Feedback
ella
Sleutelen aan mobiliteitsbudget: Kamer keurt voorgestelde aanpassingen goed
Uit het nieuws 10/11/2021
Gepubliceerd op 15/11/2021

De plenaire vergadering van de Kamer keurde op 10 november 2021 het wetsontwerp goed waarmee de regering de mobiliteit versneld wil vergroenen. 

Het bevat onder meer de versnelde vergroening van het bedrijfswagenpark en fiscale incentives voor particulieren en ondernemingen voor de plaatsing van elektrische laadstations. Voor meer informatie hierover verwijs ik naar onze nieuwsbrieven van 14 september 2021.

 

Het federale mobiliteitsbudget vormt een derde hefboom voor de vergroeningsplannen van de overheid.

 

Met enkele gerichte ingrepen wil de regering dit mobiliteitsbudget vanaf 1 januari 2022 een duw in de rug geven.

 

Onder meer de wachttermijnen voor werknemers verdwijnen vanaf dan.

Wie vanaf 1 januari 2022 door promotie in aanmerking komt voor een bedrijfswagen, zal hierdoor onmiddellijk kunnen instappen in het mobiliteitsbudget. Momenteel geldt en wachttermijn van 12 maanden.

 

In deze nieuwsbrief gaan we dieper in op de goedgekeurde aanpassingen aan het federale mobiliteitsbudget.

 

Situering

 

Het mobiliteitsbudget is het bedrag dat de werknemer ter beschikking krijgt van zijn werkgever, wanneer hij afziet van zijn (recht op een) bedrijfswagen.  

 

De hoogte van het mobiliteitsbudget is gelijk aan de Total Cost of Ownership of TCO van de wagen. Deze TCO is gelijk aan de jaarlijkse bruto kost voor de werkgever, met inbegrip van alle (para)fiscale lasten.

 

Via het mobiliteitsbudget kunnen werknemers vervolgens kiezen voor een combinatie van vervoermiddelen waarmee zij zich het vlotst en op de meest milieuvriendelijke manier kunnen verplaatsen. Uiteraard op voorwaarde dat hun werkgever hen deze mogelijkheid biedt.

 

Het mobiliteitsbudget bestaat uit drie pijlers die elk een eigen sociale en fiscale behandeling kennen.

Meer bepaald:

  • pijler 1: een milieuvriendelijke bedrijfswagen met maximale CO2-uitstoot van 95 gr/km;
    Deze wagen kent dezelfde (para)fiscale behandeling als de bedrijfswagen die een werkgever buiten het mobiliteitsbudget ter beschikking stelt.
  • pijler 2: duurzame mobiliteit
    Keuzes die de werknemer binnen deze pijler maakt, zijn volledig vrijgesteld van socialezekerheidsbijdragen en bedrijfsvoorheffing.
  • pijler 3: restsaldo in cash
    Het restsaldo is vrijgesteld van bedrijfsvoorheffing. Inzake sociale zekerheid is de werknemer hierop een bijzondere bijdrage verschuldigd van 38,07%.

 

De keuzemogelijkheden zijn afhankelijk van het aanbod van de werkgever.

 

Uitbreiding bestedingsmogelijkheden

 

In pijler 2 (duurzame mobiliteit) voorziet de regering volgende nieuwe keuzemogelijkheden vanaf 1 januari 2022:

 

  • openbaar vervoer:
    • financiering van abonnementen voor het openbaar vervoer voor de inwonende gezinsleden van de werknemer;
    • voor de werknemer zelf moet het abonnement voor openbaar vervoer niet langer gelinkt zijn aan zijn woon-werkverkeer;
  • huisvestingskosten:
    • te financieren voor wie binnen een straal van 10 km van het werk woont (in plaats van 5 km nu);
    • het volledige aflossingsbedrag van de hypothecaire lening komt in aanmerking. Nu is dat enkel het geval voor de intresten;
  • (elektrische) fietsen, bromfietsen,…: financiering:
    • via lening
    • van stallingskosten; en
    • van niet-verplichte uitrusting voor de bescherming en verhoging van de zichtbaarheid van bestuurder en passagier;
  • elektrisch aangedreven gemotoriseerde driewielers (personenvervoer) en vierwielers met gesloten passagiersruimte;
  • parkeerkosten die verband houden met het gebruik van openbaar vervoer;
  • kilometervergoeding van maximum 0,24 EUR per kilometer voor de woon-werkafstand die een werknemer te voet aflegt of met een voortbewegingstoestel (step, monowheel, rollator, …)
    Let wel: deze vrijgestelde ‘voetgangerspremie’ geldt enkel binnen het mobiliteitsbudget.

 

Verstrengingen

 

Het wetsontwerp bevat ook enkele verstrengingen.

 

Onder- en bovengrens

 

Om misbruiken tegen te gaan, geldt vanaf 1 januari 2022 een begrenzing voor de hoogte van het mobiliteitsbudget. Het mobiliteitsbudget:

  • moet minimaal 3.000 EUR op jaarbasis bedragen; en
  • mag maximaal één vijfde van het totale bruto jaarloon van de betrokken werknemer bedragen, met een absoluut maximum van 16.000 EUR.

 

Werkgevers die al een mobiliteitsbudget toekennen vóór de datum van bekendmaking van deze wet in het Belgisch Staatsblad, krijgen nog tot 1 januari 2023 de tijd om zich aan deze nieuwe grenzen aan te passen.

 

Minstens aanbod in pijler 2

 

Tot nu toe kon een werkgever volledig vrij kiezen welke pijlers hij al dan niet wilde aanbieden aan zijn werknemers. 

Daar komt vanaf 1 januari 2022 verandering in. Vanaf dan moet een werkgever minstens een aanbod doen in pijler 2. Het mobiliteitsbudget zet immers uitdrukkelijk in op de omschakeling naar zachte en duurzame mobiliteit.

 

Geen CO2-uitstoot

 

Vanaf 1 januari 2026 kan een werknemer binnen pijler 1 enkel nog een wagen kiezen die geen CO2 uitstoot.

 

Vanaf diezelfde datum zal de zero-emissie-norm ook gelden binnen pijler 2 voor:

  • alle gemotoriseerde voertuigen binnen de categorie ‘zachte mobiliteit' (onder meer bromfiets); en
  • het autodelen en de huur van wagen met chauffeur.

 

Geen uitzondering meer voor einde-reeks wagens

 

Een wagen die men kiest in pijler 1 moet voldoen aan de emissienormen voor luchtverontreinigende stoffen die gelden voor nieuwe voertuigen. 

Voor einde-reeks wagens bestond hiervoor een uitzondering. Deze wordt met ingang van 1 januari 2022 geschrapt.

 

Total Cost of Ownership of TCO

 

Beroepskosten

 

Vanaf 1 januari 2022 mag de werkgever de kosten verbonden aan het beroepsmatig gebruik van de bedrijfswagen buiten beschouwing laten bij de bepaling van de hoogte van het mobiliteitsbudget.


Hij moet de werknemer dan wel vergoeden voor de professionele verplaatsingen. Deze vergoeding komt bovenop het mobiliteitsbudget.

 

Administratieve vereenvoudigingen

 

Bij koninklijk besluit kan men een formule vastleggen voor de bepaling van het bedrag van het mobiliteitsbudget.

 

Deze formule:

  • moet de werkgever toepassen wanneer de bepaling van de TCO van de wagen gebeurt op basis van de reële kosten;
  • mag de werkgever toepassen wanneer de bepaling van de TCO gebeurt op basis van forfaitaire waarden.

 

De werkgever mag de TCO van de wagen die men eventueel kiest binnen pijler 1 vanaf 1 januari 2022 ook forfaitair aanrekenen op het mobiliteitsbudget.

 

Wachttermijnen

 

Momenteel moeten zowel werkgever als werknemer specifieke wachttermijnen in acht nemen voor zij van start kunnen gaan met het mobiliteitsbudget.

 

Deze wachttermijnen zetten echter een aanzienlijke rem op de doorbraak van het systeem. Daarom heft men de wachttermijnen voor werknemers op.

De wachttermijn voor werkgevers blijft echter behouden.

 

Vanaf wanneer?

 

De wijzigingen treden in werking op 1 januari 2022.

 

De bepalingen met betrekking tot de zero-emissie-norm gelden vanaf 1 januari 2026. 


Opgelet!

Deze bespreking geldt onder voorbehoud van publicatie in het Belgisch Staatsblad.

Wat betekent dit voor de werkgever?

Met het mobiliteitsbudget beschikt de werkgever over een interessant instrument om de mobiliteit van zijn werknemers op een andere, meer duurzame manier te organiseren.

 

Met enkele gerichte ingrepen enerzijds en uitbreiding van de bestedingsmogelijkheden anderzijds wil de regering het mobiliteitsbudget vanaf 1 januari 2022 een duw in de rug geven.

 

Op één uitzondering na, gelden er geen overgangsmaatregelen voor werkgevers die al een mobiliteitsbudget toekennen. Zij zullen hun lopend plan dus in overeenstemming moeten brengen met de nieuwe regels.  

 

Werkgevers die hiermee aan de slag willen of moeten gaan of hun mobiliteitsbeleid onder de loep willen nemen, kunnen hiervoor terecht bij onze consultants.

Zij zijn te bereiken via KMOconsultancy@sdworx.com en Consulting@sdworx.com.

Bron:
Wetsontwerp houdende sociale en fiscale vergroening van de mobiliteit, Kamer, DOC 55, 2270/008.

Context

Het mobiliteitsbudget is het bedrag dat de werknemer ter beschikking krijgt van zijn werkgever, wanneer hij afziet van zijn (recht op een) bedrijfswagen.  

 

Via het mobiliteitsbudget kunnen werknemers vervolgens kiezen voor een combinatie van vervoermiddelen (milieuvriendelijke wagen en/of duurzame mobiliteitsmodi) waarmee zij zich het vlotst en op de meest milieuvriendelijke manier kunnen verplaatsen. Uiteraard op voorwaarde dat hun werkgever hen deze mogelijkheid biedt.

 

Het mobiliteitsbudget bestaat sinds maart 2019 en zet vooral in op duurzame mobiliteit. Iedereen erkent de troeven van dit systeem, maar de grote doorbraak blijft voorlopig uit.

 

Door enkele doordachte ingrepen enerzijds en uitbreiding van de bestedingsmogelijkheden anderzijds, wil de regering het mobiliteitsbudget een duw in de rug geven.

 

We zetten de nieuwigheden voor u op een rij.

Juridische inhoud

1. Versoepelingen

De geplande versoepelingen kwamen al aan bod in onze nieuwsbrief van 1 oktober 2021.

 

Anders dan we toen aankondigden, krijgt de werkgever dan toch niet meer vrijheid bij de toekenning van het mobiliteitsbudget.

De toekenning blijft verbonden aan een functiecategorie waaraan het recht op een bedrijfswagen gekoppeld is.

1.1. Wachttermijnen

De wachttermijnen die momenteel gelden voor werkgevers en werknemers zetten een belangrijke rem op de doorbraak van het mobiliteitsbudget.

 

Behoud wachttermijn werkgevers

 

De wachttermijn voor werkgevers blijft behouden.

 

Een werkgever moet dus gedurende een ononderbroken periode van 36 maanden, onmiddellijk voorafgaand aan de invoering van het mobiliteitsbudget, één of meerdere wagens ter beschikking stellen van één of meerdere werknemers. Pas als aan deze voorwaarde voldaan is, mag hij het mobiliteitsbudget invoeren.

 

Voor startende werkgevers (minder dan 36 maanden actief) geldt een uitzondering. Voor hen volstaat het om op het ogenblik van de invoering van het mobiliteitsbudget minstens één wagen ter beschikking te stellen van minstens één werknemer.

 

Afschaffen wachttermijnen werknemers

 

Men heft de wachttermijnen voor werknemers op vanaf 1 januari 2022.

 

Nu moet een werknemer minstens 12 maanden (in diezelfde periode van 36 maanden) aanspraak gemaakt hebben op een wagen én minstens 3 maanden ononderbroken vóór de aanvraag van het mobiliteitsbudget.

Er geldt enkel een uitzondering voor wie nieuw in dienst treedt.

 

Door deze beperking op te heffen, kan bijvoorbeeld ook een werknemer die na promotie in aanmerking komt voor een bedrijfswagen, onmiddellijk instappen in het mobiliteitsbudget.

 

Hiermee sloopt men een belangrijke hindernis voor de doorbraak van het mobiliteitsbudget. 

1.2. Uitbreiding bestedingsmogelijkheden

1.2.1. Zachte mobiliteit

Momenteel kan de werknemer met het mobiliteitsbudget de aankoop, huur, leasing, het onderhoud en de verplichte uitrusting financieren van bijvoorbeeld een fiets of 'voortbewegingstoestel'.

 

Lening

 

Het sluiten van een lening valt voorlopig uit de boot. Daar komt vanaf 1 januari 2022 verandering in.

 

Stallingskosten

 

Ook de stallingkosten van een (brom)fiets, speed pedelec, elektrische motorfiets, … zal men vanaf dan kunnen financieren via het mobiliteitsbudget.

 

Deze kosten beperken zich niet tot de context van openbaar vervoer.

 

Niet elke werknemer beschikt over een veilige plek in of aan de woning om bijvoorbeeld zijn fiets te stallen. Daarom zullen ook kosten voor betalende fietsparkings in aanmerking komen.

 

Uitrusting

 

Momenteel kan men enkel verplichte uitrusting financieren via het mobiliteitsbudget. Denk aan de helm voor gebruikers van een speed pedelec, of verplichte veiligheidsuitrusting voor de motorfiets.

 

De regering breidt dit uit tot elke vorm van uitrusting die de veiligheid en zichtbaarheid van de bestuurder en passagier bevorderen. Denk bijvoorbeeld aan een fietshelm of een fluohesje.

 

Regenkledij valt hier in principe niet onder, tenzij deze ook de zichtbaarheid en/of veiligheid verbetert.

1.2.2. Openbaar vervoer

Voor een terugbetaling via het mobiliteitsbudget komen losse tickets in aanmerking. Werknemers kunnen deze ook aankopen voor zuivere privéverplaatsingen met het gezin.

Deze mogelijkheid blijft behouden.

 

Een abonnement komt momenteel enkel in aanmerking wanneer het op naam staat van de werknemer en betrekking heeft op zijn woon-werkverplaatsing.

 

Vanaf 1 januari 2022:

  • komen ook abonnementen op naam van de inwonende gezinsleden van de werknemer in aanmerking; en
  • moet het abonnement van de werknemer zelf niet langer gekoppeld zijn aan zijn woon-werktraject.

 

Vanaf diezelfde datum zal de werknemer ook parkeerkosten, gekoppeld aan het gebruik van het openbaar vervoer, kunnen financieren met zijn mobiliteitsbudget.

1.2.3. Huisvesting

Wie op 5 km van het werk woont, kan zijn huisvestingskosten financieren via het mobiliteitsbudget. Het betreft momenteel de huurkost of de intrest van de hypothecaire lening.

 

Vanaf 1 januari 2022 geldt deze mogelijkheid voor wie tot 10 km van het werk woont.

 

Vanaf dan komt het volledige bedrag van de hypothecaire lening in aanmerking - dus ook de kapitaalsaflossingen.

1.2.4. Voetgangerspremie

Wie te voet naar het werk komt, zal voor die gestapte afstand een voetgangerspremie kunnen krijgen, gelijk aan het bedrag van de vrijgestelde fietsvergoeding. Dit geldt ook voor wie slechts een deel van het woon-werktraject te voet aflegt.

Momenteel bedraagt de vrijgestelde vergoeding maximum 0,24 EUR.

 

Zoals elke keuze binnen pijler 2, zal ook de voetgangerspremie genieten van een vrijstelling inzake sociale zekerheid en fiscaliteit.

 

Deze premie zal ook van toepassing zijn voor wie zich met een voortbewegingstoestel verplaatst. Denk aan de (e-)step, rolschaatsen, een hooverboard, …

 

Let op!

Deze vrijgestelde voetgangerspremie wordt voorlopig uitsluitend gecreëerd binnen de contouren van het mobiliteitsbudget.

 

Voor wie buiten dat kader te voet naar het werk komt, of bijvoorbeeld met de step, geldt geen specifieke vrijstelling voor deze vergoeding.

 

Cumulverbod

Wanneer een werkgever buiten het mobiliteitsbudget om een vergoeding zou toekennen aan werknemers die te voet of bijvoorbeeld al steppend naar het werk komen, zal deze vergoeding volledig onderworpen zijn aan sociale zekerheid en bedrijfsvoorheffing. De gedeeltelijke vrijstelling van 420 EUR (bedrag geldig voor inkomstenjaar 2021) vervalt dan.

1.2.5. Gemotoriseerde drie- en vierwielers

De regering voegt elektrisch aangedreven drie- en vierwielers toe aan de lijst van voortbewegingstoestellen.

 

De driewielers moeten geschikt zijn voor personenvervoer. De vierwielers moeten beschikken over een gesloten passagiersruimte.

 

Deze voertuigen kunnen de concurrentie aangaan met een motorfiets of wagen. Ze zijn geschikt voor personenvervoer en halen een snelheid van meer dan 45 km/uur.

Door hun geringere massa bieden zij een betere energie-efficiëntie en zorgen zij voor een kleinere 'voetafdruk' op de openbare weg.

2. Verstrengingen

2.1. Onder- en bovengrens

Om misbruiken te voorkomen, schrijft de regering een minimum- en maximumbedrag in de wetgeving in, waartussen de waarde van het mobiliteitsbudget moet liggen.

 

De waarde van het mobiliteitsbudget (op jaarbasis) moet zich vanaf 1 januari 2022 met name situeren tussen:

  • minimaal 3.000 EUR; en
  • maximaal één vijfde van het totale van het totale bruto jaarloon van de werknemer, met een absoluut maximum van 16.000 EUR per jaar.

 

Het brutoloon moet in dit verband op dezelfde manier geïnterpreteerd worden als in artikel 6 §1, derde lid van de Loonbeschermingswet van 12 april 1965.

Dit stelt dat het gedeelte van het loon dat in natura wordt uitbetaald, een vijfde van het totale brutoloon niet mag overschrijden.

 

Door deze nieuwe antimisbruikbepaling wil men er voor zorgen dat het bedrag van mobiliteitsbudget in verhouding staat tot het globale brutoloon van de werknemer.

 

Lopende mobiliteitsbudgetten

 

Werkgevers die al een mobiliteitsbudget toekennen vóór de datum van publicatie van deze wet in het Belgisch Staatsblad, hebben nog tot 1 januari 2023 tijd om hun mobiliteitsbudget aan deze nieuwe begrenzingen aan te passen.

2.2. Minstens aanbod in pijler 2

Tot nu toe is een werkgever niet verplicht om elk van de 3 pijlers (wagen / duurzame mobiliteit / cash) aan te bieden aan zijn werknemers.

 

Daar komt vanaf 1 januari 2022 verandering in komen.

 

De regering wil met name de overstap naar duurzame mobiliteit promoten. Daarom zal de werkgever vanaf 1 januari 2022 minstens een aanbod in pijler 2 moeten doen.

 

De werknemer blijft vrij om al dan niet een keuze te maken in deze pijler.

 

Er geldt geen overgangsmaatregel voor werkgevers die nu al een mobiliteitsbudget toekennen. Wie pijler 2 niet in het keuze-aanbod heeft opgenomen, zal dat dus meteen moeten regulariseren.

2.3. Geen CO2-uitstoot vanaf 2026

Vanaf 2026 kan een werknemer binnen pijler 1 enkel nog een wagen kiezen die geen CO2 uitstoot.

 

Hiermee wil de regering gelijke tred houden met de plannen om vanaf 2026 enkel nog de kosten verbonden aan wagens zonder CO2-uitstoot aftrekbaar te houden in de vennootschapsbelasting.

 

Vanaf 2026 geldt de zero-emissie-norm ook binnen pijler 2 voor:

  • alle gemotoriseerde voertuigen binnen de categorie ‘zachte mobiliteit' (onder meer de bromfiets); en
  • het autodelen en de huur van wagen met chauffeur.

2.4. Einde-reeks wagens

Wagens die werknemers kunnen kiezen in pijler 1 en CO2 uitstoten, moeten aan strikte normen beantwoorden.

 

De maximale CO2-uitstoot bedraagt bijvoorbeeld 95 gr per kilometer.

 

Bovendien moeten deze wagens voldoen aan de emissienormen voor luchtverontreinigende stoffen die gelden voor nieuwe wagens.

Voor einde-reeks-wagens geldt hierop een uitzondering.

 

Einde-reeksen zijn wagens die men niet meer produceert, maar die nog wel in voorraad zijn bij de fabrikant of verdeler.

 

Deze uitzondering wordt geschrapt vanaf 1 januari 2022.

3. Total Cost of Ownership - administratieve vereenvoudigingen

De hoogte van het mobiliteitsbudget is gelijk aan de Total Cost of Ownership (TCO) van de wagen.

 

Deze TCO is gelijk aan de jaarlijkse bruto kost voor de werkgever, met inbegrip van alle (para)fiscale lasten.

 

De werkgever kan de TCO bepalen in functie van de reële kosten, maar kan dit ook forfaitair doen door uit te gaan van een referentiewagen en -kosten.

3.1. Formule

Bij koninklijk besluit kan men een formule vastleggen voor de bepaling van het bedrag van het mobiliteitsbudget.

 

Deze formule zal de werkgever:

  • moeten toepassen wanneer de bepaling van de TCO van de wagen gebeurt op basis van de reële kosten;
  • mogen toepassen wanneer de bepaling van de TCO gebeurt op basis van forfaitaire waarden.

 

Deze formule zal zowel gelden voor de bepaling van de grootte van het mobiliteitsbudget, als voor de bepaling van de TCO van de wagen die een werknemer kiest binnen pijler 1.

De werkgever mag de TCO van de wagen die men eventueel kiest binnen pijler 1 vanaf 1 januari 2022 ook forfaitair aanrekenen op het mobiliteitsbudget.

3.2. Aanrekening wagen in pijler 1

De hoogte van het mobiliteitsbudget kan een werkgever bepalen op basis van de reële kosten of op basis van forfaitaire waarden.

 

Voor de aanrekening van de TCO van de wagen die men eventueel kiest in pijler 1 heeft de werkgever deze keuze niet. De aanrekening moet steeds gebeuren op basis van de reële kosten.

 

Dat geeft de nodige onzekerheid naar beschikbaar budget om keuzes binnen pijler 2 te kunnen financieren, maar zorgt ook voor vertraging bij de definitieve afrekening van het budget op het einde van elk kalenderjaar.

 

Om hieraan te verhelpen, voorziet het wetsontwerp vanaf 1 januari 2022 de mogelijkheid van een 'forfaitaire' aanrekening van de TCO van de wagen binnen pijler 1.

3.3. Beroepskosten

De TCO van de wagen omvat alle jaarlijkse bruto kosten voor de werkgever.

 

Vanaf 1 januari 2022 mag de werkgever de kosten, verbonden aan het beroepsmatig gebruik van de bedrijfswagen, buiten beschouwing laten bij de samenstelling van het mobiliteitsbudget.


Hij zal de werknemer dan wel moeten vergoeden voor de kosten van deze professionele verplaatsingen. Deze vergoeding komt bovenop het mobiliteitsbudget.

4. Verduidelijkingen

De toepassing van het mobiliteitsbudget riep heel wat vragen op.

 

Daarom maakte de regering al werk van de website www.mobiliteitsbudget.be. Hier vindt men een ruime waaier aan vragen en antwoorden terug.

 

Sommige zaken verduidelijkt de regering nu in de wet zelf.

 

Zo stelt men expliciet dat de werkgever bij de toekenning van het mobiliteitsbudget rekening moet houden met het tijdstip waarop dat gebeurt.

Het bedrag van het mobiliteitsbudget stemt dus overeen met het aantal kalenderdagen van het kalenderjaar waarin de werknemer deelneemt aan het systeem van mobiliteitsbudget.

 

Om de transparantie van de afrekening van de kosten met betrekking tot pijler 1 te verhogen, zal de mobiliteitsrekening het volledige bedrag van het mobiliteitsbudget moeten tonen.

Momenteel is voorzien dat enkel het besteedbaar budget, na aftrek van de kosten in pijler 1, getoond wordt.

5. Vanaf wanneer

De wijzigingen treden in werking op 1 januari 2022.

 

Voor werkgevers die al een mobiliteitsbudget toekennen, geldt in principe geen overgangsregeling.

Men maakt slechts één uitzondering. Wie al een mobiliteitsbudget toekent vóór de publicatiedatum van deze wet in het Staatsblad, heeft nog tot 1 januari 2023 tijd om de minimum- en maximumgrenzen in te voegen.

 

De bepalingen met betrekking tot de zero-emissie-norm in pijlers 1 en 2 gelden vanaf 1 januari 2026. 

Oeps,

Onze excuses, er is iets fout gelopen.

Probeert u het later eens opnieuw.

Was deze informatie nuttig voor u?

Ja Nee

Welke van de volgende beschrijft jouw feedback het best?






Jouw feedback

De versie van de browser die U gebruikt is niet optimaal voor deze website. De meeste functies zullen niet goed werken. De versie die u gebruikt wordt ook niet meer ondersteund door Microsoft en hierdoor loopt u security risico’s. Om de veiligheid en privacy van uw data te kunnen blijven garanderen, raden wij aan om zo snel mogelijk naar Internet Explorer 11 te upgraden of de laatste versie van een andere browser te gebruiken.