Voor de berekening van de anciënniteitsvoorwaarde, in het kader van ouderschapsverlof, tellen alle periodes van tewerkstelling als uitzendkracht bij de werkgever-gebruiker mee. Dit ongeacht het motief.
In 2019 vaardigde de Europese Unie een richtlijn uit over het evenwicht tussen werk en privéleven voor ouders en mantelzorgers, Richtlijn 2019/1158. Deze richtlijn bevat een aantal maatregelen om werknemers met zorgtaken beter in staat te stellen hun werk- en privéleven te combineren. Dit met het oog op de gelijkheid van mannen en vrouwen wat betreft hun kansen op de arbeidsmarkt en de behandeling op het werk.
De richtlijn werd omgezet in nationale wetgeving en is nu gepubliceerd in het Belgisch staatsblad. Dit heeft onder meer gevolgen voor de berekening van de anciënniteitsvoorwaarde bij ouderschapsverlof.
Huidige regeling: enkel motief instroom telt mee
Om ouderschapsverlof in het kader van loopbaanonderbreking te kunnen opnemen, moet de werknemer een anciënniteitsvoorwaarde vervullen.
Zo moet de werknemer gedurende de vijftien maanden die de schriftelijke kennisgeving voorafgaan, twaalf maanden verbonden zijn geweest door een arbeidsovereenkomst met de werkgever.
In geval van uitzendarbeid is echter het uitzendbureau de juridische werkgever van de uitzendkracht en niet de gebruiker bij wie de arbeid wordt verricht. Tijdens de tewerkstelling als uitzendkracht is betrokkene bijgevolg niet verbonden door een arbeidsovereenkomst met de gebruiker.
Indien de gebruiker een werknemer na een periode van uitzendarbeid vast in dienst neemt, kunnen de vroegere periodes van uitzendarbeid dus niet meetellen om te voldoen aan de anciënniteitsvoorwaarde.
Gewezen uitzendkrachten die vast in dienst treden bij een gebruiker, moeten eerst twaalf maanden vast in dienst zijn vooraleer zij aanspraak kunnen maken op ouderschapsverlof bij deze werkgever.
Hierop is wel al een uitzondering voorzien. Met name wanneer de gebruiker een uitzendkracht vast in dienst neemt die hem ter beschikking is gesteld met het motief instroom (= met het oog op een vaste aanwerving). In dat geval telt de vroegere periode als uitzendkracht wel mee voor de anciënniteitsvoorwaarde.
Nieuw: alle periodes als uitzendkracht tellen mee
Voortaan tellen alle vroegere periodes van tewerkstelling als uitzendkracht bij de werkgever-gebruiker mee voor de berekening van de anciënniteitsvoorwaarde in het kader van ouderschapsverlof. Dit ongeacht het motief.
Dit betekent dat alle periodes van tewerkstelling als uitzendkracht bij de werkgever-gebruiker in de vijftien maanden voor de schriftelijke kennisgeving gelijkgesteld zijn met een periode waarin de werknemer door een arbeidsovereenkomst verbonden was met de werkgever.
Vanaf wanneer?
Deze aanpassing treedt in werking op 10 november 2022.