Voorrangsregels deeltijdse werknemers
Elke deeltijdse werknemer kan 'bij voorrang' aanspraak maken op een gepaste openstaande voltijdse of deeltijdse job die hem bijkomende arbeidsuren oplevert. De voorrang speelt wel enkel als de werknemer de vraag schriftelijk stelt aan zijn werkgever.
Vanaf 1 april 2019 liggen de extra verplichtingen voor de werkgever als gevolg van zo'n aanvraag veel concreter vast en wordt controle makkelijker.
Binnen de groep van deeltijdse werknemers, moet de werkgever voortaan bijzondere aandacht besteden aan de deeltijdse werknemers met recht op een inkomensgarantie-uitkering (IGU). Een werkgever die bijkomende uren niet bij voorrang toekent aan deze deeltijders, riskeert immers een responsabiliseringsbijdrage.
Meldingsplicht aan RVA via ASR
Met het oog op controle van deeltijdse werknemers met recht op IGU, moet de werkgever in de ASR-aangiftes volgende extra meldingen geven voor deze deeltijders:
- bij de aanvang van deeltijdse arbeid de melding of de werknemer een aanvraag voor een voltijdse gepaste betrekking deed of niet;
- in de maandelijkse aangifte de melding of de werknemer in de loop van de maand weigerde om in te gaan op een aangeboden voltijdse of deeltijdse betrekking.
Nieuwe responsabiliseringsbijdrage
Werkgevers die vanaf nu de voorrangsregels en hun verplichtingen niet naleven ten aanzien van hun deeltijdse werknemers die effectief IGU ontvangen, kunnen vanaf 1 april 2020 een responsabiliseringsbijdrage opgelegd krijgen.
De nieuwe patronale bijdrage bedraagt 25 euro per maand (waarin de werkgever zijn verplichtingen niet naleeft) en per deeltijdse werknemer die effectief een IGU ontving. De bijdrage kan enkel toegepast worden voor arbeidsovereenkomsten gesloten vanaf 1 januari 2018.
Vrijstellingen
De nieuwe bijdrage zal niet blind toegepast worden. In een aantal vrijstellingssituaties is geen bijdrage verschuldigd. De werkgever zal dit wel moeten aantonen.
Merk op!
Hoewel de voorrangsregels gelden voor 'alle' deeltijdse werknemers die bijkomend werk vragen aan hun werkgever, moet een werkgever de bijdrage alleen betalen als hij de regels niet naleeft voor een deeltijdse werknemer die bovenop zijn loon een uitkering krijgt van de RVA.
Samenwerking RVA, RSZ en Sociale Inspectie
RVA, RSZ en Inspectie wisselen in de toekomst elektronisch gegevens uit om na te gaan of werkgevers bijkomende uren beschikbaar hadden en zij hun verplichtingen ten aanzien van hun deeltijders mét recht op IGU nagekomen zijn.
De Algemene directie Toezicht Sociale Wetten zal controles uitvoeren op het terrein en de gegrondheid van de verantwoording van werkgevers onderzoeken.
Uitgesloten werknemers
De voorrangsregeling én de bijdrage zijn niet van toepassing op deeltijdse werknemers die werken:
- in de publieke sector (niet onder de cao-wet ressorteren);
- met een arbeidsovereenkomst voor uitzendarbeid;
- met een arbeidsovereenkomst voor dienstencheques;
- als gelegenheidswerknemer.
Inwerkingtreding
De werkgever dient de nieuwe regels strikt gezien na te leven met terugwerkende kracht vanaf 1 april 2019. De nieuwe wetgeving werd echter pas op 15 mei 2019 bekendgemaakt in het Staatsblad.
De ASR-aangiftes voor de onvrijwillig deeltijders zijn nog niet aangepast aan de nieuwe meldingsplichten van de werkgever. Bijgevolg kunnen de nieuwe meldingen in de praktijk ook nog niet gebeuren. Ten vroegste in de loop van het derde kwartaal 2019 kunnen de aanpassingen operationeel zijn.
De responsabiliseringsbijdrage voor de werkgever kan ten vroegste verschuldigd zijn vanaf 1 april 2020 en zal enkel betrekking hebben op arbeidsovereenkomsten gesloten vanaf 1 januari 2018.
De eerste effectieve inning van de nieuwe bijdrage verwachten we echter ten vroegste eind 2020 of begin 2021 omwille van het tijdstip waarop de noodzakelijke vaststellingen inzake arbeidsvolume pas kunnen gebeuren.
Wat betekent dit voor de werkgever?
Werkgevers die deeltijdse werknemers tewerkstellen die een aanvraag voor een voltijdse tewerkstelling en/of bijkomende uren hebben gedaan, dienen vanaf nu de voorrangsregels en concrete procedureregels voor deeltijdse werknemers te respecteren.
Werkgevers die ook deeltijdse werknemers met een IGU tewerkstellen (lees: ASR-aangiftes werkloosheid scenario 6 opmaken) moeten zich zo snel mogelijk voorbereiden en de strikte regels nakomen om de bijkomende RSZ-bijdrage te vermijden.
Volgende actiepunten zijn nodig:
- nagaan voor alle deeltijdse werknemers in de onderneming of zij een schriftelijke aanvraag voor bijkomend werk deden;
Dit is normaal gezien wel gebeurd door deeltijders met recht op IGU.
- in kaart brengen welke deeltijdse werknemers met recht op een IGU werken in de onderneming, waar ze tewerkgesteld worden, wat hun functie, kwalificaties en hun actueel werkregime zijn, enz;
In het licht van de nieuwe sanctiebijdrage kan de werkgever zich beperken tot arbeidsovereenkomsten gesloten vanaf 1 januari 2018.
- uitwerken van een duidelijke procedure of stappenplan om openstaande vacatures op correcte wijze intern aan te bieden aan de deeltijders die bij voorrang in aanmerking komen voor de functie;
- correct aanbieden en bij voorrang toekennen van vacatures of bijkomende uren in de onderneming waarvoor een deeltijdse werknemer met een IGU in aanmerking komt;
- zorgen voor passende en voldoende verantwoording in voorbereiding op eventuele latere vragen van RSZ.
Dit is nodig wanneer een vacature of bijkomende uren toch niet toegekend worden aan een deeltijdse werknemer met IGU, met recht op voorrang.
Wat doet SD Worx?
Onze consultants beschikken over de expertise en ervaring om u te begeleiden bij de stappen die u moet ondernemen om de regels te respecteren en de sanctie te vermijden. Aarzel niet om hen te contacteren via legalconsulting@sdworx.com of Kmoconsultancy@sdworx.com.
Klanten van SD Worx zullen verder bericht ontvangen over de nieuwe mededelingen die op termijn op de ASR-aangiftes moeten gebeuren.
Wat betekent dit voor de publieke sector?
De meeste werkgevers uit de publieke sector vallen niet onder de nieuwe maatregelen.
Die gelden enkel voor werknemers die onder de cao-wet vallen. Dit zijn onder meer ook de openbare vervoersmaatschappijen, de openbare kredietinstellingen, huisvestingsmaatschappijen, VITO.
Context
Voorrangsregels deeltijdse werknemers
Elke deeltijdse werknemer kan bij voorrang bij zijn werkgever een gepaste openstaande job opeisen die hem een hoger aantal arbeidsuren oplevert. De werknemer moet dit schriftelijk vragen. Dergelijke aanvraag brengt extra verplichtingen mee voor de werkgever (o.a. schriftelijke meldingsplicht van vacatures) en een voorrangsrecht voor de deeltijdse werknemer.
Dit recht en de verplichtingen voor de werkgever zijn niet nieuw, maar kregen in het verleden weinig aandacht omdat er geen concrete regels vastgelegd waren en er weinig controle op gebeurde.
Vanaf 1 april 2019 is de procedure voor de werkgever veel concreter vastgelegd. Controle zal makkelijker worden.
De werkgever die dergelijke aanvraag ontvangt van één van zijn deeltijders, kan zich best voorbereiden. Bij toekomstige vacatures in de onderneming is eventueel een expliciet aanbod en opvolging nodig als het gaat om dezelfde functie als de werknemer doet en hij de vereiste kwalificaties bezit.
Bijzondere aandacht voor deeltijders met IGU
Binnen de groep van deeltijdse werknemers, moet de werkgever bijzondere aandacht besteden aan de deeltijdse werknemers met recht op een inkomensgarantie-uitkering (IGU). Omwille van hun statuut van 'onvrijwillig deeltijds met behoud van rechten mét recht op IGU' hebben deze deeltijders normaal gezien een voorrangsaanvraag voor een voltijdse betrekking ingediend bij hun werkgever. Het is immers één van de voorwaarden voor hun recht op uitkeringen.
Een werkgever die bijkomende uren niet bij voorrang toekent aan deze specifieke deeltijders riskeert in de toekomst (vanaf 2e kwartaal 2020) een responsabiliseringsbijdrage. Het besluit van 2 mei 2019, dat retroactief in werking treedt vanaf 1 april 2019, legt de regels vast.
Werkgevers dienen wel vanaf nu hun verplichtingen zo strikt mogelijk na te komen om een sanctie in de toekomst te vermijden.
Omslachtige controle / zware administratieve last werkgever
Het besluit van 2 mei 2019 organiseert een omslachtig en loodzwaar controleproces dat voorafgaat aan de heffing van de bijdrage. De vaststelling dat de werkgever een bijdrage verschuldigd is over een periode, gebeurt pas lange tijd nadien.
RVA, RSZ en Inspectie sociale wetten moeten nieuwe gegevensstromen organiseren om hen toe te laten de werkgevers te detecteren die de voorrangsplicht klaarblijkelijk niet naleven voor hun onvrijwillig deeltijders met werkloosheidsuitkeringen.
De werkgevers - die onvrijwillig deeltijders mét werkloosheidsuitkeringen tewerkstellen - kunnen bij stijging van hun arbeidsvolume geconfronteerd worden met vragen naar gedetailleerde verantwoording over de toekenning van die bijkomende arbeidsuren.
Dit betekent voor de betrokken werkgevers een aanzienlijke bijkomende administratieve opdracht.
Zwaardere rol door meldingsplichten
De werkgever krijgt een zwaardere rol in de controle van zijn onvrijwillig deeltijdse werknemers.
Met het oog op controle van deeltijdse werknemers met recht op IGU, moet de werkgever in de ASR-aangiftes volgende extra meldingen geven voor deze deeltijders:
- bij de aanvang van deeltijdse arbeid de melding of de werknemer een aanvraag voor een voltijdse gepaste betrekking deed of niet;
- in de maandelijkse aangifte de melding of de werknemer in de loop van de maand weigerde om in te gaan op een aangeboden voltijdse of deeltijdse betrekking.
De verklaringen die de werkgever via de ASR's doet, kunnen in de toekomst meespelen in de opvolging, controle en eventuele sanctionering door RVA en inspectie van de onvrijwillig deeltijdse werknemer met recht op IGU.
De beoordeling van het behoud of de toekenning van het statuut en van het recht op uitkeringen blijft uiteraard de bevoegdheid van RVA.
De werkgever is verantwoordelijk voor de correctheid van zijn verklaringen.
Juridische inhoud
1. Voorrangsregels deeltijdse werknemers: procedure
Voorrang
Elke deeltijdse werknemer heeft voorrang om een vrije dienstbetrekking bij zijn werkgever te krijgen als hij dit schriftelijk aanvraagt.
De voorrang geldt voor:
- een voltijdse functie of
- een, eventueel bijkomende, deeltijdse functie waardoor de deeltijder meer uren kan werken in vergelijking met zijn bestaande contract.
Let op! Als de deeltijdse werknemer geen aanvraag deed voor bijkomend werk is er geen voorrang en ook geen procedure voor de werkgever.
Stap 1. Aanvraag (werknemer)
De deeltijdse werknemer moet een uitdrukkelijke schriftelijke aanvraag doen bij zijn werkgever om recht op voorrang te kunnen laten gelden. De aanvraag van de werknemer brengt volgende concrete verplichtingen mee voor de werkgever.
Stap 2. Ontvangstbevestiging (werkgever)
De werkgever moet aan de werknemer schriftelijk de ontvangst van de aanvraag bevestigen. Bovendien meldt de werkgever in de ontvangstbevestiging uitdrukkelijk dat hij vanaf nu de gepaste vacatures zal meedelen (zie stap 3).
Bewaarplicht werkgever voor:
- de aanvraag van de werknemer;
- een kopie van de verstuurde ontvangstbevestiging.
Stap 3. Vacature(s) meedelen (werkgever)
De werkgever moet in opvolging van de aanvraag, aan de deeltijdse werknemer alle voltijdse en deeltijdse gepaste vacatures schriftelijk meedelen.
Welke vacatures?
De werkgever is enkel verplicht vacatures mee te delen die tegelijkertijd aan bepaalde voorwaarden voldoen.
Het gaat meer bepaald om vacatures:
- voor dezelfde functie als de werknemer reeds uitoefent;
- waarvoor de werknemer de vereiste kwalificaties bezit;
- die het aantal uren van de deeltijdse werknemer - in vergelijking met zijn bestaande contract - verhogen voor een ononderbroken periode van tenminste een maand of voor onbepaalde tijd.
Het mag een functie zijn die leidt tot:
- een aanpassing van de bestaande arbeidsovereenkomst of
- de vervanging van de bestaande arbeidsovereenkomst door een nieuwe.
Wanneer?
De werkgever moet de vacature aan de betrokken werknemer meedelen binnen de maand. De termijn begint te lopen de dag na de dag waarop de vacature vrijkomt en wordt berekend van datum tot datum.
Hoe?
De werkgever mag de vacature meedelen:
- ofwel via (eventueel elektronische) aangetekende zending;
- ofwel door (elektronische) overhandiging met ontvangstbewijs.
Wat?
De mededeling bevat minstens:
- een beschrijving van de functie;
- de duur van de overeenkomst;
- het aantal uren en het werkrooster;
- de plaats van tewerkstelling;
- de termijn waarbinnen de werknemer moet laten weten of hij de job al dan niet aanvaardt. De werknemer krijgt hiervoor minstens een week en maximaal een maand.
Bewaarplicht werkgever
De werkgever moet een afschrift van deze mededeling bewaren gedurende zeven jaar. Dit kan op papier of elektronisch.
Stap 4. Al dan niet aanvaarding van de job (werknemer)
De werknemer moet aan de werkgever melden of hij het aangeboden werk al dan niet aanvaardt. Hij krijgt hiervoor, naargelang de keuze van de werkgever, minstens een week en maximum een maand.
Het is niet bepaald in welke vorm de werknemer zijn weigering of instemming moet meedelen. Gelet op eventuele bewijsproblemen, doet ook de werknemer er goed aan om dit via aangetekende zending of afgifte van een geschrift met ontvangstbevestiging te doen.
Stap 5. Toekennen van de job (werkgever)
Indien de werknemer laat weten dat hij de aangeboden functie wenst, is de werkgever verplicht om deze ook effectief aan hem toe te kennen.
2. Meldingen aan RVA via ASR
De werkgever dient in de nabije toekomst - met het oog op controle van de werknemer - bijkomende meldingen te doen op de ASR-aangiftes voor zijn deeltijdse werknemers met recht op een IGU.
Het gaat om werknemers die het statuut van deeltijdse werknemer met behoud van rechten hebben én een recht op inkomensgarantie-uitkering (IGU) genieten. Deze IGU kan de deeltijdse werknemer onder bepaalde voorwaarden van de RVA ontvangen bovenop zijn nettoloon uit arbeid.
Eén van de voorwaarden is dat de deeltijdse werknemer een verzoek moet indienen bij zijn werkgever om een vrijgekomen voltijdse betrekking te verkijgen in zoverre hij voldoet aan de vereiste kwalificaties en hij de voorgestelde uurregeling aanvaardt. (In toepassing van artikel 4 van de cao nr. 35).
De werkgever moet voor deze werknemers elektronisch de aanvang van de deeltijdse tewerkstelling meedelen aan de RVA. Vervolgens doet de werkgever maandelijks aangifte van de geleverde prestaties en het verdiende loon. De RVA bepaalt het bedrag van de IGU op basis van de maandelijkse gegevens.
Melding aanvraag op ASR werkloosheid scenario 3
Binnenkort dient de werkgever op de aangifte van aanvang van deeltijdse arbeid (ASR werkloosheid scenario 3) aan te duiden of de werknemer een aanvraag heeft ingediend om een voltijdse betrekking in de onderneming te verkrijgen of niet.
De aanpassing van de elektronische aangifte is nog in voorbereiding. Het staat nog niet vast vanaf wanneer deze melding effectief kan en moet gebeuren.
Melding weigering op ASR werkloosheid scenario 6
De werkgever is wettelijk verplicht een weigering van bijkomend werk van een deeltijder te melden aan de RVA. Deze verplichting geldt, indien de deeltijder werkloosheidsuitkeringen geniet voor de uren waarop hij gewoonlijk niet werkt.
Deze meldingsplicht voor de werkgever bestaat al heel lang, maar bleef in de praktijk dode letter. De concrete regels voor de melding - binnen welke termijn en op welke wijze - werden nooit vastgelegd. Hier brengt het besluit van 2 mei 2019 verandering in.
De werkgever moet op de maandelijkse prestatiestaat (ASR werkloosheid scenario 6) melden dat de werknemer niet is ingegaan op een aangeboden voltijdse of deeltijdse betrekking in de onderneming in dezelfde functie en waarvoor hij de vereiste kwalificaties bezit. De melding moet gebeuren op de maandelijkse aangifte van de maand waarin de werknemer weigerde.
Deze nieuwe meldingsplicht geldt in principe vanaf 1 april 2019.
De aanpassing van de elektronische aangifte is nog in voorbereiding. Het staat nog niet vast vanaf wanneer deze melding ook effectief kan en moet gebeuren.
3. Responsabiliseringsbijdrage
Werkgevers die vanaf 1 april 2019 de voorrangsregels en hun verplichtingen niet naleven ten aanzien van hun deeltijdse werknemers met een IGU, kunnen vanaf 1 april 2020 een responsabiliseringsbijdrage opgelegd krijgen.
1. Voor wie?
De werkgever loopt alleen een risico, indien hij de beschikbare bijkomende uren/voltijdse functie niet bij voorrang toekent aan een deeltijdse werknemer die effectief een IGU geniet.
Bovendien is de bijdrage niet verschuldigd voor deeltijders die hij tewerkstelt:
- in de publieke sector en niet onder de cao-wet ressorteren;
- met een arbeidsovereenkomst voor uitzendarbeid;
- met een arbeidsovereenkomst voor dienstencheque;
- als gelegenheidswerknemer.
Deeltijdse werknemers bij overheidswerkgevers die wel onder de cao-wet vallen zoals openbare vervoersmaatschappijen, openbare kredietinstellingen, huisvestingsmaatschappijen, VITO, komen wel in aanmerking.
Tenslotte komen enkel de werknemers in het vizier van wie de arbeidsovereenkomst een aanvang nam vanaf 1 januari 2018.
2. Bedrag
De bijdrage bedraagt 25 euro per maand waarin de werkgever zijn verplichtingen niet naleeft. De werkgever moet deze bijdrage betalen per deeltijdse werknemer die hij tewerkstelt en die 'effectief' een IGU ontvangen heeft.
De bijdrage is telkens voor een volledig kwartaal verschuldigd en wordt berekend en geïnd door RSZ.
3. Vanaf wanneer?
De werkgever zal de bijdrage moeten betalen vanaf het kwartaal X dat volgt op de vier kwartalen (X-1 tot X-4) waarin vastgesteld werd dat:
- tenminste één bijkomend uur beschikbaar was;
- én geen enkele deeltijdse werknemer mét IGU dat uur(of die uren) bij voorrang toegekend kreeg.
Dit wordt afgeleid uit de vaststelling dat er geen stijging is van de contractuele gemiddelde wekelijkse arbeidsduur Q van die betrokken deeltijder(s).
De bijdrage kan pas voor het eerst verschuldigd zijn vanaf het tweede kwartaal van 2020, dus ten vroegste vanaf 1 april 2020.
Concreet betekent dit dat een overtreding van de regels, in de periode van 1 april 2019 tot 31 maart 2020, aanleiding kan geven tot een bijdrage vanaf het tweede kwartaal 2020.
Let wel op!
De effectieve heffing en inning van de bijdrage zal pas veel later kunnen gebeuren. Omdat de noodzakelijke vaststellingen pas veel later mogelijk zijn. De beoordeling van het arbeidsvolume gebeurt immers pas zeven maanden na de datum van de oorspronkelijke aangifte van het kwartaal. Pas dan worden de gegevens als stabiel beschouwd.
4. Tot wanneer?
De bijdrage is niet meer verschuldigd vanaf:
- het kwartaal waarin de werkgever alle bijkomende uren die hij beschikbaar heeft toekent aan één of meerdere deeltijdse werknemers met een IGU;
- het kwartaal dat volgt op 4 kwartalen waarin de werkgever de bijdrage betaalde en er geen enkel bijkomend uur beschikbaar was in die 4 kwartalen.
Voorbeeld 1
De werkgever betaalt de responsabiliseringsbijdrage vanaf 1 januari 2021 tot en met 30 september 2021. In het vierde kwartaal 2021 kent de werkgever alle beschikbare bijkomende uren toe aan een werknemer met een IGU. De werkgever betaalt vanaf het 4e kwartaal 2021 geen responsabiliseringsbijdrage meer.
Voorbeeld 2
De werkgever betaalde de responsabiliseringsbijdrage, vanaf 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021, maar had in heel 2021 geen bijkomend werk. Vanaf 1 januari 2022 moet de werkgever de bijdrage niet meer betalen
5. Vrijstellingen
In sommige gevallen zal een werkgever de bijdragetoch niet moeten betalen, hoewel hij bijkomende uren beschikbaar heeft en deze niet toekent aan een werknemer met een IGU in de onderneming.
Situaties waarin de responsibiliseringsbijdrage niet verschuldigd is:
- de werkgever heeft gedurende een jaar, te rekenen vanaf de eerste aanvraag om bijkomend werk van de deeltijdse werknemer met een IGU, geen bijkomende uren beschikbaar in de onderneming;
Voorbeeld
De arbeidsovereenkomst van een deeltijdse werknemer met een IGU start op 1 april 2019. De wernemer deed op dezelfde dag een aanvraag tot bijkomende uren.
In juli 2020 (kwartaal x-4) kent de werkgever bijkomende beschikbare uren waarvoor de werknemer met een IGU in aanmerking komt toe aan een andere werknemer. De werkgever zal vanaf juli 2021 (kwartaal x) de responsabiliseringsbijdrage niet verschuldigd zijn voor deze werknemer omdat gedurende een jaar vanaf de eerste aanvraag van die werknemer geen bijkomende uren beschikbaar waren.
- de werkgever moest het bijkomend werk niet meedelen of toekennen, omdat dit het aantal uren van de deeltijdse werknemer niet zou verhogen voor een ononderbroken periode van tenminste een maand of voor onbepaalde tijd (zie de vacatures die de werkgever moet aanbieden bij stap 3);
- de werkgever moest het bijkomend werk niet meedelen of toekennen, omdat het niet ging om dezelfde functie als die van de werknemer met een IGU of deze hiervoor niet de vereiste kwalificaties had (zie de verplicht aan te bieden vacatures);
- het ging om bijkomend werk dat prestaties veronderstelde op uren waarop de betrokken werknemer met een IGU al werkt;
- het ging om bijkomend werk in een andere vestigingseenheid dan de eenheid waar de betrokken deeltijder werkt;
- de werkgever kan aantonen dat hij aan de betrokken werknemer al het beschikbare (gepaste) bijkomende werk heeft aangeboden zoals voorgeschreven en de werknemer ging hier toch niet op in.
Deze laatste vrijstelling zorgt ervoor dat de werkgever die al zijn voorgeschreven verplichtingen trouw nakomt en dit later ook kan bewijzen aan de hand van bewaarde documenten, ten onrechte zou betalen. Werknemers beslissen immers vrij of zij wensen in te gaan op aangeboden vacatures of bijkomende uren.
Merk op!
De vrijstellingsgronden voor de bijdrage hierboven onder punt 4 en 5 zijn geen redenen voor de werkgever om een openstaande vacature of bijkomende uren niet te hoeven aanbieden aan zijn deeltijder die erom gevraagd heeft. Het gaat enkel om situaties waarin de werkgever de bijdrage voor de werknemer niet verschuldigd is als de werkgever het bewijs kan leveren.
Inning en berekening
De RSZ berekent en int de bijdrage nadat de nodige vaststellingen zijn gebeurd op basis van de gegevens gekend bij de RVA en de RSZ (vanuit DMFA).
De werkgever krijgt de kans bij de cijfermatige vaststellingen die tot een heffing kunnen leiden (gestegen arbeidsvolume maar niet-verhoogde Q's voor de deeltijders met IGU) zijn verantwoording te geven.
Het is erg belangrijk dat de werkgever telkens een sluitende verklaring voor handen heeft om zoveel mogelijk de vrijstellingen te kunnen benutten.
Dit vraagt bij de werkgever of HR-afdeling een hele administratieve opvolging.
De sociaal inspecteurs zullen op het terrein controles doen op basis van de werkgeversgegevens die ze ontvangen van de RSZ en nagaan of de opgegeven verantwoordingen kunnen kloppen.
4. Samenwerking RSZ, RVA en Toezicht sociale wetten
De RSZ en de RVA zullen per kwartaal elektronisch gegevens uitwisselen over de werkgevers die onvrijwillig deeltijders met behoud van rechten tewerkstellen. De uitwisseling is nodig voor de controle en inning van de responsabiliseringsbijdrage.
De RSZ zal op basis van de gegevens van de RVA een selectie/lijst opmaken van werkgevers die gelijktijdig voldoen aan drie voorwaarden:
- ze stellen deeltijdse werknemers te werk die effectief een IGU genieten;
- het arbeidsvolume (van de werkgever op basis van mu-globaal) is gestegen in het lopend kwartaal T in vergelijking met het gemiddelde arbeidsvolume van de voorgaande vier kwartalen (T-1 tot T-4);
- de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur Q van geen enkele van die werknemers die een IGU genoten, is verhoogd met minstens een uur in de loop van kwartaal T-1 tot T-4.
De op deze manier geselecteerde werkgevers zullen zich bij de RSZ moeten verantwoorden voor deze situatie. Zij worden aangeschreven door de RSZ en dienen binnen de maand verantwoording te bezorgen.
Vervolgens zal de RSZ de dienst Toezicht Sociale Wetten informeren over:
- de werkgevers die niet tijdig een verantwoording bezorgden;
- de ontvangen verantwoordingen;
- de betrokken deeltijdse werknemers die een IGU genoten.
De sociale inspecteurs moeten de nodige controles doen en nagaan of de verantwoording die de werkgevers gaven overeenstemt met de werkelijkheid.
Merk op!
De beoordeling van het arbeidsvolume gebeurt pas zeven maanden na de datum van de oorspronkelijke aangifte, omdat de gegevens dan pas als stabiel beschouwd worden.
Dit betekent dat de berekening en inning van de responsabiliseringsbijdrage zeer lang op zich zal laten wachten.
Voorbeeld 2e kwartaal 2020
Om te beoordelen of een bijdrage moet betaald worden in het 2e kwartaal 2020 (=kwartaal T) zijn vaststellingen nodig over de 4 kwartalen T-4 tot T-1.
De datum van de oorspronkelijke aangiftedatum van het 1e kwartaal 2020 is 30 april 2020.
Dit betekent dat pas vanaf 30 november 2020 de gegevens over dit kwartaal stabiel zijn en voor de berekening van het arbeidsvolume kunnen gebruikt worden.
Dus ten vroegste eind 2020 kan de RSZ aan de slag om werkgevers te selecteren.
De heffing en inning van de verschuldigde bijdrage zal dan wellicht vanaf 2021 effectief kunnen gebeuren.