Situering
De fietsvergoeding die de werkgever/vennootschap kan toekennen en het voordeel verbonden aan de terbeschikkingstelling van een fiets zijn niet onderworpen aan bedrijfsvoorheffing/belastingen wanneer voldaan is aan een reeks voorwaarden.
Zo mag de fietsvergoeding maximum 0,35 EUR per effectief gefietste woon-werkkilometer bedragen en een jaargrens van 3.500 EUR niet overschrijden (geïndexeerde bedragen geldig voor 2024).
Voor de vrijstelling van de fiets zelf is dan weer vereist dat de werknemer/bedrijfsleider de fiets effectief gebruikt in het kader van (een deel van) zijn woon-werkverkeer.
Daarnaast mag de betrokken belastingplichtige zijn werkelijke beroepskosten niet bewijzen in de aangifte personenbelasting.
Tot en met inkomstenjaar 2023 moest de werkgever/vennootschap over een schriftelijke verklaring beschikken om deze vrijstelling in de bedrijfsvoorheffing te mogen toepassen.
Vanaf inkomstenjaar 2024 zal de controle echter gebeuren op het niveau van de aangifte in de inkomstenbelasting..
Ficheplicht
Daarom moeten we de bedragen van de fietsvergoeding én van het voordeel van de bedrijfsfiets voortaan in hun totaliteit vermelden op de fiscale fiches 281.10 (werknemers) en 281.20 (bedrijfsleiders).
Wanneer bij de vestiging van de belastingen blijkt dat de belastingplichtige aanspraak maakt op zijn werkelijke beroepskosten, beschikt de fiscus meteen over de nodige informatie om de fiets(vergoeding) bij de belastbare inkomsten te kunnen voegen.
Circulaire
Een recent gepubliceerde circulaire verduidelijkt de spelregels inzake de vrijstelling van de fiets(vergoeding) en legt uit hoe deze voordelen voortaan moeten opgenomen worden op de fiscale fiches.
Deze bepalingen gelden zowel voor werknemers als voor bedrijfsleiders (met arbeidsovereenkomst of zelfstandig).
1. Fietsvergoeding
Voor de fietsvergoeding die de werkgever/vennootschap toekent aan zijn werknemers/bedrijfsleider geldt een voorwaardelijke fiscale vrijstelling.
Zo mag de werkgever/vennootschap deze fietsvergoeding enkel toekennen voor de woon-werkkilometers die de werknemer/bedrijfsleider effectief per fiets heeft afgelegd.
Daarnaast mag de fietsvergoeding bepaalde maximumgrenzen niet overschrijden.
Verhoging basisbedrag en invoering jaargrens
Om het fietsgebruik extra te stimuleren, verhoogde de regering het basisbedrag van de vrijgestelde fietsvergoeding vanaf 1 januari 2024. Tegelijkertijd voerde men ook een jaarlijks plafondbedrag in.
Voor inkomstenjaar 2024 gelden volgende geïndexeerde maximumbedragen:
- 0,35 EUR per effectief getrapte woon-werkkilometer;
- 3.500 EUR per belastingplichtige en per belastbaar tijdperk.
Jaargrens van 2.500 of 3.500 EUR?
Merk op dat de circulaire nog gewag maakt van een jaarlijks plafondbedrag van 2.500 EUR.
De regering bereikte in januari van dit jaar echter een akkoord over diverse mobiliteitsissues.
Eén van de elementen daarvan betrof het optrekken van de geïndexeerde jaargrens van 2.500 naar 3.500 EUR.
Inzake sociale zekerheid zit deze verhoging vervat in een koninklijk besluit dat al gepubliceerd werd in het Belgisch Staatsblad (zie onze nieuwsbrief van 29 maart 2024).
Op fiscaal vlak maakt de verhoging deel uit van ontwerpwetgeving die momenteel nog in behandeling is in de Kamer.
Pro rata
Op het jaarlijks plafondbedrag moeten we een pro rata toepassen wanneer het belastbaar tijdperk om een andere reden dan overlijden niet overeenstemt met een volledig kalenderjaar.
Wat bij overschrijding?
Bij overschrijding van hogervermelde grensbedragen, maakt enkel het overschrijdende gedeelte een belastbaar beroepsinkomen uit.
Naast de vrijgestelde fietsvergoeding, geldt voor werknemers ook nog een gedeeltelijke vrijstelling van de werkgeverstussenkomst bij woon-werkverplaatsingen met een “ander” vervoermiddel.
Voor inkomstenjaar 2024 bedraagt het vrijgestelde bedrag 490 EUR.
Op voorwaarde dat de werknemer geen aanspraak maakt op de werkelijke beroepskosten, mag men deze vrijstelling voor “ander” vervoer:
- toepassen op het deel van de fietsvergoeding dat het jaarlijks plafondbedrag overschrijdt; maar
- niet toepassen op de fietsvergoeding die méér bedraagt dan 0,35 EUR per kilometer.
Geen toepassing werkelijke beroepskosten
Wie kiest voor de aftrek van werkelijke beroepskosten is automatisch uitgesloten van de vrijstellingsregeling. De fietsvergoeding die de werkgever/vennootschap aan de belastingplichtige toekent, vormt dan een beroepsinkomen, belastbaar tegen het progressief tarief.
2. Bedrijfsfiets
Een werkgever/vennootschap kan ook een fiets ter beschikking stellen van de werknemer/bedrijfsleider.
Met “fiets” bedoelt men een (elektrisch) rijwiel of een elektrisch aangedreven gemotoriseerd rijwiel of speed pedelec (e-bike tot 45 km/uur).
Wanneer de werknemer/bedrijfsleider de fiets effectief gebruikt voor (een deel van) zijn woon-werkverplaatsingen, vormt deze fiets een volledig vrijgesteld voordeel.
Geen toepassing werkelijke beroepskosten
Wie kiest voor de aftrek van werkelijke beroepskosten is automatisch uitgesloten van de vrijstellingsregeling. De fiets die de werkgever/vennootschap aan de belastingplichtige ter beschikking stelt, vormt dan een beroepsinkomen, belastbaar tegen het progressief tarief.
3. Gevolgen op het vlak van bedrijfsvoorheffing
Indien voldaan is aan hogervermelde voorwaarden, is er geen bedrijfsvoorheffing verschuldigd op de fietsvergoeding, noch op het voordeel van de bedrijfsfiets.
De controle of de belastingplichtige al dan niet opteert voor zijn werkelijke beroepskosten, gebeurt voortaan pas op het niveau van de aangifte in de inkomstenbelasting en de vestiging van de belasting.
Om de vrijstelling inzake bedrijfsvoorheffing te mogen toepassen, moet de werkgever/onderneming dus niet meer beschikken over een schriftelijke verklaring van de werknemer/bedrijfsleider waarin deze bevestigt geen aanspraak te maken op de werkelijke beroepskosten in de belastingaangifte.
4. Gevolgen op het vlak van de fiscale fiches
Bij de vestiging van de belasting zal de fiscus kunnen vaststellen of de belastingplichtige al dan niet aanspraak gemaakt heeft op de werkelijke beroepskosten en of de fiets(vergoeding) al dan niet volledig belastbaar is.
Daarom moet voortaan niet enkel het bedrag van de fietsvergoeding, maar ook dat van het voordeel van de bedrijfsfiets in zijn totaliteit vermeld worden op de fiscale inkomstenfiche.
Werkelijke waarde
Indien de fiets een belastbaar voordeel uitmaakt, is dat volgens de werkelijke waarde bij de verkrijger. De waarde stemt overeen met de door hem gerealiseerde besparing.
Om deze waarde vast te stellen, moeten we rekening houden met volgende elementen:
- aard van het aanbod: soort fiets, de toebehoren, diensten (herstellingen, onderhoud, verzekering, enz.).
- grootte van het aanbod: de mate waarin de fiets permanent of slechts beperkt ter beschikking staat
- permanent: vaststelling van het voordeel op jaarbasis.
Indien de terbeschikkingstelling in de loop van het jaar start of eindigt, wordt het voordeel pro rata verminderd.
Opmerking
Wanneer een fiets niet toegewezen wordt aan een specifieke werknemer, maar deze er gebruik van kan maken, telkens wanneer hij dat wil, geldt dit ook als ‘permanente beschikking’.
- beperkt: vaststelling van het voordeel, rekening houdend met de frequentie en duur van het gebruik (per dag, week of maand).
- permanent: vaststelling van het voordeel op jaarbasis.
- waarde van het aanbod: dit is steeds afhankelijk van de waarde van de fiets (en toebehoren) en de kost van de aangeboden diensten.
De waarde is steeds inclusief btw.
Voorbeelden
Voorbeeld 1
Een werkgever leaset een fiets en stelt deze permanent ter beschikking aan zijn werknemer. De werknemer beschikt het hele jaar door over de fiets bij hem thuis.
Het voordeel wordt vastgesteld op basis van de kosten, gedragen door de werkgever. Het gaat in principe om de huur die werkgever voor het volledige jaar betaalt.
Voorbeeld 2
Een werkgever leaset een fiets, die deel uitmaakt van een pool. De fiets is niet toegewezen aan een specifieke werknemer. De werknemer kan het volledige jaar, telkens wanneer hij dat wil, beschikken over de fiets.
De waardering gebeurt op dezelfde manier als in voorbeeld 1: de waarde is gelijk aan de huur die de werkgever voor het volledige jaar betaalt.
Voorbeeld 3
Een werkgever leaset een fiets en stelt deze af en toe ter beschikking aan zijn werknemer. De fiets maakt deel uit van een pool en is niet toegewezen aan een specifieke werknemer.
De werknemer moet de fiets delen met andere werknemers en kan er dus niet over beschikken wanneer hij dat wil.
De werknemer beschikt er bijvoorbeeld over gedurende 2 dagen per week en 1 weekend per maand.
De waardering gebeurt op basis van de kosten, gedragen door de werkgever. Het gaat dus om de huur, waarop we een pro rata toepassen in functie van het aantal dagen van effectief gebruik door de werknemer.
VAA = huur x [ (2 dagen x 52 weken) + (2 dagen x 12 maanden) / 365 (of 366) dagen ]
Voorbeeld 4
Een werkgever koopt een elektrische fiets (3.000 EUR) en stelt deze samen met de toebehoren (500 EUR) permanent ter beschikking aan zijn werknemer.
De werkgever neemt ook de kosten voor herstelling en onderhoud (80 EUR per jaar) ten laste.
De werknemer beschikt het hele jaar door over de fiets bij hem thuis.
De waarde van het voordeel wordt vastgesteld op basis van de aankoopprijs van de fiets en toebehoren, gespreid over 5 jaar (= economische levensduur fiets). We moeten hier de waarde van het onderhouds- en herstellingscontract aan toevoegen.
VAA = [ (3000 EUR + 500 EUR) / 5) ] + 80 EUR = 780 EUR per jaar.
Wanneer de werkgever de fiets vanaf 1 juli 2024 ter beschikking stelt, bedraagt het VAA voor aanslagjaar:
- 2025: (700 EUR + 80 EUR) / 2 = 390 EUR
- 2026: 700 EUR + 80 EUR = 780 EUR
Opmerking
De administratie kan aanvaarden dat het voordeel overeenstemt met de huur die de werkgever had moeten dragen indien hij een leaseovereenkomst had gesloten die een vergelijkbare dienst aanbiedt.
5. Aftrekbaarheid van het kostenforfait voor het gebruik van de fiets
De werknemer of bedrijfsleider die opteert voor de aftrek van zijn werkelijke beroepskosten, is uitgesloten van de vrijstellingsregeling.
Zij kunnen wel aanspraak maken op de aftrek van kosten voor het gebruik van de fiets.
Geen bewijs voorhanden
Bij gebrek aan bewijzen, mogen zij een kostenforfait per gefietste woon-werkkilometer toepassen.
Vanaf inkomstenjaar 2024 bedraagt het basisbedrag van dit kostenforfait 0,177 EUR per gefietste kilometer. Het geïndexeerde bedrag is 0,35 EUR.
Wel bewijs voorhanden
De werkelijk gemaakte kosten voor het gebruik van de fiets voor de woon-werkverplaatsingen zijn volledig aftrekbaar van de belastbare grondslag van de belastingplichtige.
Voorbeeld
Een werkneemster legt tijdens het belastbaar tijdperk 2024 (aanslagjaar 2025) woon-werkverkeer af met de fiets voor een totale afstand van 8.000 km.
Haar werkgever betaalt een fietsvergoeding van 3.200 EUR (aan 0,40 EUR per kilometer).
De werkneemster kiest ervoor haar werkelijke beroepskosten te bewijzen, maar is niet in staat het bewijs te leveren van de werkelijk gemaakte kosten voor het woon-werkverkeer per fiets.
Zij is dus aangewezen op de forfaitaire kostenaftrek.
Belastbare beroepsinkomsten: 0,40 EUR x 8.000 km = 3.200 EUR
Forfaitaire kostenaftrek: 0,35 EUR x 8.000 km = 2.800 EUR
De werkneemster heeft geen recht op de gedeeltelijke vrijstelling van de werkgeverstussenkomst voor ‘ander’ vervoer.