De inzetbaarheidsbevorderende maatregelen, zoals aangepast door de Arbeidsdeal en van toepassing sinds 1 januari 2023, blijken in de praktijk moeilijk toepasbaar.
Daarom komt er nu opnieuw een bijsturing aan de regeling.
Inzetbaarheidsbevorderende maatregelen vandaag
De inzetbaarheidsbevorderende maatregelen zijn bedoeld voor ontslagen werknemers, die recht hebben op een opzeggingstermijn of -vergoeding van minstens 30 weken.
Tijdens de opzeggingstermijn mag de werknemer afwezig zijn met loonbehoud om inzetbaarheidsbevorderende maatregelen te volgen. Hij kan dat vanaf de aanvang van de opzeggingstermijn.
Wie ontslagen is met een opzeggingsvergoeding moet zich ter beschikking houden om de maatregelen te volgen.
De werkgeversbijdragen op het laatste deel van de opzeggingstermijn of -vergoeding dat 2/3 (met een minimum van 26 weken) ervan overschrijdt, dienen voor de financiering van de inzetbaarheidsmaatregelen. Om die reden stort RSZ deze werkgeversbijdragen door aan de RVA.
De ontslagen werknemer kan zich op die maatregelen beroepen ter waarde van deze werkgeversbijdragen. Die waarde kan bijgevolg maximaal overeenstemmen met de patronale bijdragen op 1/3 van de opzeggingstermijn of-vergoeding.
De maatregel houdt dus geen meerkost in voor de werkgever.
Wat inzetbaarheidsbevorderende maatregelen inhouden, is niet nader bepaald.
Bijsturingen
Om een aantal praktische uitvoeringsproblemen op te lossen krijgen we binnenkort een aantal bijsturingen aan de regeling. De aanpassingen hebben betrekking op:
de waarde van de inzetbaarheidsbevorderende maatregelen.
De waarde van de inzetbaarheidsbevorderende maatregelen voor elke individuele werknemer zal niet meer afhankelijk zijn van de patronale bijdragen op het laatste deel van de opzeggings-of vergoeding. Elke werknemer die in aanmerking komt voor inzetbaarheidsbevordende maatregelen zal er aanspraak op kunnen maken ter waarde van 1.800 euro. We krijgen een forfaitair budget dat voor iedereen gelijk is, ongeacht de hoogte van de patronale bijdragen.
het begrip inzetbaarheidsbevorderende maatregelen.
Het begrip krijgt een concretere invulling.
de doelgroep.
Werknemers in een transitietraject hebben geen recht op afwezigheid met loonbehoud om de maatregelen te volgen. Zij hebben wel recht op het budget van 1.800 euro.
Werknemers, ontslagen in het kader van een herstructurering, hebben geen recht op inzetbaarheidsbevorderende maatregelen. Zij kunnen geen aanspraak maken op het budget van 1.800 euro.
de aanvraag van het budget bij de RVA
De werknemer die gebruik wenst te maken van het budget voor inzetbaarheidsbevorderende maatregelen, dient hiervoor een aanvraag in bij de RVA. De RVA zal een terugbetaling verrichten in zoverre de gevolgde maatregelen aan de gestelde voorwaarden voldoen.
De modaliteiten en voorwaarden moeten nog verder uitgewerkt worden bij KB.
Wie initieel het bedrag voorfinanciert, is niet nader bepaald in de wet. Dit kan gebeuren door de werknemer, de werkgever of de erkende dienstverlener.
de financiering van het forfaitair budget van 1.800 euro
De financiering van het forfaitair budget van 1.800 euro zal gebeuren met de werkgeversbijdragen op een deel van de opzeggingstermijn of -vergoeding. De RSZ zal die overmaken aan de RVA.
De bijsturingen houden geen meerkost in voor de werkgever.
Eén en ander moet nog verder uitgewerkt worden bij KB.
Inwerkingtreding
Een KB zal de datum van inwerkingtreding van de aanpassingen bepalen. Dit moet uiterlijk op 1 april 2025 gebeuren. De nieuwigheden gelden voor ontslagen die zich voordoen vanaf de datum van inwerkingtreding.
Opgelet!
Deze bespreking is gebaseerd op ontwerpteksten. Amendementen zijn dus nog steeds mogelijk waardoor de regeling zoals hier beschreven nog kan wijzigen. Deze bespreking geldt tevens onder voorbehoud van publicatie in het Belgisch Staatsblad.
Context
Het principe van inzetbaarheidsbevorderende maatregelen is in 2014 ingevoerd met de Wet Eenheidsstatuut. Met deze maatregel wil men de inzetbaarheid van de ontslagen werknemer op de arbeidsmarkt verhogen.
In zijn oorspronkelijke vorm betrof het een sectorale maatregel gericht op werknemers met een opzeggingstermijn van 30 weken. Die sectorale maatregelen, gekoppeld aan de inkorting van de opzeggingstermijn, zijn er uiteindelijk niet gekomen.
De Arbeidsdeal heeft er nieuw leven ingeblazen door de vorm aan te passen. Sinds 1 januari 2023 ziet de maatregel er zoals volgt uit.
De doelgroep is dezelfde gebleven, met name ontslagen werknemers, die recht hebben op een opzeggingstermijn van minstens 30 weken. Hun opzeggingstermijn wordt in 2 delen opgesplitst:
deel I: stemt overeen met 2/3 van de totale opzeggingstermijn, met een minimum van 26 weken.
Dit deel kan de vorm aannemen van ofwel een opzeggingstermijn ofwel een opzeggingsvergoeding.deel II: stemt overeen met het resterende deel (max. 1/3) van de totale opzeggingstermijn.
Ook dit deel kan de vorm aannemen van ofwel een opzeggingstermijn of een opzeggingsvergoeding.
Tijden de opzeggingstermijn mag de werknemer afwezig zijn met loonbehoud om inzetbaarheidsbevorderende maatregelen te volgen. Hij kan dat vanaf de aanvang van de opzeggingstermijn
Wie ontslagen is met een opzeggingsvergoeding moet zich ter beschikking houden om inzetbaarheidsbevorderende maatregelen te volgen.
De ontslagen werknemer kan zich op die maatregelen beroepen ter waarde van de werkgeversbijdragen op deel II (resterende deel) van de opzeggingstermijn/-vergoeding.
Wat inzetbaarheidsbevorderende maatregelen concreet inhouden, is niet nader gedefinieerd.
De werkgeversbijdragen op het deel II van de opzeggingstermijn of -vergoeding dienen voor de financiering van de inzetbaarheidsmaatregelen. Om die reden stort RSZ deze werkgeversbijdragen door aan de RVA. De maatregel houdt dus geen meerkost in voor de werkgever.
Ook in deze vorm blijkt de maatregel moeilijk toepasbaar. Daarom krijgen we nu een aantal bijsturingen.
Forfaitair budget van 1.800 euro
Vandaag bepalen de patronale bijdragen op het resterende deel van de opzeggingstermijn of -vergoeding de waarde van het budget voor inzetbaarheid voor de individuele werknemer.
Voor elke werknemer is dit bijgevolg een ander bedrag.
Bovendien is het systeem niet evenwichtig. Werknemers met een lager loon krijgen hierdoor minder budget voor inzetbaarheid, dan werknemers met een hoger loon.
Door iedereen een eenmalig budget van 1.800 euro toe te kennen, lost men dit euvel op.
Het bedrag van 1.800 euro is gekoppeld aan de index en zal elk jaar op 1 januari aangepast worden.
Een KB kan dit bedrag ook aanpassen.
Het begrip inzetbaarheidsbevorderende maatregelen
Wat inzetbaarheidsbevorderende maatregelen inhouden, is vandaag niet nader bepaald.
We krijgen binnenkort een meer concrete invulling van de notie.
Met inzetbaarheidsbevorderende maatregelen bedoelt men elke maatregel die:
- verstrekt worden door een professionele dienstverlener,
- bedoeld is om de werknemer in staat te stellen op een zo kort mogelijke termijn terug aan de slag te gaan als werknemer of zelfstandige.
Voorbeelden zijn:
- bijkomend outplacement bovenop de wettelijke voorziene regeling;
- een erkende opleiding of omscholing;
- een loopbaancoaching of -begeleiding
De doelgroep
Theoretische opzeggingstermijn van 30 weken
In principe komen ontslagen werknemers, die theoretisch recht hebben op een opzeggingstermijn van minstens 30 weken, in aanmerking voor de inzetbaarheidsbevorderende maatregelen.
De werknemer die zijn opzeggingstermijn presteert, mag vanaf het begin van de opzeggingstermijn afwezig zijn met loonbehoud om deze maatregelen te volgen.
Merk op: werknemers die tijdens hun opzeggingstermijn ter beschikking worden gesteld van een andere werkgever-gebruiker in het kader van een transitietraject hebben tijdens de looptijd van het transitietraject geen recht op afwezigheid met loonbehoud. Zij hebben wel recht op het budget van 1.800 euro.
De werknemer die ontslagen is met een opzeggingsvergoeding moet zich ter beschikking houden voor inzetbaarheidsbevorderende maatregelen. Die zullen hem voorgesteld worden. De verplichting vervalt zodra de betrokkene terug aan de slag is als werknemer of als zelfstandige.
Uitgesloten
Werknemers, die worden ontslagen in het kader van een herstructurering, kunnen geen aanspraak maken op de regeling van de inzetbaarheidsbevorderende maatregelen. Zij worden immers begeleid naar een nieuwe job via de tewerkstellingscel.
Aanvraag budget bij de RVA
De werknemer die gebruik wenst te maken van het budget voor inzetbaarheidsbevorderende maatregelen, dient hiervoor een aanvraag in bij de RVA. De RVA zal een terugbetaling verrichten tot maximum 1.800 euro in zoverre de gevolgde maatregelen aan de gestelde voorwaarden voldoen.
Een aantal kosten zijn expliciet uitgesloten en komen niet in aanmerking voor terugbetaling door de RVA.
Een KB moet nog de nadere modaliteiten, procedures en termijnen bepalen. Ook de redenen tot weigering van de terugbetaling door de RVA moeten nog nader omschreven worden.
Wie initieel het bedrag voorfinanciert, is niet nader bepaald in de wet. Dit kan gebeuren door de werknemer, de werkgever of de erkende dienstverlener.
Financiering van het forfaitair budget 1.800 euro
De financiering van het forfaitair budget van 1.800 euro zal gebeuren, net als vandaag, met werkgeversbijdragen op een deel van de opzeggingstermijn of -vergoeding.
De RSZ zal een deel of het geheel van de werkgeversbijdragen op het theoretisch gedeelte van de opzeggingstermijn of-vergoeding dat meer bedraagt dan 2/3 ervan (met een minimum van 26 weken) overmaken aan de RVA (hierna omschreven als: resterend deel van de opzeggingstermijn of-vergoeding).
Om het bedrag te bepalen dat zij doorstort aan de RVA zal de RSZ onderstaande formule toepassen op het resterend deel van de opzeggingstermijn of -vergoeding:
1.800 euro X A = werkgeversbijdragen door RSZ overgemaakt aan de RVA
waarbij A = aantal werknemers voor wie voor de eerste keer, binnen een nader te bepalen periode, werkgeversbijdragen bestemd zijn voor inzetbaarheidsbevorderende maatregelen.
Bij elke storting aan de RVA, deelt de RSZ volgende gegevens mee:
ondernemingsnummer van de werkgever
INSZ-nummer van de werknemer
Naam en voornaam van de werknemer.
Merk op dat de huidige werkwijze van de RSZ problemen oplevert voor werknemers die hun opzeggingstermijn presteren. Zij mogen vanaf de aanvang van de opzeggingstermijn een beroep doen op inzetbaarheidsbevorderende maatregelen, terwijl de financiële middelen pas in het tweede deel van de opzeggingstermijn door de RSZ aan de RVA worden overgemaakt.
Om die discrepantie op te vangen, zal de RSZ haar werkwijze aanpassen ingeval van een te presteren opzeggingstermijn. De werkgeversbijdragen, bestemd voor de RVA, zullen in het begin van de lopende opzeggingstermijn aan de RVA overgemaakt worden.
De bijsturingen houden geen meerkost in voor de werkgever.
Inwerkingtreding
Een KB zal de datum van inwerkingtreding van de aanpassingen bepalen. Dit moet uiterlijk op 1 april 2025 gebeuren. De nieuwigheden gelden voor ontslagen die zich voordoen (m.a.w. ontslagen betekend) vanaf de datum van inwerkingtreding.