Alle ondernemingen met meer dan 20 werknemers moeten een werkgelegenheidsplan voor 45-plussers opstellen. Dit plan bevat de maatregelen die de onderneming neemt om de werkgelegenheid van werknemers van 45 jaar en ouder te behouden of te verhogen.
Daarnaast moet de onderneming ook een evaluatie van het vorige plan opmaken.
Principe
De onderneming kan dit plan jaarlijks of over een periode van meerdere jaren opstellen.
Indien de onderneming een jaarlijks werkgelegenheidsplan had opgemaakt, dan moet zij een nieuw plan opstellen.
Ondernemingen met een plan voor meerdere jaren moeten uiteraard geen nieuw plan maken. Zij moeten wel over de voortgang van het werkgelegenheidsplan informeren (zie verder).
Telling werknemers
Het aantal werknemers wordt berekend op basis van het aantal werknemers en uitzendkrachten in voltijdse equivalenten op de eerste werkdag van het kalenderjaar van de opstelling van het werkgelegenheidsplan. Het aantal wordt vastgelegd voor een periode van vier jaar. De werkgever moet deze berekening maar 1 keer om de 4 jaar maken.
Werkgelegenheidsplan
Werkgevers moeten het plan voorleggen aan:
- de ondernemingsraad;
- de vakbondsafvaardiging wanneer er geen ondernemingsraad is;
- het comité voor preventie en bescherming op het werk (CPBW) wanneer er geen vakbondsafvaardiging is;
- de werknemers wanneer er geen CPBW is.
Wanneer er in de onderneming een ondernemingsraad is, dan legt de werkgever het plan voor in het kader van de jaarlijkse inlichtingen met betrekking tot de werkgelegenheid.
Dit gebeurt:
- binnen de 3 maanden na afsluiting van het dienstjaar (boekjaar).
Vaak loopt het boekhoudkundige jaar van een onderneming gelijk met het kalenderjaar. In dat geval zal de informatie dus uiterlijk eind maart aan de ondernemingsraad moeten worden gegeven; of - voor de algemene vergadering waarin de aandeelhouders de jaarrekeningen goedkeuren. Deze vergadering moet binnen de 6 maanden na het afsluiten van het boekjaar plaatsvinden.
Als het boekjaar samenloopt met het kalenderjaar, moet dit dus uiterlijk in juni gebeuren. In dit geval mag men de bovenvermelde termijn van 3 maanden overschrijden.
In de ondernemingen met een vakbondsafvaardiging en/of een overlegorgaan, is er naast deze informatieplicht ook de verplichting om de werknemersvertegenwoordigers te raadplegen over de inhoud van het plan.
Evaluatie
Het nieuwe ontwerp van het werkgelegenheidsplan moet ook een evaluatie van het vorige werkgelegenheidsplan bevatten.
Na afloop van het werkgelegenheidsplan moet de werkgever immers de werknemersvertegenwoordiging of de werknemers zelf informeren over de resultaten van de maatregelen die men het voorbije jaar genomen heeft.
Ook in het geval de onderneming een werkgelegenheidsplan heeft opgesteld voor meerdere jaren, moet men de voortgang van het plan jaarlijks evalueren en hierover informatie verstrekken.
Deze evaluatie gebeurt:
- binnen de 3 maanden na afsluiting van het dienstjaar (boekjaar); of
- voor de algemene vergadering waarin de aandeelhouders de jaarrekeningen goedkeuren.
Wat betekent dit voor de werkgever?
De ondernemingen die een jaarlijks werkgelegenheidsplan voor 45-plussers hebben gesloten, moeten een nieuw plan opstellen.
Het nieuwe ontwerp van werkgelegenheidsplan moet ook een evaluatie van het vorige werkgelegenheidsplan bevatten.
Ondernemingen die een plan voor meerdere jaren hebben opgesteld, moeten uiteraard geen nieuw plan opstellen. Deze ondernemingen moeten wel over de voortgang van het werkgelegenheidsplan informeren.