De interne preventieadviseur moet jaarlijks een verslag over het welzijnsbeleid in de onderneming opmaken over de werking van de IDPBW.
1. Welzijn op het werk
Elke werkgever moet een beleid voeren om het welzijn van de werknemers te garanderen. Eén van de verplichtingen daarbij is de oprichting van een interne dienst voor preventie en bescherming op het werk (IDPBW).
De IDPBW bestaat uit minstens één preventieadviseur (lid van het personeel), meestal aangevuld met deskundigen en administratief personeel. Soms is er ook een afdeling medisch toezicht.
In elk geval moet de IDPBW multidisciplinair kunnen werken.
In ondernemingen met minder dan 20 werknemers mag de werkgever zelf de functie van preventieadviseur vervullen.
Als er in de onderneming onvoldoende expertise aanwezig is om alle taken van de IDPBW waar te nemen, moet de werkgever die taken uitbesteden aan een externe dienst voor preventie en bescherming op het werk (EDPBW).
2. Jaarverslag
De interne preventieadviseur maakt jaarlijks een verslag op over de werking van de IDPBW. De werkgever moet dit verslag ter beschikking houden van de inspectie.
Het jaarverslag geeft een overzicht van het preventief welzijnsbeleid dat in de loop van 2023 in de onderneming werd gevoerd. Het geeft ook statistisch de gebeurtenissen op het vlak van welzijn weer.
De inhoud van het jaarverslag is wettelijk bepaald. De FOD WASO stelt de nodige formulieren hiervoor ter beschikking van de werkgevers, samen met een verklarende nota.
In ondernemingen met een Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk (CPBW), moeten de gewone en plaatsvervangende leden van het CPBW binnen de 30 dagen na het opstellen van het jaarverslag hiervan een afschrift ontvangen.
Bovendien moet elk gewoon lid van het CPBW minstens 15 dagen voor de vergadering van de maand februari het jaarverslag van de interne dienst ontvangen.
Wat betekent dit voor de werkgever?
Elke werkgever moet een jaarverslag ter beschikking houden van de inspectie. Het niet-naleven van deze verplichting is strafbaar.