 

Solidariteitsbijdrage

 

De werkgever is wel maandelijks (en dit voor de volledige duur van de mobiliteitsvergoeding) een solidariteitsbijdrage verschuldigd. Deze solidariteitsbijdrage is gelijk aan de CO2-solidariteitsbijdrage die verschuldigd was voor de bedrijfswagen voor de maand onmiddellijk voorafgaand aan de eerste toekenning van de mobiliteitsvergoeding.

 

Het bedrag van de solidariteitsbijdrage is, net zoals dat van de CO2-solidariteitsbijdrage, gekoppeld aan het gezondheidsindexcijfer van de maand september. Het wordt op 1 januari van elk jaar aangepast.

 

Opmerking
Wanneer de werknemer tijdens de laatste maand voorafgaand aan de toekenning van de mobiliteitsvergoeding achtereenvolgens de beschikking had over meerdere bedrijfswagens, wordt de solidariteitsbijdrage berekend op basis van de bedrijfswagen die het grootst aantal kalenderdagen ter beschikking stond.

 

Sanctie

 

De werkgever van wie wordt vastgesteld dat hij de verschuldigde solidariteitsbijdrage niet heeft aangegeven, is een forfaitaire vergoeding verschuldigd, gelijk aan het dubbele van de “ontdoken” bijzondere bijdrage.

10. Statuut mobiliteitsvergoeding fiscaal

Belastbaar voordeel in hoofde van de werknemer

 

Het bedrag van de mobiliteitsvergoeding vormt een belastbaar voordeel, maar niet voor de volledige waarde ervan.

 

Voor de bepaling van het   belastbaar voordeel, baseert men zich op de formule die gehanteerd wordt voor de berekening van het forfaitaire voordeel van alle aard, verbonden aan de bedrijfswagen, met name
[ ( cataloguswaarde x degressiviteitscoëfficiënt) x 6/7 ] x CO2-coëfficiënt.

 

Er wordt daarbij dus rekening gehouden met de leeftijd van de wagen (periode verstreken sinds 1e inschrijving) en de CO2-uitstoot.

 

Bij de bepaling van het belastbaar voordeel van de mobiliteitsvergoeding, wordt echter abstractie gemaakt van deze factoren.

 

Ongeacht de “leeftijd” van de ingeleverde wagen, zal de cataloguswaarde in de formule steeds aan 100% meegeteld worden.

 
De CO2-coëfficiënt wordt voor alle ingeleverde wagens beperkt tot 4%.  

 

Het belastbaar voordeel van de mobiliteitsvergoeding zal bijgevolg als volgt berekend worden:

 

(Cataloguswaarde aan 100% x 6/7 ) x 4%.

Een eventuele eigen bijdrage voor (het gebruik van) de bedrijfswagen, die in mindering mocht gebracht worden van het belastbare voordeel van alle aard, zal ook in mindering mogen gebracht worden om de uiteindelijke belastbare basis van de mobiliteitsvergoeding te bepalen. Het is nog niet duidelijk hoe dit precies moet gebeuren.

 

Wanneer een werknemer in de loop van de 12 maanden voorafgaand aan de inlevering van de bedrijfswagen achtereenvolgens verschillende bedrijfswagens ter beschikking had, wordt de belastbare basis van de mobiliteitsvergoeding berekend in functie van de cataloguswaarde van de wagen waarover men in die periode het langst heeft beschikt.

 

Quid wijziging werkgever?

 

Voor de werknemer die al een mobiliteitsvergoeding ontving bij zijn oude werkgever en dit kan verderzetten bij zijn nieuwe werkgever, is het belastbaar gedeelte van de mobiliteitsvergoeding gelijk aan dat bij de vorige werkgever op datum van uitdiensttreding.

 

Wanneer men bij de vorige werkgever al de nodige wachtperiode doorlopen had, wordt het belastbaar gedeelte van de mobiliteitsvergoeding bij de nieuwe werkgever berekend in functie van de cataloguswaarde van de  bij uitdiensttreding ingeleverde bedrijfswagen.

 

Aftrek werkelijke beroepskosten in aangifte personenbelasting

 

Werknemers die opteren voor de mobiliteitsvergoeding, maar nog steeds met een wagen van en naar het werk rijden, mogen hun werkelijke beroepskosten bewijzen in de aangifte personenbelasting.

 

De aftrek voor autokosten is forfaitair vastgesteld op 0,15 EUR per kilometer (een all-in forfait), maar mag niet méér bedragen dan het belastbaar voordeel van de mobiliteitsvergoeding.

 

Hiermee wordt de aftrekbeperking die ook van toepassing op bedrijfswagens doorgetrokken naar de mobiliteitsvergoeding.

 

Werknemers die de wagen aan de kant laten staan en de woon-werkkilometers afleggen met een (motor)fiets of met het openbaar vervoer, kunnen nog wel onbeperkt hun beroepskosten bewijzen. Duurzame en minder filegevoelige verplaatsingsmodi worden hier dus “beloond”.

 

Let wel: bewijs van werkelijke beroepskosten betekent het verlies van de gedeeltelijke vrijstelling van 390 EUR.

11. Hoog tijd voor een rekenvoorbeeld

BMW 2 Grand Tourer 216d met cataloguswaarde 31.000 euro, CO2-uitstoot 108 gr/km, tweede jaar van terbeschikkingstelling. De werknemer betaalt geen eigen bijdrage.

 

Mobiliteitsvergoeding

De jaarlijkse mobiliteitsvergoeding is gelijk aan 20% van 6/7 van de cataloguswaarde.

En bedraagt 5.314 EUR (= 31.000 x 6/7 x 20%).
Maandelijks resulteert dit in een “bruto” vergoeding van +/- 443 EUR

 

Indien de werkgever de kosten verbonden aan het brandstofverbruik van de privéverplaatsingen geheel of gedeeltelijk ten laste nam, wordt dit verhoogd met 20%, wat resulteert in een jaarlijkse mobiliteitsvergoeding van 6.377 EUR of een maandelijkse vergoeding van 531 EUR.

 

Solidariteitsbijdrage

De werkgever is op dit bedrag een solidariteitsbijdrage verschuldigd. Deze is gelijk aan de CO2-solidariteitsbijdrage die verschuldigd is voor de wagen op het moment van inlevering.

In dit voorbeeld bedraagt de maandelijkse solidariteitsbijdrage 38,71 EUR.

 

De totale werkgeverskost (los van de aftrekbaarheid in de vennootschapsbelasting) is dan:

  • 481,71 EUR (= 443 + 38,71) zonder tussenkomst brandstofkosten
  • 569,71 EUR (= 531 + 38,71) met tussenkomst brandstofkosten

 

Belastbaar voordeel

Het belastbaar voordeel verbonden aan de mobiliteitsvergoeding wordt als volgt berekend:

[31.000 (cataloguswaarde ingeleverde wagen) x 6/7] x 4% en bedraagt 1063 EUR op jaarbasis of 88,60 EUR op maandbasis.

 

Besteedbaar bedrag

Rekening houdend met een gemiddeld belastingtarief van 50% geeft dit +/- 44 EUR verschuldigde belastingen.

 

De maandelijks besteedbare mobiliteitsvergoeding bedraagt voor een werknemer:

  • zonder tankkaart : 443 EUR – 44 EUR = 399 EUR
  • met tankkaart: 531 EUR – 44 EUR = 487 EUR.

 

Opgelet!
Met dit bedrag moet de werknemer zijn woon-werkverkeer financieren, zonder tussenkomst van de werkgever!

 

Kostenplaatje in hoofde van de werkgever

 

Aftrekbeperking

De werkgever is zoals gezegd een maandelijkse solidariteitsbijdrage verschuldigd. Deze is voor 100% aftrekbaar.

 

De aftrekbaarheid van de bedrijfswagen in de vennootschapsbelasting is gedifferentieerd in functie van het brandstoftype en de co2-uitstoot. Het varieert van 50% voor de meest vervuilende wagens tot 120% voor elektrische wagens zonder co2-uitstoot.

 

Het bedrag van de mobiliteitsvergoeding wordt standaard voor 75% aftrekbaar.
De mobiliteitsvergoeding die het resultaat is van de inlevering van de meest vervuilende wagens, geniet meteen van dit aftrekpercentage. Wanneer “schonere” wagens worden ingeruild, evolueert men geleidelijk richting de 75%-aftrekbaarheid.

 

Concreet:
Tot 31 december van het eerste kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin de bedrijfswagen werd vervangen door de mobiliteitsvergoeding, is het tarief van de aftrekbaarheid gelijk aan:

  • 95% wanneer het aftrekpercentage verbonden aan de “overige autokosten” van de ingeleverde bedrijfswagen hoger is dan 95%.
    Dit betreft wagens met een uitstoot van max. 60 gr/km (diesel en benzine) en elektrische wagens zonder uitstoot.
  • 75% als het aftrekpercentage verbonden aan de “overige autokosten” van de ingeleverde bedrijfswagen lager is dan 75%.
    Dit betreft wagens met een uitstoot > 145 gr/km (diesel) en > 155 gr/km (benzine).

 

Met ingang van 1 januari van het tweede kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin de bedrijfswagen werd ingeruild tegen een mobiliteitsvergoeding, wordt het aftrekpercentage jaarlijks op 1 januari verlaagd met 10 procentpunten tot het minimum van 75% bereikt werd.

 

We illustreren deze evolutie aan de hand van enkele voorbeelden.

 

Voorbeeld 1
Stel dat een “schone” wagen (CO2-uitstoot van max. 60 gr/km) in de loop van 2018 wordt ingeleverd in ruil voor een mobiliteitsvergoeding.
De werkgever kan tot en met 31/12/2019 95% van de mobiliteitsvergoeding in mindering brengen van de vennootschapsbelasting.

Voor 2020 daalt dit percentage naar 85%. Vanaf 2021 wordt de algemene aftrek van 75% bereikt.

 

Voorbeeld 2
De werknemer levert in de loop van 2018 een dieselwagen in met een co2-uitstoot van 102 gr/km.
De werkgever kan tot en met 31 december 2019 het huidige aftrekpercentage van 90% blijven toepassen in de vennootschapsbelasting.

Voor 2020 daalt dit percentage naar 80%. Vanaf 2021 wordt de algemene aftrek van 75% bereikt.

 

Voorbeeld 3
De werknemer levert de wagen uit ons eerdere voorbeeld in (diesel – 108 gr/km) in de loop van 2018.

Tot 31 december 2019 kan de werkgever het huidige aftrekpercentage van 80% blijven toepassen.

Vanaf 2020 wordt de algemene aftrek van 75% bereikt.

 

Deze maatregel heeft vooral tot doel de meest vervuilende wagens als eerste te laten inleveren.

 

Bijkomende verworpen uitgaven

 

Aan de mobiliteitsvergoeding zijn nog verworpen uitgaven verbonden. Deze worden berekend in functie van het belastbaar voordeel verbonden aan de mobiliteitsvergoeding en bedragen:

  • 17% indien er geen werkgeverstussenkomst was in de brandstofkosten verbonden aan het privégebruik van de bedrijfswagen; en
  • 40% indien er wel een werkgeverstussenkomst was in de brandstofkosten.

 

Merk op dat deze percentages identiek zijn aan de verworpen uitgaven verbonden aan de terbeschikkingstelling van een bedrijfswagen zonder of met tankkaart.
Alleen worden deze verworpen uitgaven bij de bedrijfswagen berekend vóór aftrek van een eventuele eigen bijdrage door de werknemer.
Bij de mobiliteitsvergoeding lijkt men dit over het hoofd gezien te hebben. De verworpen uitgaven zullen dus berekend worden in functie van het uiteindelijke belastbaar voordeel (dus na aftrek eventuele eigen bijdrage) dat weerhouden wordt bij de werknemer.

 

Quid verschillende wagens?

 

Indien men in de loop van de 12 maanden voorafgaand aan de vervanging van de wagen door de mobiliteitsvergoeding achtereenvolgens de beschikking had over verschillende bedrijfswagens, dan worden het aftrekpercentage in de vennootschapsbelasting en de verworpen uitgaven in hoofde van de werkgever bepaald in functie van de wagen waarover de werknemer het langst heeft beschikt.

 

Quid wijziging werkgever?

 

De nieuwe werkgever zal rekening moeten houden met (de evolutie van) de aftrekbeperkingen zoals van kracht op de mobiliteitsvergoeding / in functie van de bedrijfswagen die bij uitdiensttreding werd ingeleverd. Ook voor de bepaling van het bedrag van de bijkomende verworpen uitgaven zal daarmee rekening moeten gehouden worden.

12. Wat wanneer iemand meer dan één wagen ter beschikking heeft?

Heel vaak zal het niet voorkomen, maar toch worden er specifieke regels uitgewerkt voor wie meer dan één bedrijfswagen ter beschikking heeft.

 

Slechts één mobiliteitsvergoeding

 

Wie meer dan één bedrijfswagen ter beschikking heeft, kan maar één wagen inruilen voor een mobiliteitsvergoeding. De inlevering van een extra wagen zal dus geen aanleiding geven tot een bijkomende vergoeding.

 

Belangrijk is wel dat men voor elk van de ter beschikking gestelde bedrijfswagens de vooropgestelde termijnen moet doorlopen hebben. Voldoet één van de wagens niet aan de minimumtermijnen, moeten àlle bedrijfswagens worden ingeleverd, in ruil voor slechts één mobiliteitsvergoeding.

 

Duur mobiliteitsvergoeding

 

Wanneer de werknemer op het moment van de aanvraag beschikte over meerdere bedrijfswagens, wordt de  mobiliteitsvergoeding stopgezet vanaf de eerste dag van de maand waarin hij opnieuw over het initiële aantal wagens beschikt. 

 

Grootte mobiliteitsvergoeding

 

De werknemer kiest welke wagen hij inlevert in ruil voor de mobiliteitsvergoeding.

 

Indien men vrijwillig meerdere wagens inlevert, mag men zelf kiezen welke wagen in aanmerking komt voor de bepaling van de hoogte van de mobiliteitsvergoeding.

 

De belastbare basis van de mobiliteitsvergoeding in hoofde van de werknemer en de aftrekbeperkingen in hoofde van de werkgever zullen verder bepaald worden in functie van de wagen die werd ingeleverd in ruil voor de mobiliteitsvergoeding.

Gevolgen voor de werkgever

Vanaf 1 januari 2018 kan de werkgever zijn werknemers de mogelijkheid geven hun bedrijfswagen (die ze privé mogen gebruiken) in te leveren in ruil voor een mobiliteitsvergoeding. Deze mobiliteitsvergoeding ondergaat een gunstige sociale en fiscale behandeling, in grote mate vergelijkbaar met de huidige behandeling van de bedrijfswagen.

 

Eens ingestapt in het systeem van de mobiliteitsvergoeding moet de betrokken werknemer de kosten verbonden aan zijn woon-werkverplaatsingen zelf financieren. De werkgever is niet langer verplicht hierin tussen te komen en dit ongeacht het vervoersmiddel waarmee de werknemer zich zal verplaatsen.

 

Het systeem van de mobiliteitsvergoeding is gebaseerd op een dubbele keuzevrijheid.

 

De werkgever kiest of hij het systeem van de mobiliteitsvergoeding al dan niet zal invoeren. Aan de invoering zelf kan hij eigen voorwaarden koppelen (wie mag instappen, wanneer een wagen ingeleverd kan worden, welke wagens bij voorkeur ingeleverd worden, …).

 

De werknemer beslist zelf of hij de bedrijfswagen al dan niet inlevert in ruil voor de mobiliteitsvergoeding.  

 

Om misbruiken te vermijden moeten zowel werkgever als werknemer een bepaalde “wachtperiode” doorlopen vooraleer er effectief in het systeem kan ingestapt worden. Voor startende werkgevers en werknemers die wijzigen van werkgever, worden uitzonderingen voorzien.

Oeps,

Onze excuses, er is iets fout gelopen.

Probeert u het later eens opnieuw.

Was deze informatie nuttig voor u?

Ja Nee

Welke van de volgende beschrijft jouw feedback het best?






Jouw feedback

De versie van de browser die U gebruikt is niet optimaal voor deze website. De meeste functies zullen niet goed werken. De versie die u gebruikt wordt ook niet meer ondersteund door Microsoft en hierdoor loopt u security risico’s. Om de veiligheid en privacy van uw data te kunnen blijven garanderen, raden wij aan om zo snel mogelijk naar Internet Explorer 11 te upgraden of de laatste versie van een andere browser te gebruiken.