Feedback
ella
Nieuwe berekeningsbasis voor werkloosheids- en ziekte-uitkeringen.
Uit het Belgisch Staatsblad van 18/01/2017
Gepubliceerd op 19/01/2017

Met ingang van 30 december 2016 is het loon dat in aanmerking komt voor de berekening van de werkloosheids- en ziekte-uitkeringen gewijzigd. Dit loon noemt men het ‘gemiddeld dagloon’. De wijzigingen situeren zich op twee vlakken:

- de samenstelling van de berekeningsbasis van de uitkeringen;

- het tijdstip waarop het gemiddeld dagloon wordt bepaald. 


Samenstelling berekeningsbasis

Een aantal loonelementen worden uit het begrip ‘gemiddeld dagloon’ verwijderd. Hierdoor kan de basis, waarop de werkloosheid- en/of ZIV-uitkeringen worden berekend, verlagen. Het betreft premies de niet gekoppeld zijn aan de effectieve prestaties in het kwartaal van aangifte.
Daarnaast wordt voor de ZIV-sector verduidelijkt wanneer loon voor overuren in aanmerking komt bij het bepalen van het gemiddeld dagloon.

 

Tijdstip waarop het gemiddeld dagloon wordt bepaald

Niet de dag waarop de arbeidsongeschiktheid zich voordoet zal nog in aanmerking komen als referentiepunt, maar wel de laatste dag van het tweede kwartaal dat voorafgaat aan het kwartaal waarin de arbeidsongeschiktheid zich voordoet. Het tijdstip wordt dus vervroegd. Dit geldt slechts in zoverre de tewerkstelling stabiel is gebleven.

Let wel! Deze wijziging treft enkel de sector ZIV-uitkeringen.

 

Inwerkingtreding

De wijzigingen treden in werking treden op 30 december 2016 voor risico’s die zich voordoen vanaf die datum.

Wat betekent dit voor de werkgever?

Wat betreft de ZIV-sector hebben de wijzigingen gevolgen op de wijze waarop het inlichtingenblad/ZIMA001 moet ingevuld worden.  

Ook voor het invullen van werkloosheidsdocumenten zal de wijziging van de samenstelling van het gemiddeld dagloon gevolgen hebben.

Bron:
KB van 13 december 2016 tot wijziging van het KB van 10 juni 2001 waarin, met toepassing van artikel 39 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsles, het uniform begrip 'gemiddeld dagloon' wordt vastgesteld en sommige wettelijke bepalingen in overeenstemming worden gebracht, B.S. 22/12/2016.
Verordening van 21 december 2016 tot wijziging van de verordening van 16 april 1997 tot invoering van artikel 80, 5°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.

Context

Dit teksten zijn te plaatsen in de context van het regeringsakkoord, waarin besparingen in de uitkeringen werden afgesproken.

De oorspronkelijke bedoeling was om het bedrag van de uitkeringen te berekenen op basis van een referteperiode van vier trimesters voorafgaand aan het trimester van de arbeidsongeschiktheid. Deze piste is uiteindelijk volledig verlaten. Wel kreeg de Koning in 2014 de bevoegdheid om het loon dat in aanmerking komt voor de berekening van de uitkeringen te wijzigen. Het KB moest genomen en bekrachtigd worden vóór 31.12.2016.

   

Huidige teksten kaderen in dit verhaal.

 

Juridische inhoud

I. Samenstelling ‘gemiddeld dagloon’ tot voor kort

1. Theoretisch loon op tijdstip van risico

Het gemiddeld dagloon dat tot 29 december 2016 als berekeningsbasis diende voor de werkloosheidsuitkeringen en de uitkeringen in de ZIV-sector bestond uit het loon waarop de werknemer normaal recht zou hebben op het tijdstip (= referentiemoment) waarop de arbeidsongeschiktheid of de werkloosheid (=risico) zich voordoet. M.a.w. men stelt een theoretisch loon samen.

2. Loonelementen

Dit loon omvat alle bedragen en voordelen die toegekend zijn ter uitvoering van de arbeidsovereenkomst voor een volledige arbeidscyclus. Het gaat om bedragen en voordelen waarop normale RSZ-bijdragen verschuldigd zijn.

 

Zijn echter uitdrukkelijk uitgesloten:

  • de eindejaarspremie;
  • het bijkomend vakantiegeld;
  • het loon voor overwerk (overloontoeslag).

 

Voor werknemers met variabel loon is het theoretisch loon op voorhand moeilijk te bepalen. Voor die werknemers nemen we de variabele loonelementen over een volledige arbeidscyclus in aanmerking.

Voor extra’s in horeca voor wie de RSZ-bijdragen berekend worden op een forfait, wordt het gemiddeld dagloon bepaald op basis van een forfait. Voor de flexiwerknemer in de horeca wordt het flexiloon en flexivakantiegeld als gemiddeld dagloon in aanmerking genomen.

3. Historisch loon voor bepaalde werknemers

Er zijn bovendien afwijkende regels voorzien voor:

  • werknemers die per taak zijn betaald;
  • huisarbeiders die een stuk- of taakloon ontvangen;
  • werknemers met commissielonen.

 

Voor deze werknemers worden de reële loonelementen in aanmerking genomen, ontvangen tijdens het kwartaal of de vier kwartalen voorafgaand aan het kwartaal waarin het risico zich voordoet.

4. Aandachtspunten voor de ZIV-sector

Enkele aandachtspunten enkel voor de sector ZIV-uitkeringen:

 

  • het overloon voor overwerk (art.29 Arbeidswet met overloon aan 50 of 100%) wordt alsnog in aanmerking genomen in zoverre de overuren op regelmatige basis worden gepresteerd;

 

  • voor borstvoedingspauze geldt een afwijkende berekeningsbasis, m.n. het brutobedrag van het gederfde loon voor de uren of halve uren borstvoedingspauze;  

 

  • voor bijzondere situaties worden afwijkende regels voorzien. Zo wordt bijvoorbeeld in geval van arbeidsongeschiktheid tijdens een periode gedekt door een opzeggingsvergoeding het referentiemoment verplaatst naar de dag van het ontslag.

II. Wijzigingen vanaf 30 december 2016

1. Enkel voor ZIV-sector

1.1. Theoretisch loon op laatste dag van 2de kwartaal voorafgaand aan dat waarin het risico plaatsvindt

Principe

 

Om het gemiddeld dagloon dat als berekeningsbasis voor de werkloosheidsuitkeringen en de uitkeringen in de ZIV-sector te bepalen, plaatsten we ons tot voor kort op de dag waarop het risico zich voordoet.

 

Voor de ZIV-sector wijzigt dit referentiemoment. Vanaf 30 december 2016 wordt de berekeningsbasis voor ZIV-uitkeringen bepaald aan de hand van het gemiddeld dagloon waarop de werknemer recht had op de laatste dag van het tweede kwartaal voorafgaand aan het kwartaal waarin het risico zich voordoet (T-2).  

 

Voorbeeld:

Voor een ziekte die zich voordoet op 15/01/2017 zal men bij een stabiele tewerkstelling teruggrijpen naar het gemiddeld dagloon op 30/09/2016.

 

Dit nieuwe referentiemoment geldt in principe in zoverre de tewerkstelling van de betrokken werknemer stabiel is gebleven tot op het moment dat het risico zich voordoet (zie verder).

 

Ook voor leerlingen in het kader van een overeenkomst alternerende opleiding (tot 31/12 van het jaar waarin hij/zij 18 jaar wordt) en voor de tijdelijke leerkrachten wordt de mogelijkheid voorzien om het nieuwe referentiemoment in aanmerking te nemen.

 

Afwijkingen

 

Op bovenstaand principe worden wel afwijkingen voorzien zoals bijvoorbeeld:

  • in de situatie waarin een periode van moederschapsbescherming (moederschapsrust of werkverwijdering) onmiddellijk volgt op een periode van arbeidsongeschiktheid of omgekeerd, wordt het gemiddeld dagloon van het eerste voorgekomen risico ook in aanmerking genomen voor het tweede risico. Bij een stabiele tewerkstelling wordt het gemiddeld dagloon voor het eerste risico bepaald in functie van het nieuwe referentiemoment T-2 bij een stabiele tewerkstelling;

 

  • in de situatie waarbij het risico zich voordoet tijdens de periode gedekt door de opzeggingsvergoeding of een ontslagcompensatievergoeding. Het gederfde loon wordt berekend alsof de arbeidsongeschiktheid zich voordoet op de dag van het ontslag op basis van het gemiddeld dagloon waarop de werknemer op de dag van het ontslag aanspraak kon maken;

 

  • in de situatie van halftijds brugpensioen. Het gederfde loon wordt berekend alsof de arbeidsongeschiktheid zich voordoet op de dag vóór de halvering van de arbeidsprestaties op basis van het gemiddeld dagloon waarop de werknemer op die dag aanspraak kon maken.

1.2. Stabiele tewerkstelling

Wat een stabiele tewerkstelling is, wordt in de ZIV-wetgeving nader omschreven.

 

Het komt er op neer dat een aantal kenmerken van de arbeidsverhouding onveranderd moeten blijven. De kenmerken vinden we op het niveau van de tewerkstellingslijn in de DMFA. Deze zijn:

  • de werkgeverscategorie;
  • de werknemerscategorie;
  • de begindatum en einddatum van de arbeidsverhouding;
  • het nummer van het paritair (sub)comité;
  • het aantal dagen per week van het arbeidsstelsel;
  • de contractueel gemiddelde arbeidsduur van de werknemer;
  • de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van de maatpersoon;
  • het type arbeidsovereenkomst: voltijds of deeltijds;
  • desgevallend de maatregel tot reorganisatie van de arbeidstijd;
  • desgevallend de maatregel ter bevordering van de werkgelegenheid;
  • desgevallend het bijzonder statuut van de werknemer;
  • desgevallend het feit dat de werknemer gepensioneerd is;
  • desgevallend het type leerovereenkomst;
  • desgevallend de bijzondere bezoldigingswijze: per stuk, per taak, per prestatie, op commissie;
  • desgevallend het functienummer voor werknemers die met fooien of bedieningsgeld worden betaald, voor gelegenheidsarbeiders in de landbouw- en tuinbouw en voor de zeevissers;
  • desgevallend de categorie vliegend personeel voor de werknemers uit de luchtvaartsector;
  • desgevallend de wijze van betaling van het loon voor het onderwijzend personeel.

 

Bij wijziging van één van deze elementen is er sprake van een andere tewerkstelling. In die omstandigheid hebben we te maken met een instabiele tewerkstelling.

Bij een instabiele tewerkstelling vallen we terug op het oude referentiemoment. M.a.w. het gemiddeld dagloon wordt bepaald op basis van het normaal loon waarop de werknemer recht zou hebben op het ogenblik dat het risico zich voordoet.

 

Opgelet!

De periode gedekt door een opzeggingsvergoeding komt in de DMFA op een aparte tewerkstellingslijn.

In de ontwerpteksten werd dit ook gevraagd voor periodes gedekt door verlof zonder wedde of periodes zonder loon, die niet gedekt zijn door de sociale zekerheid. Deze dagen verschijnen onder de prestatiecode 30 op de DMFA.   
Zoals verwacht is deze nieuwe verplichting geschrapt in de definitieve tekst. M.a.w. periodes van verlof zonder loon hoeven toch niet op een aparte tewerkstellingslijn te komen.

1.3. Overuren

Minstens 10%

 

Zoals gezegd komt het loon voor overwerk (art.29 Arbeidswet: overuren met overloontoeslag) in de ZIV-sector toch in aanmerking om het gemiddeld dagloon te bepalen in zoverre het over regelmatig gepresteerde overuren gaat.

Dit is een moeilijk hanteerbaar criterium.

 

Vanaf 30 december 2016 wordt overloon voor overuren opgenomen in het gemiddeld dagloon indien het loon voor die overuren (overloon + loon voor inhaalrust) minstens 10 % van het totale loon van de referteperiode vertegenwoordigt.
Voor een flexi-jobwerknemer in de horeca maakt de netto-vergoeding voor de overuren ook deel uit van het gemiddeld dagloon.

 

Referteperiode

 

Indien de tewerkstelling stabiel is, stemt de referteperiode overeen met het tweede kwartaal (T– 2) voorafgaand aan dat waarin het risico plaatsvindt (T0) of met een deel van het kwartaal (T-2).

Is de tewerkstelling niet stabiel gebleven, dan stemt de referteperiode overeen met het kwartaal T-1 of een deel ervan indien de tewerkstellingsvorm (tewerkstellingslijn op de DMFA) die als basis dient om het gemiddeld dagloon te bepalen in dat kwartaal is aangevangen.
Zo niet neemt men kwartaal T0 of een deel ervan als referteperiode.   

 

Voor de afwijkingssituaties (vb. het risico doet zich voor tijdens een periode gedekt door een opzeggingsvergoeding) bepaalt de ZIV-Verordening nu uitdrukkelijk hoe de referteperiode voor loon voor overwerk moet bepaald worden. Dit gebeurt volgens dezelfde logica als deze voor het bepalen van het refertentiemoment van het gemiddeld dagloon.

2. Voor zowel ZIV- als werkloosheidssector: loonelementen

De loonelementen die in aanmerking komen om het gemiddeld dagloon te bepalen, worden ook herzien.

Men wil de loonelementen die toevallig op het refertetijdstip worden uitbetaald, uitsluiten uit de samenstelling van het gemiddeld dagloon.

 

Het gaat eigenlijk om premies en voordelen die niet gekoppeld zijn aan prestaties in het kwartaal van hun aangifte op de DMFA (DMFA prestatiecode 02).

Het is in geen geval de bedoeling om variabele loonelementen die een wezenlijk deel van het loon uitmaken uit te sluiten.

 

Voorbeelden van premies die men uit het gemiddeld dagloon wenst te houden:

geschenken in natura, voordelen uit werknemersparticipaties, anciënniteitspremies, eindejaarspremies, …

 

Deze wijziging geldt zowel voor de sector werkloosheid als de ZIV-sector.

3. Inwerkingtreding

De wijzigingen treden in werking op 30 december 2016 voor risico’s die zich voordoen vanaf die datum.

 

Concreet betekent dit het volgende:

 

Datum risicoStabiele tewerkstellingInstabiele tewerkstelling
29/12/2016

Oud referentietijdstip =

loon op datum van 29/12/2016

Oud referentietijdstip =

loon op datum van 29/12/2016

30/12/2016

Nieuw referentietijdstip (T-2) =

Loon op 30/06/2016

Nieuw referentietijdstip  =

Loon op 30/12/2016

15/01/2017

Nieuw referentietijdstip (T-2) =

Loon op 30/09/2016

Nieuw referentietijdstip  =

Loon op 15/01/2017

Oeps,

Onze excuses, er is iets fout gelopen.

Probeert u het later eens opnieuw.

Was deze informatie nuttig voor u?

Ja Nee

Welke van de volgende beschrijft jouw feedback het best?






Jouw feedback

De versie van de browser die U gebruikt is niet optimaal voor deze website. De meeste functies zullen niet goed werken. De versie die u gebruikt wordt ook niet meer ondersteund door Microsoft en hierdoor loopt u security risico’s. Om de veiligheid en privacy van uw data te kunnen blijven garanderen, raden wij aan om zo snel mogelijk naar Internet Explorer 11 te upgraden of de laatste versie van een andere browser te gebruiken.