Feedback
ella
Alles wat je wil weten over het mobiliteitsbudget
Uit het nieuws
Gepubliceerd op 13/04/2019

De langverwachte wet over het mobiliteitsbudget verscheen op 29 maart 2019 in het Belgisch Staatsblad.

 

Omdat het nieuwe systeem een woordje uitleg verdient, lanceerden de ministers van Werk, Financiën en Sociale Zaken de website www.mobiliteitsbudget.be.

 

Werkgevers en werknemers vinden hier een duidelijk antwoord op tal van praktische vragen.

 

Het is de bedoeling om de website regelmatig te updaten in functie van extra vragen die nog zouden binnenkomen over het mobiliteitsbudget en/of nieuwe inzichten.

 

Wij pikten alvast volgende vragen en antwoorden uit het rijke aanbod en lichten ze verder toe:

  • Moet u het mobiliteitsbudget per individuele werknemer bepalen?
  • Hoe het mobiliteitsbudget bepalen voor een werknemer die geen bedrijfswagen heeft maar ervoor in aanmerking komt?
  • Wat bij instap in de loop van een kalenderjaar?
  • Heeft deeltijds werken een invloed op het mobiliteitsbudget?
  • Wijzigt het mobiliteitsbudget wanneer de werkgever zijn bedrijfswagenbeleid aanpast?
  • Heeft een verhuis van de onderneming of de werknemer een invloed op het mobiliteitsbudget?
  • Strikt verbod op cumul (para)fiscale vrijstellingen woon-werkverkeer met mobiliteitsbudget: uitzonderingen op de regel.
  • CO2-uitstoot milieuvriendelijke wagen: datum en norm?

Wat betekent dit voor de werkgever?

Werkgevers en werknemers vinden op www.mobiliteitsbudget.be een duidelijk antwoord op tal van praktische vragen.

 

Wie zijn mobiliteitsbeleid vorm wil geven, kan hiervoor terecht bij SD Worx. Onze consultants kunnen u hierbij met raad en daad bijstaan. Zij zijn te bereiken via KMOConsultancy@sdworx.com of LegalConsulting@sdworx.com .

Bron:
www.mobiliteitsbudget.be

Juridische inhoud

1. Moet de werkgever het mobiliteitsbudget per werknemer bepalen?

Het mobiliteitsbudget stemt overeen met de reële jaarlijkse bruto kost voor de werkgever van de wagen die de werknemer opgeeft of waarvoor hij in aanmerking komt.

 

In principe moet de werkgever het mobiliteitsbudget per individuele werknemer bepalen in functie van de wagenkeuze en het verbruik van elke werknemer afzonderlijk.

 

De Administratie aanvaardt ook dat de werkgever het mobiliteitsbudget vaststelt op basis van de referentiewagen (en een gemiddeld verbruik) die geldt voor de functiecategorie waartoe de werknemer behoort.

Belangrijk daarbij is dat de werkgever deze alternatieve methode toepast voor de vaststelling van het mobiliteitsbudget voor alle werknemers.

2. Hoe het mobiliteitsbudget bepalen voor wie in aanmerking komt voor een wagen?

Theorie

Er zijn verschillende mogelijkheden. De werknemer:

  • krijgt een bepaald budget:

    • per maand (bij leasingformules);

    • of op jaarbasis (bij aankoop);

  • kan kiezen uit bepaalde types bedrijfswagens op basis van een lijst, samengesteld door de werkgever.

 

Het mobiliteitsbudget wordt bepaald op basis van de bedrijfswagen die de werknemer zou hebben gekozen. Hij moet dus een fictieve bedrijfswagen selecteren en deze vervolgens niet nemen. De werkgever moet op basis van die keuze de TCO vaststellen.

 

Hetzelfde doet zich voor bij een functieverandering of promotie. Wanneer de werknemer daardoor recht heeft op een wagen van een lagere of hogere categorie, past de werkgever het bedrag van het mobiliteitsbudget aan op basis van de bijhorende fictieve wagen.

 

Administratieve tolerantie

De Administratie aanvaardt ook hier dat de werkgever het mobiliteitsbudget vaststelt op basis van de referentiewagen die geldt voor de functiecategorie waartoe de werknemer behoort.

 

Weliswaar op voorwaarde dat hij deze alternatieve methode toepast voor de vaststelling van het mobiliteitsbudget voor alle werknemers.

3. Wat bij instap in de loop van een kalenderjaar?

Het mobiliteitsbudget is gelijk aan de reële jaarlijkse kostprijs voor de werkgever van de bedrijfswagen die de werknemer opgeeft of waarvoor de werknemer in aanmerking komt.

 

Het mobiliteitsbudget is dus een jaarbedrag, dat wordt toegekend in functie van het aantal kalendermaanden dat de werknemer in het betrokken kalenderjaar deelneemt aan het systeem van het mobiliteitsbudget.

 

Het is met andere woorden niet de bedoeling om bij instap in december het mobiliteitsbudget voor een volledig jaar ter beschikking te stellen.

4. Heeft deeltijds werken een invloed op het mobiliteitsbudget?

Wanneer de werknemer overstapt van een voltijds naar een deeltijds regime nà de instap in het mobiliteitsbudget, zal dit de hoogte van het mobiliteitsbudget normaal gezien niet beïnvloeden.

 

De wet voorziet enkel een wijziging van het mobiliteitsbudget als de werknemer door functiewijziging of bevordering terecht komt in een functiecategorie waaraan een wagen van een lagere of hogere categorie verbonden is.

 

Afhankelijk van het bedrijfswagenbeleid van de werkgever kan de overstap naar een deeltijds regime het mobiliteitsbudget echter toch beïnvloeden.

 

Meer bepaald wanneer het bedrijfswagenbeleid voorziet dat:

  • het recht op een bedrijfswagen verloren gaat bij een overstap naar een deeltijdse tewerkstelling (bijvoorbeeld van zodra de werknemer minder dan 80% van een voltijdse werknemer werkt);
    Vanaf de eerste dag van de maand waarin de werknemer door de deeltijdse tewerkstelling geen recht meer zou hebben op een bedrijfswagen, stopt de toekenning van het mobiliteitsbudget.

  • het recht op een bedrijfswagen behouden blijft bij overstap naar een deeltijdse tewerkstelling, mits betaling van een eigen bijdrage.
    De werkgever kan in deze situatie het mobiliteitsbudget verminderen in functie van de eigen bijdrage die zou moeten worden betaald.
    Belangrijk hierbij is dat de werkgever deze mogelijkheid bij de invoering van het mobiliteitsbudget uitdrukkelijk heeft opgenomen in het aanbod aan alle werknemers.

5. Welke invloed heeft een wijziging van het bedrijfswagenbeleid?

Het mobiliteitsbudget wordt vastgesteld op het ogenblik van:

  • de inlevering van de bedrijfswagen;
  • of de instap in het systeem voor wie al voldoende lang recht heeft op een bedrijfswagen maar dat recht niet heeft uitgeoefend.

 

Het wordt enkel herzien naar aanleiding van een functieverandering of een promotie of demotie, waardoor de werknemer terecht komt in een functiecategorie waaraan een wagen van een hogere of lagere categorie verbonden is.

 

Wanneer de werkgever zijn bedrijfswagenbeleid aanpast, heeft dit dus geen impact op het mobiliteitsbudget voor de werknemers die al in het systeem zitten. Dit geldt zolang zij niet van functiecategorie wijzigen.

 

Wie nieuw instapt in het systeem (bijvoorbeeld door aanwerving of na afloop van de wachttermijnen) ondervindt wel de gevolgen van het nieuwe bedrijfswagenbeleid.

De werkgever legt het mobiliteitsbudget vast in functie van de bedrijfswagens die hij op dat ogenblik volgens het nieuwe bedrijfswagenbeleid aanbiedt.

 

In dit kader is de datum van de aanvraag van het mobiliteitsbudget door de werknemer relevant.

Gebeurt de aanvraag vóór de wijziging van het bedrijfswagenbeleid, dan blijven de oude regels van toepassing. Situeert de aanvraag zich nà de wijziging, dan ondervindt men onmiddellijk de gevolgen ervan.

6. Heeft de verhuis van de onderneming of werknemer een invloed?

De verhuis van de onderneming of van de werknemer heeft geen impact op het bedrag van het mobiliteitsbudget.

 

Het mobiliteitsbudget is immers vastgesteld op het ogenblik van de inlevering van de bedrijfswagen en wijzigt enkel onder invloed van een functiewijziging of bevordering.

 

Een verhuis kan uiteraard wel de bestedingsmogelijkheden binnen de 2e pijler (duurzame mobiliteit) beïnvloeden.

Meer bepaald voor wat de financiering van huisvestingskosten betreft.

 

Wanneer de woon-werkafstand door een verhuis buiten (of binnen) de straal van 5 km valt, zal het gebruik van het mobiliteitsbudget voor de financiering van huurgelden en interesten van hypothecaire leningen respectievelijk vervallen of net mogelijk worden.

7. Strikt verbod op cumul (para)fiscale vrijstellingen woon-werkverkeer met mobiliteitsbudget: uitzonderingen op de regel

Principe

Wanneer de werknemer een mobiliteitsbudget ontvangt, kan hij niet meer genieten van een vrijgestelde:

  • werkgeverstussenkomst inzake:
    • openbaar vervoer;
    • georganiseerd gemeenschappelijk vervoer;
  • bedrijfsfiets (bij daadwerkelijk gebruik woon-werk);
  • fietsvergoeding voor de getrapte woon-werkkilometers.

 

Uitzondering

Een uitzondering op deze regel geldt echter voor wie (het recht op) de bedrijfswagen al minstens 3 maanden voor de aanvraag van het mobiliteitsbudget combineerde met één (of meerdere) van deze vrijstellingen.

 

Enkel indien zelfde combinatie

Van belang is hier dat men van dezelfde combinatie als voorheen blijft genieten.

 

Voorbeeld

Zo kan de terugbetaling van een treinabonnement in combinatie met het mobiliteitsbudget toch voor het volledige bedrag sociaal en fiscaal vrijgesteld blijven als de werknemer voorheen ook het voordeel van of het recht op een bedrijfswagen had verkregen en tegelijkertijd, gedurende minstens 3 maanden voorafgaand aan de aanvraag van het mobiliteitsbudget, de terugbetaling van een treinabonnement ontving.

 

Tegenvoorbeeld

Die vrijstelling voor het treinabonnement geldt echter niet wanneer de werknemer voordien bijvoorbeeld enkel het voordeel van een bedrijfswagen en een bedrijfsfiets genoot.

 

Opmerking

Wie het voordeel van de bedrijfswagen al voldoende lang genoot samen met een vrijgestelde fietsvergoeding (om 2 dagen per week met de fiets naar het werk te rijden), kan deze gunstige cumul verderzetten met het mobiliteitsbudget.

 

Men kan dit ook uitbreiden, door bijvoorbeeld na instap in het mobiliteitsbudget niet twee maar alle werkdagen van de week met de fiets te pendelen.

 

Deze uitbreiding brengt de vrijstellingen van fietsvergoeding en mobiliteitsbudget niet in het gedrang.

8. CO2-uitstoot milieuvriendelijke wagen: datum en norm?

De wagen die men kiest binnen de eerste pijler moet door de werkgever ter beschikking gesteld worden en milieuvriendelijk zijn.

 

Voorwaarden milieuvriendelijke wagen

 

Milieuvriendelijke wagens zijn:

  • elektrische wagens;

  • wagens die beantwoorden aan alle volgende voorwaarden:

    • een CO2-uitstoot van max. 95 gr/km voor wie vanaf 2021 in het systeem van het mobiliteitsbudget stapt.
      Tijdens een overgangsperiode geldt een maximale CO2-uitstoot van:

      • 105 gr/km voor wie instapt in 2019;

      • 100 gr/km voor wie instapt in 2020.

    • de emissienorm voor luchtverontreinigende stoffen moet ten minste overeenstemmen met de geldende norm voor nieuwe voertuigen of met een latere norm;
      Deze voorwaarde geldt niet voor eindereeksen. Dit zijn nieuwe voertuigen die men niet meer produceert maar die nog wel in voorraad zijn bij de fabrikant of de verdelers.

    • wanneer het een oplaadbare hybride wagen betreft, moet de energiecapaciteit van de elektrische batterij minstens gelijk zijn aan 0,5 kWh per 100 kg wagengewicht;

    • op bovenvermelde drie criteria moet de gekozen wagen minstens even goed scoren als de wagen die men inruilde voor het mobiliteitsbudget.
      Deze voorwaarde geldt niet wanneer de werknemer zijn mobiliteitsbudget verkrijgt op basis van zijn recht op een bedrijfswagen.

 

Datum ondertekening bestelbon of contract

 

De normen waaraan de milieuvriendelijke wagen moet voldoen, wijzigen doorheen de tijd.

 

Het is dan ook van belang om te weten op welke datum die normen moeten worden beoordeeld.

In dit kader is de datum van de ondertekende bestelbon of het afgesloten leasingscontract relevant.

 

NEDC of WLTP

Wagens die vanaf 1 september 2018 nieuw ingeschreven worden, hebben een dubbele vermelding van de CO2-uitstoot op het gelijkvormigheidsattest. Meer bepaald de CO2-uitstoot volgens de nieuwe meetmethode WLTP en volgens de NEDC-cyclus (NEDC 2.0).

 

Voor wagens met twee CO2-uitstootgehaltes (WLTP en NEDC), mag men tot en met 31 december 2020 rekening houden met de NEDC-waarde voor de vaststelling van de CO2-uitstoot.

 

Deze staat vermeld in de tabel (code 49.1) van het gelijkvormigheidsattest van het voertuig:

  • “gewogen, gecombineerde” CO2-waarde voor elektrisch oplaadbare voertuigen;
  • “gecombineerde” CO2-waarde voor andere aandrijvingen.

Oeps,

Onze excuses, er is iets fout gelopen.

Probeert u het later eens opnieuw.

Was deze informatie nuttig voor u?

Ja Nee

Welke van de volgende beschrijft jouw feedback het best?






Jouw feedback

De versie van de browser die U gebruikt is niet optimaal voor deze website. De meeste functies zullen niet goed werken. De versie die u gebruikt wordt ook niet meer ondersteund door Microsoft en hierdoor loopt u security risico’s. Om de veiligheid en privacy van uw data te kunnen blijven garanderen, raden wij aan om zo snel mogelijk naar Internet Explorer 11 te upgraden of de laatste versie van een andere browser te gebruiken.