De wet houdende diverse bepalingen inzake fiscale zaken is op 31 januari 2019 gestemd in de plenaire kamer. We wachten enkel nog op de publicatie in het Belgisch Staatsblad voor de inwerkingtreding.
Hieronder vindt u een overzicht van de meest relevante punten.
Voordelen toegekend door buitenlandse groepsvennootschappen: ficheplicht en inhouding bedrijfsvoorheffing
De Belgische werkgever moet de bezoldigingen en voordelen van alle aard die een buitenlandse groepsvennootschap vanaf 1 januari 2019 toekent, vermelden op de fiscale fiche.
Vanaf 1 maart 2019 moet de werkgever voor deze bezoldigingen en voordelen van alle aard ook bedrijfsvoorheffing inhouden en doorstorten aan de Belgische belastingadministratie.
Meer informatie vindt u in onze nieuwsbrief van 24 januari 2019.
Aanpassing regeling sociaal passief eenheidsstatuut
Werkgevers kunnen binnen bepaalde grenzen en voorwaarden een deel van de winst of baten fiscaal vrijstellen. Ze doen dit door een belastingvrije provisie eenheidsstatuut aan te leggen voor de kosten die de onderneming moet dragen in geval van ontslag.
Deze vrijstelling sociaal passief eenheidsstatuut werd ingevoerd in 2014, maar zal pas effectieve gevolgen hebben vanaf 2019.
De regering sleutelde inmiddels aan de regeling.
De vrijstelling wordt beperkt door de voorziening voor de ontslagkost telkens te spreiden over 5 jaar. Daarnaast wordt de regeling op een aantal essentiële punten aangepast of verduidelijkt, bijvoorbeeld voor wat de berekeningsbasis betreft.
De aanpassingen treden in werking op 1 januari 2019.
Voor meer informatie verwijzen we u naar onze nieuwsbrief van 1 februari 2019.
Gedeeltelijke fiscale vrijstelling beëindigingsvergoeding: afschaffing overgangsregeling
De gedeeltelijke fiscale vrijstelling van de beëindigingsvergoeding werd in het kader van de eenheidsstatuut vanaf 1 januari 2014 afgeschaft. Voor lopende beëindigingen gold een overgangsregeling.
Deze overgangsregeling is nu volledig uitgedoofd en wordt dan ook definitief opgeheven voor vergoedingen ontvangen vanaf 1 januari 2019.
Deze opheffing heeft in principe geen gevolgen voor de werkgever.
Niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen: verdeling vrijstelling in eindbelasting bij overschrijding plafond fiscale vrijstelling
Voor niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen geldt een fiscale vrijstelling van maximaal 2.941 EUR (inkomsten 2019).
Elke belastingplichtige kan deze fiscale vrijstelling slechts éénmaal per belastbaar tijdperk genieten in de personenbelasting.
Dit geldt ook voor een belastingplichtige die dit voordeel, zowel in de hoedanigheid van werknemer als van werknemer-bedrijfsleider, verkrijgt.
Tot op heden mocht deze belastingplichtige de vrijstelling in de aangifte personenbelasting naar goeddunken verdelen over beide voordelen.
De fiscus legt deze vrije keuze nu aan banden, wanneer het totale bedrag van de bonussen het vrijgestelde fiscaal plafond overschrijdt.
Deze bepaling treedt in werking vanaf 1 januari 2019 (inkomsten 2019 - aanslagjaar 2020).
Begrip Europese KMO krijgt autonome definitie in het fiscaal wetboek
In het kader van de vrijstelling doorstorting bedrijfsvoorheffing ‘steunzones’ bestaat een specifieke omschrijving van de 'Europese KMO'. Deze krijgt nu een autonome definitie als 'middelgrote onderneming' in het fiscaal wetboek
Voor de omschrijving van 'ondernemingen in moeilijkheden' vindt eenzelfde ingreep plaats.
Het grote voordeel van het gebruik van autonome definities, is dat men deze ook kan gebruiken in andere fiscale regelingen, zonder steeds de volledige omschrijving te moeten herhalen.
Deze aanpassingen gelden vanaf 1 januari 2019.
Opgelet!
Juridische inhoud
1. Gedeeltelijke fiscale vrijstelling beëindigingsvergoeding: afschaffing overgangsregeling
De gedeeltelijke fiscale vrijstelling van de beëindigingsvergoeding werd in het kader van het eenheidsstatuut vanaf 1 januari 2014 afgeschaft. Voor lopende beëindigingen gold een overgangsregeling. De regeling wordt definitief opgeheven voor vergoedingen betaald of toegekend vanaf 1 januari 2019.
Principe
Bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever gold een beperkte belastingvrijstelling voor de:
- bezoldiging verkregen naar aanleiding van de tijdens de opzegtermijn uitgeoefende activiteit;
- opzeggingsvergoeding, ongeacht of de vergoeding al dan niet contractueel verschuldigd is.
Overgangsregeling
Men was er zich van bewust dat de bestaande fiscale regeling deel uitmaakte van reeds gemaakte afspraken. Omdat men daar niet op wilde ingrijpen, behield men deze regeling ook na 1 januari 2014 als overgangsregeling in volgende situaties:
- bij kennisgeving van het ontslag door de werkgever vóór 1 januari 2014 ;
- bij opzegging gegeven door de werkgever NA 1 januari 2014, mits naleving van 2 cumulatieve voorwaarden.
De werknemer :
- maakt het voorwerp uit van een collectief ontslag dat conform de Wet Renault ten laatste betekend wordt op 31 december 2013, aan de directeur van de subregionale tewerkstellingsdienst; en
- valt onder het toepassingsgebied van een cao die de gevolgen van het ontslag omkaderen en die ten laatste op 31 december 2013 werd neergelegd bij de Griffie Dienst Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de FOD Waso.
Gevolgen voor de werkgever
De afschaffing heeft geen gevolgen meer. De overgangsregeling is in principe volledig uitgedoofd.
Door de schrapping vereenvoudigt de fiscale fiche en dus ook het aangifteformulier personenbelasting. Op de fiche 281.10 verdwijnen er maar liefst 10 verschillende codes !
2. Niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen : verdeling vrijstelling in eindbelasting bij overschrijding plafond
Voor niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen geldt een fiscale vrijstelling van maximaal 2.941 EUR (inkomsten 2019).
Elke belastingplichtige kan deze fiscale vrijstelling slechts éénmaal per belastbaar tijdperk genieten in de personenbelasting.
Ook een belastingplichtige die zowel in de hoedanigheid van werknemer als van bedrijfsleider met een arbeidsovereenkomst dit voordeel verkrijgt, heeft slechts éénmaal recht op de vrijstelling tot het maximale grensbedrag.
Tot op heden mocht deze belastingplichtige de vrijstelling in de aangifte personenbelasting naar goeddunken verdelen over beide voordelen. De totale vrijstelling mag samen uiteraard nooit meer dan het grensbedrag bedragen.
De fiscus legt deze vrije keuze nu aan banden wanneer het totale bedrag van de ontvangen bonussen het vrijgestelde fiscaal plafond overschrijdt.
Vanaf 1 januari 2019 (aanslagjaar 2020) wordt de vrijstelling verhoudingsgewijs verdeeld over beide categorieën van inkomsten (werknemer en bedrijfsleidersbezoldiging). Om de verhouding te bepalen houdt men enkel rekening met het bedrag van de niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen.
Voorbeeld
Een belastingplichtige ontvangt in zijn hoedanigheid van werknemer bij de vennootschap A een niet-recurrente bonus van 2.500 EUR. Bij vennootschap B ontvangt hij als bedrijfsleider-werknemer een bonus van 1.500 EUR. Beide bedragen na aftrek van de solidariteitsbijdrage van 13,07%.
Vennootschap A meldt het voordeel op een fiche 281.10, vennootschap B op een fiche 281.20 (attractiebeginsel).
Maximale fiscale vrijstelling (dus na aftrek van de solidariteitsbijdrage van 13,07%) : 2.941 EUR (jaar 2019). Pro memorie de socialezekerheidsgrens voor 2019 bedraagt 3.383 EUR.
bezoldigingscategorie werknemer | Bezoldigingscategorie bedrijfsleider | |
Niet-recurrent resultaatsgebonden voordeel op fiche | 2.500 EUR | 1.500 EUR |
Vrijstelling max. 2.941 EUR | 2.941 x 2.500/4.000
= 1.838,13 EUR | 2.941 x 1.500/4.000
= 1.102,87 EUR |
Gevolgen voor de werkgever
Deze nieuwe verdelingswijze heeft geen impact op de loonberekening van de werkgever. De verhoudingsgewijze verdeling gebeurt bij de eindbelasting op het niveau van de aangifte personenbelasting.
Vertaald naar bovenvermeld voorbeeld betekent dit dat zowel vennootschap A als B het niet-recurrent voordeel kunnen vrijstellen voor het volledig bedrag. Bij geen van beide individuele werkgevers wordt de grens overschreden. Hieraan wijzigt dus niets.
3. Begrip Europese KMO krijgt autonome definitie in fiscaal wetboek
Werkgevers die met het oog op jobcreatie investeringen doen in steunzones, kunnen genieten van een vrijstelling van doorstorting van 25% van de ingehouden bedrijfsvoorheffing (BV). Daartoe moet voldaan zijn aan bepaalde voorwaarden.
Zo moet de BV betrekking hebben op de bezoldiging van elke nieuw gecreëerde arbeidsplaats gekoppeld aan de investering. En dit gedurende 2 jaar na de creatie daarvan. Bovendien moet de extra tewerkstelling wel gedurende 3 jaar (Europese KMO’s) of 5 jaar (andere ondernemingen) behouden blijven.
De regeling maakt op verschillende vlakken een onderscheid tussen Europese KMO’s en andere ondernemingen.
Europese KMO of middelgrote onderneming
De omschrijving van 'Europese KMO' stond in de wetsartikelen over de vrijstelling doorstorting BV steunzones. Ze wordt nu verplaatst naar het fiscaal wetboek en krijgt daar een autonome definitie als 'middelgrote onderneming'.
De groottecriteria wijzigen niet. De complexe berekeningsregels worden, op enkele details na, overgenomen.
Voortaan moet men dus toetsen of een onderneming, al dan niet, voldoet aan de autonome definitie van middelgrote onderneming om te controleren welke voorwaarden op haar van toepassing zijn.
Onderneming in moeilijkheden
De BV-vrijstelling geldt niet voor ondernemingen die op het moment van het indienen van het investeringsformuler in moeilijkheden zijn.
Dit zijn bijvoorbeeld de ondernemingen :
- in ontbinding en die zich in staat van vereffening bevinden; of
- waarvoor een procedure van gerechtelijke organisatie geopend is; of
- in faillissement of waarvoor een faillissementsaangifte of -vordering is ingesteld.
'Ondernemingen in moeilijkheden' die niet in aanmerking komen voor de vrijstelling, krijgen ook een autonome definitie. Inhoudelijk wijzigt de omschrijving niet. Ze wordt wel aangepast aan de nieuwe insolventie- of faillissementswetgeving die vorig jaar in werking is getreden.
Voordeel autonome definitie
Het gebruik van autonome definities heeft als voordeel dat de definities ook gebruikt kunnen worden in andere fiscale regelingen zonder steeds de volledige omschrijving te moeten herhalen.
Deze aanpassingen gelden vanaf 1 januari 2019.