Feedback
ella
Start van het nieuwe schooljaar én een nieuw kader voor alternerend leren/werken in Vlaanderen
Uit het Belgisch Staatsblad van 17/08/2016
Gepubliceerd op 19/08/2016

Zesde staatshervorming: overheveling BIO en ILW

 

Door de zesde staatshervorming werden een aantal federale bevoegdheden met betrekking tot de invulling van de werkplekcomponent binnen alternerend leren/werken overgeheveld naar de Vlaamse Gemeenschap, met name de beroepsinlevingsovereenkomst (BIO) en de industriële leerovereenkomst (ILW).

 

Nieuw Vlaams kader voor alternerend leren/werken

 

De Vlaamse Regering maakt van deze overheveling gebruik om een harmonisatie van de bestaande statuten en overeenkomsten door te voeren en te komen tot een eenvormig/eenduidig statuut voor het stelsel leren en werken.

 

Met ingang van 1 september 2016 zullen nog slechts 2 soorten overeenkomsten bestaan voor leerlingen in het systeem van leren en werken:

 

  1. de (bezoldigde) overeenkomst van alternerende opleiding; en
  2. de (onbezoldigde) stageovereenkomst alternerende opleiding.

 

De overeenkomst alternerende opleiding geldt voor alle jongeren die minstens 20 uur per week opleiding op de werkvloer volgen.

 

Jongeren die minder dan 20 uur per week opleiding bij een bedrijf volgen, krijgen een stageovereenkomst alternerende opleiding. De modaliteiten zijn gelijklopend met de overeenkomst alternerende opleiding, met uitzondering van de vakantiedagen en de vergoeding.

 

Dit betekent dat na 31 augustus 2016 het afsluiten van een leerovereenkomst in het kader van de leertijd (Syntra) of een industriële leerovereenkomst niet meer mogelijk is in Vlaanderen.

 

Uitzonderlijk blijft het afsluiten van een deeltijdse arbeidsovereenkomst in 2 gevallen mogelijk:

 

  1. in de non-profitsector, omdat dit soort overeenkomst vereist is om te kunnen genieten van de Sociale Maribelmaatregel;
  2. voor niet-duale opleidingen van het deeltijds beroepssecundair onderwijs (dbso) die gemiddeld op jaarbasis minder dan 20 u opleiding per week op de reële werkplek omvatten.

 

Wat betekent dit voor de overheidssector?

 

De werkplekcomponent van de alternerende opleiding is mogelijk zowel in privé als in publieke sectoren. Dit moet leiden naar een toename van het aantal werkplekken.

Bron:
Decreet van 10 juni 2016 tot regeling van bepaalde aspecten van alternerende opleidingen
Besluit van de Vlaamse Regering van 22 april 2016 betreffende het tijdelijke project "schoolbank op de werkplek" rond duaal leren in het secundair onderwijs

Context

Door de zesde staatshervorming werden een aantal federale bevoegdheden met betrekking tot de invulling van de werkplekcomponent binnen alternerend leren/werken overgeheveld naar de Vlaamse Gemeenschap, met name de beroepsinlevingsovereenkomst (BIO) en de industriële leerovereenkomst (ILW).

 

De Vlaamse Regering maakt van deze overheveling gebruik om een harmonisatie van de bestaande statuten en overeenkomsten door te voeren en te komen tot een eenvormig/eenduidig statuut voor het stelsel leren en werken.

 

Met ingang van 1 september 2016 zullen nog slechts 2 soorten overeenkomsten bestaan voor leerlingen in het systeem van leren en werken:

 

  1. de (bezoldigde) overeenkomst van alternerende opleiding; en

  2. de (onbezoldigde) stageovereenkomst alternerende opleiding.

 

Uitzonderlijk blijft het afsluiten van een deeltijdse arbeidsovereenkomst in 2 gevallen mogelijk:

 

  1. in de non-profitsector, omdat dit soort overeenkomst vereist is om te kunnen genieten van de Sociale Maribelmaatregel; en

  2. voor niet-duale opleidingen van het deeltijds beroepssecundair onderwijs (dbso) die gemiddeld op jaarbasis minder dan 20 u opleiding per week op de reële werkplek omvatten.

 

De eerste uitzondering (non-profitsector) betreft met name volgende P(S)C's:

 

  • Paritair Subcomité voor de privé-ziekenhuizen; 
  • Paritair Subcomité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten; 
  • Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp; 
  • Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Vlaamse Gemeenschap;
  • Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten; 
  • Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen en diensten van de Vlaamse Gemeenschap; 
  • Paritair Comité voor de beschutte werkplaatsen en de sociale werkplaatsen , met uitzondering van de sociale werkplaatsen; 
  • Paritair Comité voor de socio-culturele sector; 
  • Paritair Subcomité voor de socio-culturele sector van de Vlaamse Gemeenschap; 
  • Paritair subcomité voor de federale en bicommunautaire socioculturele organisaties; 
  • Paritair comité voor de gezondheidsinrichtingen en diensten, met uitzondering van de werkgevers die onder de omschrijving van het paritaire subcomité voor de tandprothese vallen; 
  • Paritair comité voor de Vlaamse welzijns- en gezondheidssector; 
  • Paritair comité voor de Franstalige, Duitstalige en bicommunautaire welzijns-en gezondheidssector; 
  • Paritair Subcomité voor de beschutte werkplaatsen gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap of door de Vlaamse Gemeenschapscommissie en de sociale werkplaatsen erkend en/of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap, met uitzondering van de sociale werkplaatsen.

 

Dit betekent dat er een einde komt aan de volgende waaier aan overeenkomsten waarmee momenteel binnen het stelsel van leren en werken wordt gewerkt:

 

  • voor de leertijd zijn dit: de leerovereenkomst en de leerverbintenis.

  • voor het dbso zijn dit: het industrieel leerlingwezen (ILW), de beroepsinlevingsovereenkomst (BIO), bepaalde types deeltijdse arbeidsovereenkomst (interim, JoJo), de thuishelper, de individuele beroepsopleiding (IBO), het experiment IBO-deeltijds onderwijs in Antwerpen en de Alternerende Bouwopleiding (ABO).

Juridische inhoud

1. Definitie alternerende opleiding

Zoals hoger gesteld kiest Vlaanderen er voor om een nieuw eenvormig/eenduidig statuut voor alternerende opleidingen in te voeren.

 

Onder alternerende opleiding wordt begrepen: elke opleiding

 

  • van het voltijds secundair onderwijs, met uitzondering van de integratiefase van opleidingsvorm 3 van het buitengewoon secundair onderwijs, die door de Vlaamse Regering als duaal wordt aangeduid;
  • in het deeltijds beroepssecundair onderwijs (dbso);
  • in de leertijd.

 

In dergelijke opleiding worden contactonderwijs bij een opleidingsverstrekker en opleiding op de werkplek gecombineerd. Beide componenten beogen samen de uitvoering van één enkel opleidingsplan en zijn daarom inhoudelijk en organisatorisch op elkaar afgestemd.

 

Opmerking: in het kader van het tijdelijke project 'schoolbank op de werkplek', dat eveneens op 1 september 2016 van start gaat, heeft de Vlaamse Regering 7 studierichtingen benoemd als duaal:

 

  • chemische procestechnieken duaal;
  • elektromechanische technieken duaal;
  • elektrische installaties duaal;
  • haarverzorging duaal;
  • ruwbouw duaal;
  • zorgkundige duaal; en
  • groen- en tuinbeheer duaal.

2. 2 soorten overeenkomsten

Met ingang van 1 september 2016 zijn binnen het kader van de alternerende opleidingen nog slechts 2 soorten overeenkomsten mogelijk:

 

1. Overeenkomst van alternerende opleiding

 

Een leerling kan een overeenkomst van alternerende opleiding sluiten als de opleiding gemiddeld op jaarbasis minstens 20 uur per week opleiding op een reële werkplek omvat, zonder rekening te houden met de wettelijke feest- en vakantiedagen

 

2. Stageovereenkomst alternerende opleiding

 

Een stageovereenkomst alternernde opleiding kan worden gesloten:

 

a) als de opleiding door de Vlaamse Regering als duaal is aangeduid en op de werkplek gemiddeld op jaarbasis minder dan 20 uur per week bedraagt, zonder rekening te houden met de wettelijke feest- en vakantiedagen;

b) als de opleiding uitsluitend plaatsvindt op een gesimuleerde werkplek.

3. Gemeenschappelijke modaliteiten

De modaliteiten van beide overeenkomsten zijn gelijklopend, met uitzondering van de vakantiedagen en de vergoeding.

 

 

 

3.1. Partijen

3 partijen

 

De bovenvermelde overeenkomsten kunnen enkel worden gesloten door:

 

  1. een leerling die een regelmatige leerling is of zijn wettelijke vertegenwoordiger;
  2. een erkende onderneming;
  3. een opleidingsverstrekker (een opleidings- of onderwijsinstelling die erkend is door de Vlaamse Gemeenschap).

3.2. Overeenkomst

Algemeen

 

De overeenkomst tot uitvoering van de alternerende opleiding moet voor elke leerling afzonderlijk schriftelijk worden vastgesteld uiterlijk op het tijdstip waarop de leerling zijn alternerende opleiding in de onderneming aanvat.

 

Het betreft een overeenkomst van bepaalde duur die schooljaaroverschrijdend kan zijn.

 

De leerling kan om zijn opleidingsplan uit te voeren, opeenvolgende overeenkomsten met verschillende ondernemingen sluiten.

 

De duur van alle overeenkomsten mag echter niet meer bedragen dan de duur van de alternerende opleiding waarop de overeenkomsten betrekking hebben en dit vanaf het moment dat de alternerende opleiding voor de leerling is ingevuld met een werkplekcomponent.

 

Model overeenkomst

 

Voor beide overeenkomsten heeft de Vlaamse Regering een model vastgelegd: overeenkomst alternerende opleiding; stageovereenkomst alternerende opleiding.

3.3. Erkende onderneming

Voorwaarden erkenning

 

Om erkend te kunnen worden, moet de onderneming minimaal voldoen aan de volgende voorwaarden:

 

  1. zij moet binnen de onderneming een mentor aanduiden die:
    • van onberispelijk gedrag is;
    • ten volle 25 jaar oud is en ten minste vijf jaar praktijkervaring heeft in het beroep;
  2. zij moet op het vlak van de organisatie en de bedrijfsuitrusting voldoen om de opleiding op de werkplek van een leerling mogelijk te maken overeenkomstig het opleidingsplan;
  3. zij moet voldoende financiële draagkracht hebben om de continuïteit van de onderneming te waarborgen;
  4. zij mag geen veroordelingen hebben opgelopen.

 

In afwijking hiervan kan het Vlaams Partnerschap Duaal Leren:

 

  • de leeftijd terugbrengen tot 23 jaar als de mentor een bewijs van vooropleiding in het beroep voorlegt;
  • een afwijking verlenen van de vereiste praktijkervaring in het beroep als de mentor een bewijs van vooropleiding in het beroep voorlegt;
  • beslissen dat de veroordeling niet relevant is om de erkenning van de onderneming te weigeren.

 

Procedure erkenning

 

De onderneming moet een aanvraag tot erkenning indienen bij het Vlaams Partnerschap Duaal Leren. Dit kan zowel op papier als elektronisch.

 

Deze aanvraag tot erkenning moet gebeuren voor elke alternerende opleiding waarvoor de onderneming een overeenkomst wil sluiten en voor elke vestiging waar zij leerlingen wil opleiden.

 

Het Vlaams Partnerschap Duaal Leren neemt binnen 14 dagen na de ontvangst van de aanvraag een beslissing over de erkenning van de onderneming.

 

Deze erkenning geldt voor een duur van 5 jaar vanaf de datum van de beslissing tot erkenning.

 

Opheffing erkenning

 

Het Vlaams Partnerschap Duaal Leren kan de erkenning van de onderneming opheffen als de onderneming niet meer voldoet aan de erkenningsvoorwaarden of als de onderneming haar verbintenissen en plichten niet naleeft.

 

Opheffing van de erkenning van de onderneming houdt in dat de onderneming geen overeenkomsten tot uitvoering van de alternerende overeenkomst kan sluiten zolang zij niet opnieuw erkend is.

 

Het Vlaams Partnerschap Duaal Leren kan bij de opheffing van de erkenning van de onderneming beslissen tot uitsluiting van de onderneming als zij haar verbintenissen of verplichtingen niet naleeft. De uitsluiting kan tijdelijk of definitief zijn.

Uitsluiting van de onderneming houdt in dat zij geen nieuwe erkenning kan aanvragen.

 

Opmerking: De onderneming kan tegen de niet-erkenning, opheffing van de erkenning of uitsluiting beroep aantekenen. Echter, de Vlaamse Regering moet de procedures hiertoe nog bepalen.

 

Overgangsregeling erkenning

 

Er zijn overgangsmaatregelen voorzien:

 

  • voor bedrijven die momenteel erkend zijn voor leertijd en ILW blijft de erkenning gelden tot 30 juni 2017;
  • bedrijven die binnen leren en werken niet onderhevig waren aan een erkenning (bvb. bij een IBO, BIO,…), maar die een overeenkomst met een jongere hadden in het schooljaar 2015-2016 worden beschouwd als erkend tot 30 juni 2017.

3.4. Schorsing en einde overeenkomst

Schorsing

 

Algemeen

 

De overeenkomst wordt geschorst onder dezelfde voorwaarden en in dezelfde gevallen als vermeld in de Arbeidsovereenkomstenwet.

In deze gevallen heeft de leerling met een overeenkomst van alternerende opleiding recht op een gewaarborgde leervergoeding, behalve bij arbeidsongeschiktheid wegens arbeidsongeval of beroepsziekte.

 

Ook bij tuchtmaatregelen wordt de overeenkomst geschorst: tijdens

 

  • tijdelijke uitsluiting door de opleidingsverstrekker;
  • een ontvankelijk beroep bij een beroepsprocedure tegen definitieve uitsluiting;
  • tijdens preventieve schorsing door de opleidingsverstrekker.

 

In deze gevallen is de onderneming de leerling echter geen leervergoeding verschuldigd.

 

Schorsing tijdens eerste 30 dagen

 

Als de overeenkomst tijdens de eerste 30 dagen wordt geschorst, wordt de overeenkomst verlengd met de duur van de schorsing.

 

Een schorsing voor of tijdens de opzegtermijn schorst de opzegtermijn niet.

 

Einde

 

Algemeen

 

De beëindiging van de overeenkomst kan in volgende situaties:

 

  • gewone wijze beëindigen van een overeenkomst (bv. onderling akkoord);
  • als de termijn verstreken is;
  • als de leerling de opleiding met vrucht heeft beëindigd;
  • als de mentor overlijdt en geen andere mentor kan worden aangesteld;
  • als er overmacht is, die tot gevolg heeft dat de uitvoering van de overeenkomst definitief onmogelijk wordt;
  • op verzoek van de leerling in geval van faillissement of na overname van de onderneming, tenzij de overeenkomst door het overnemende bedrijf overgenomen wordt. Dat laatste is alleen mogelijk als ook het overnemende bedrijf aan alle voorwaarden voldoet;
  • als de schorsing van de uitvoering van de overeenkomst langer dan zestig dagen aanhoudt en de ondernemer of de leerling de wens uit de overeenkomst niet verder uit te voeren;
  • bij definitieve uitsluiting als tuchtmaatregel van de onderwijs- of opleidingsverstrekker;
  • bij vroegtijdige stopzetting van de opleiding;
  • als de erkenning van de onderneming wordt opgeheven.

 

Wettige reden

 

De onderneming of de leerling of zijn wettelijke vertegenwoordiger kunnen het bestaan van een reden inroepen die de verbreking van de overeenkomst wettigt, als de leerling, respectievelijk de onderneming:

 

  • ernstig tekortschiet in de verplichtingen met betrekking tot de uitvoering van de overeenkomst; of
  • er omstandigheden zijn die het goede verloop van de opleiding op de werkplek ernstig belemmeren; of
  • als de leerling wil overschakelen naar een andere opleiding.

 

Wanneer een wettige reden wordt ingeroepen, start een verzoeningstermijn van 3 weken, tijdens dewelke de partijen de overeenkomst moeten verderzetten. Komen de partijen na deze 3 weken niet tot verzoening, dan kan de partij die de wens tot beëindiging heeft geuit, ook effectief tot de beëindiging van de overeenkomst overgaan. De beëindiging gaat in de dag na de ontvangst van de schriftelijke mededeling.

 

De partij die niet akkoord gaat met de wettige reden kan hiertegen beroep aantekenen bij het Vlaams Partnerschap Duaal Leren.

 

 

Beëindiging door de opleidingsverstrekker

 

Daarnaast kan de opleidingsverstrekker de overeenkomst schriftelijk en gemotiveerd beëindigen:

 

  • bij zware inbreuken van de onderneming of de leerling tegen de uitvoering van de overeenkomst;
  • wanneer de fysieke of geestelijke gezondheid van de leerling gevaar loopt;
  • als er omstandigheden zijn die het goede verloop van de opleiding op de werkplek ernstig belemmeren.

 

Opzeg tijdens eerste 30 dagen

 

Tijdens de eerste 30 dagen van de uitvoering van de overeenkomst kan de onderneming of de leerling de overeenkomst opzeggen. Er moet wel een opzeggingstermijn van 7 dagen in acht worden genomen, die ingaat de dag na de ontvangst van de schriftelijke opzegging.

 

Sanctie bij onwettige beëindiging

 

De onderneming die de overeenkomst van alternerende opleiding beëindigt op een onwettige wijze is een vergoeding verschuldigd die overeenstemt met een leervergoeding van een maand.

4. Eigen modaliteiten overeenkomst van alternerende opleiding

4.1. De leervergoeding

Bij een overeenkomst van alternerende opleiding is de onderneming verplicht om de leerling maandelijks een leervergoeding te betalen.

 

Deze bedraagt:

 

  • 29% van het GMMI (444,30 EUR) tijdens het eerste opleidingsjaar van de alternerende opleiding;
  • 32% van het GMMI (490,30 EUR) als de leerling een van de volgende jaren of graden met succes heeft beëindigd:
    • het eerste opleidingsjaar van de alternerende opleiding;
    • de tweede graad van het secundair onderwijs;
  • 34,50% van het GMMI (528,60 EUR) als de leerling een van de volgende jaren, kwalificatiefases of opleidingen met succes heeft beëindigd:
    • het tweede opleidingsjaar van de alternerende opleiding;
    • het eerste jaar van de derde graad van het secundair onderwijs;
    • de kwalificatiefase van het buitengewoon secundair onderwijs (opleidingsvorm 3);
    • een alternerende opleiding van minstens twee jaar.

 

De leervergoeding is door de onderneming verschuldigd, zowel voor de opleiding in de onderneming als voor het volgen van de lessen en de activiteiten die gelijkgesteld zijn met lessen.

 

 

Een stageovereenkomst alternerende opleiding is steeds onbezoldigd.

4.2. Vakantieregeling

Tijdens een overeenkomst van alternerende opleiding heeft een leerling, naast de gewone regeling voor het recht op betaalde vakantie, ook recht op 20 niet-betaalde vakantiedagen.

 

Alle vakantiedagen moeten in overleg tussen de leerling en de onderneming opgenomen worden.

De niet-betaalde vakantiedagen moeten opgenomen worden in de schoolvakanties.

De betaalde vakantiedagen mogen niet worden opgenomen op de lesdagen of op dagen met activiteiten die met lessen gelijkgesteld zijn.

 

De leerling met een stageovereenkomst alternerende opleiding volgt de schoolvakantieregeling.

5. Overgangsbepalingen

De overeenkomsten die vóór 1 september 2016 gesloten zijn met lesvolging in het stelsel leren en werken blijven lopen tot de einddatum ervan.

 

Ook de industriële leerovereenkomsten die vóór 1 september 2016 zijn gesloten, blijven tot hun einddatum ongewijzigd verder lopen.

Gevolgen voor de werkgever

Vanaf 1 september 2016 kan een werkgever nog enkel volgende types overeenkomsten in het kader van het alternerend leren/werken in Vlaanderen afsluiten:

 

  • voor leertijd (4 dagen werkplek/week):
    • overeenkomst alternerende opleiding;
    • deeltijdse arbeidsovereenkomst (sociale maribel)

    dus een stageovereenkomst alternerende opleiding kan niet.

  • voor dbso:
    • overeenkomst alternerende opleiding (vanaf 20u reële werkplek/week);
    • deeltijdse arbeidsovereenkomst (sociale maribel);
    • deeltijdse arbeidsovereenkomst (minder dan 20u op reële werkplek/week).

dus een stageovereenkomst alternerende opleiding kan niet

  • voor schoolbank op de werkplek:
    • overeenkomst alternerende opleiding (vanaf 20u op reële werkplek/week);
    • stageovereenkomst alternerende opleiding (indien minder dan 20u op werkplek);
    • deeltijdse arbeidsovereenkomst (sociale maribel).

Oeps,

Onze excuses, er is iets fout gelopen.

Probeert u het later eens opnieuw.

Was deze informatie nuttig voor u?

Ja Nee

Welke van de volgende beschrijft jouw feedback het best?






Jouw feedback

De versie van de browser die U gebruikt is niet optimaal voor deze website. De meeste functies zullen niet goed werken. De versie die u gebruikt wordt ook niet meer ondersteund door Microsoft en hierdoor loopt u security risico’s. Om de veiligheid en privacy van uw data te kunnen blijven garanderen, raden wij aan om zo snel mogelijk naar Internet Explorer 11 te upgraden of de laatste versie van een andere browser te gebruiken.