Het Grondwettelijk Hof velde recent een belangrijk arrest over de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing ploegenarbeid. Het Hof boog zich vooral over de voorwaarde dat de “opeenvolgende ploegen hetzelfde werk moeten verrichten qua omvang”.
Het Hof oordeelde dat de strikte interpretatie van de voorwaarde “hetzelfde werk qua omvang” als “identiek” niet strijdig is met het grondwettelijke gelijkheids- en niet-discriminatiebeginsel.
Situering
Ondernemingen waar ploegenarbeid wordt verricht, zijn ervan vrijgesteld een bepaald gedeelte van de ingehouden bedrijfsvoorheffing door te storten naar de fiscus. Deze vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing (verder vermeld als vrijstelling doorstorting BV) wordt enkel toegekend voor werknemers die in de maand waarvoor de werkgever het voordeel vraagt, tenminste een derde van hun arbeidstijd in ploegen werken.
Een ‘onderneming waarin ploegenarbeid wordt verricht' moet voldoen aan de volgende voorwaarden:
het werk wordt verricht in minstens twee ploegen van minstens twee werknemers;
de ploegen doen hetzelfde werk zowel qua inhoud als qua omvang;
de ploegen volgen elkaar op zonder onderbreking;
tussen de opeenvolgende ploegen is er geen overlapping van meer dan een vierde van hun dagtaak.
De wet omschrijft verder niet wat de voorwaarde “hetzelfde werk qua omvang” inhoudt. Bij belastingcontroles leidt deze voorwaarde dan ook tot vele betwistingen, zoals ook in de zaken die aanleiding gaven tot het arrest van het Grondwettelijk Hof.
Uit de praktijk en lagere rechtspraak blijkt reeds dat niet de ploeg maar wel de omvang van het werk hetzelfde moet zijn. Het aantal werknemers dat deel uitmaakt van een ploeg zal in de praktijk bij een controle uiteraard vaak richtinggevend zijn. Het aantal werknemers van elke ploeg is echter slechts één mogelijk - en niet het - criterium om de omvang van het werk te beoordelen. Andere criteria zijn het aantal effectief gepresteerde uren van een ploeg, output,…. In de lagere rechtspraak vinden we dan ook één of meerdere criteria al dan niet in combinatie toegepast.
Grondwettelijk Hof: een strikte interpretatie is niet in strijd met gelijkheidsbeginsel
In het kader van prejudiciële vragen door het Hof van Cassatie oordeelt het Grondwettelijk Hof, dat:
de beoordeling van de voorwaarde dat “ploegen die hetzelfde werk doen qua omvang” gebeurt op het niveau van de ploeg en niet op niveau van de individuele werknemers.
Wanneer de omvang van het werk verricht door een individuele werknemer van een ploeg dezelfde is als de omvang van het werk verricht door een individuele werknemer van een andere ploeg, maar de omvang van het werk verricht door de opeenvolgende ploegen niet dezelfde is, komt het ploegensysteem niet in aanmerking voor de vrijstelling doorstorting BV.
Hiermee bevestigt het Hof de zienswijze van de fiscus vervat in Circulaire 2019/C/42 van 27 mei 2019 en bepaalde rechtspraak.
de vrijstelling niet geldt voor ondernemingen waarin de omvang van het werk van de ploegen:
varieert volgens piek- en daluren en
niet dezelfde, maar vergelijkbaar is.
Wanneer men rekening houdt met de doelstelling van de maatregel, oordeelt het Hof dat het verschil in behandeling, bepaald op basis van het al dan niet identiek karakter van de omvang van het werk dat de opeenvolgende ploegen verrichten, het gelijkheidsbeginsel niet schendt.
Deze maatregel wil vooral de extra loonkosten (o.a. ploegenpremies) verbonden aan atypische werkuren eigen aan ploegenarbeid compenseren. Zo wilde men de concurrentiekracht van de Belgische industrie (automobielsector) vrijwaren en de delokalisatie van de industriële bedrijven voorkomen. Het toepassingsgebied werd niet echter beperkt tot de automobielsector. Het werd zodanig geformuleerd dat de maatregel van toepassing was in elke economische sector (chemie, energie, voedingsindustrie, enz.).
Op grond van de ratio legis (compensatie loonkost) zouden bepaalde ploegen in aanmerking moeten komen voor de vrijstelling. Maar omdat de omvang van het werk van de opeenvolgende niet hetzelfde zou zijn, verliezen ze de vrijstelling. Volgens het Hof is dit niet discriminatoir.
Anders gezegd, de strikte interpretatie van het "werk van dezelfde omvang” als “identiek werk” is niet strijdig met de Grondwet.
Volgens het Hof betekent dit echter niet dat de vereiste van “hetzelfde werk doen qua omvang” verengd wordt tot het leveren van hetzelfde werk door middel van rigide en routinematige handelingen zoals bandwerk.
Merk op dat tot op heden in bepaalde rechtspraak “vergelijkbaar werk” nog aanvaard werd als “hetzelfde werk” bij toetsing van deze voorwaarde. Het Grondwettelijk Hof is dus veel strenger dan de huidige praktijk.
Wat betekent dit voor de werkgever?
Zelfs na dit arrest blijven er nog zeer veel onzekerheden bestaan bij de toepassing van de vrijstelling doorstorting BV ploegenarbeid. De vraag blijft hoe streng de fiscus de voorwaarde “hetzelfde werk als identiek” in de praktijk zal toepassen. Vast staat dat deze uitspraak het toepassingsgebied verengt, waardoor bepaalde ploegensystemen zeker uit de boot zullen vallen.
Het is afwachten hoe de fiscus hiermee in de toekomst zal omgaan. De vrees bestaat dat men bij belastingcontroles met een nog striktere houding van de fiscus zal geconfronteerd worden.
Het is aan te raden om het bestaand ploegensysteem waarvoor de vrijstelling wordt gevraagd onder de loep te nemen in het kader van dit arrest en het ploegensysteem voldoende te documenteren in het kader van een mogelijke controle.
Consulteer onze consultants van Tax&Legal om u hierin verder bij te staan. U kan hen bereiken via TaxConsulting@sdworx.com.