Het verschil dat bestond in de berekening van het belastbaar voordeel dat ontstaat bij de terbeschikkingstelling van een woning door een natuurlijk persoon of een rechtspersoon werd door verschillende rechtbanken als discriminerend beschouwd.
Het verschil wordt, in afwachting van een nieuwe nog uit te werken regeling, afgeschaft. De minister van Financiën en de Administratie hebben gemeld dat vanaf vandaag de berekening die gold voor de terbeschikkingstelling door een natuurlijk persoon ook wordt gebruikt als de woning ter beschikking wordt gesteld door een rechtspersoon.
Wat betekent dit voor de werkgever?
Het voordeel dat ontstaat bij de terbeschikkingstelling van een woning, ongeacht of die wordt ter beschikking gesteld wordt door een natuurlijk persoon of door een rechtspersoon mag vanaf vandaag worden berekend als volgt:
- niet gemeubelde woning: 100/60 x geïndexeerde KI
- gemeubelde woning: 100/60 x geïndexeerd KI x 5/3
Intro
Wanneer een werkgever een woning ter beschikking stelt aan zijn werknemers of bedrijfsleiders ontstaat er een voordeel voor de werknemer of de bedrijfsleider. Het voordeel dat ontstaat, wordt beschouwd als loon en hierop zijn sociale zekerheidsbijdragen en belastingen verschuldigd.
De waarde van het voordeel wordt door de RSZ bepaald als de reële huurwaarde. Het is het bedrag van de reële huurwaarde waarop de RSZ-bijdragen op berekend worden.
De Fiscus bepaalde de waarde van het voordeel echter forfaitair op basis van het kadastraal inkomen van de ter beschikking gestelde woning. Hierbij werd tot op vandaag een onderscheid gemaakt tussen de situatie waarbij de woning ter beschikking gesteld werd door een rechtspersoon dan wel door een natuurlijk persoon.
Juridische inhoud
1. Verschil in waardering wordt gezien als discriminatie
Tot op vandaag werd er een groter voordeel bepaald wanneer de woning ter beschikking gesteld werd door een rechtspersoon dan wanneer de woning ter beschikking gesteld werd door een natuurlijk persoon. Het belastbaar voordeel, zoals forfaitair bepaald de woning wordt
- ter beschikking gesteld door een natuurlijk persoon:
- niet gemeubelde woning: 100/60 x geïndexeerde KI
- gemeubelde woning: 100/60 x geïndexeerd KI x 5/3
- de woning wordt ter beschikking gesteld door een rechtspersoon:
- KI kleiner of gelijk aan 745 EUR:
- niet gemeubelde woning: 100/60 x geïndexeerde KI x 1,25
- gemeubelde woning: 100/60 x geïndexeerd KI x 5/3 x 1,25
- KI groter dan 745 EUR:
- niet gemeubelde woning: 100/60 x geïndexeerde KI x 3,8
- gemeubelde woning: 100/60 x geïndexeerd KI x 5/3 x 3,8
Zowel het hof van beroep van Gent (Gent, 24.05.2016 en 20.02.2018, 2015/AR/1235) als het hof van beroep van Antwerpen (Antwerpen, 24.01.2017, 2015/AR/1117) oordeelden dat dit onderscheid discriminerend is en dus ongrondwettelijk.
2. Standpunt van de administratie
Gelet op boven vermelde rechtspraak heeft de minister van Financiën reeds de opdracht gegeven een nieuwe regeling uit te werken.
In afwachting van deze nieuwe regeling heeft de minister van Financiën geantwoord dat het voordeel op dit moment alleen maar kan vastgesteld worden overeenkomstig de forfaitaire waardering die geldt voor een terbeschikkingstelling door een natuurlijk persoon.
Naar aanleiding van het antwoord van de minister heeft de FOD Financiën administratieve richtlijnen gepubliceerd waarin wordt bevestigd dat de forfaitaire raming van het voordeel dat ontstaat door de terbeschikkingstelling van een woning, ongeacht of de woning wordt ter beschikking gesteld door een natuurlijk persoon of door een rechtspersoon, moet worden bepaald als:
- niet gemeubelde woning, 100/60 x geïndexeerde KI
- gemeubelde woning: 100/60 x geïndexeerd KI x 5/3
3. Wat met huidige geschillen?
Tot het ogenblik dat de nieuw uit te werken manier om de waarde van het voordeel forfaitair te bepalen in werking treden mag de bepaling alsof een natuurlijk persoon de woning ter beschikking stelt gebruikt worden, ongeacht wie de woning ter beschikking stelt, en dit volgens de administratie in alle stadia van de procedure.
Vragen tot ontheffing van ambtshalve, na verstrijken van de bezwaartijd worden niet ontvankelijk verklaard. Enkel in het geval dat men zich nog binnen de bezwaartermijn bevindt, kan men een wijziging van de berekening van het voordeel vragen.