ella
De regering wil het verderzetten van een beroepsactiviteit na het bereiken van een volledige loopbaan aanmoedigen én het gepresteerde werk beter belonen.
Eenheid van loopbaan wordt afgeschaft
Daarom wordt de beperking tot de eenheid van loopbaan afgeschaft.
Voor de berekening van de pensioenen die ingaan vanaf 1 januari 2019, zal rekening worden gehouden met alle gewerkte periodes. Zelfs die gepresteerd na een loopbaan van 14.040 dagen (45 jaar).
Gepresteerd werk wordt beter beloond
In dezelfde geest zullen sommige gelijkgestelde periodes van ‘niet-werken’ op een minder gunstige wijze in aanmerking worden genomen voor de berekening van het pensioen.
De werkloosheidsdagen van de tweede periode werkloosheid (na één jaar werkloosheid) en de dagen werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT) zullen op basis van het minimum jaarrecht worden berekend en niet meer op basis van het laatst verdiende loon.
Ook deze maatregel zal gelden voor pensioenen die ingaan vanaf 1 januari 2019.
Opgelet!
Juridische voorgeschiedenis
Reeds in het Regeerakkoord van 2014 formuleerde de Regering de wil om de link tussen de gepresteerde loopbaan en het pensioenbedrag te versterken.
De door minister van Pensioenen Bacquelaine voorgestelde maatregelen geven hieraan gevolg en vertalen de aanbeveling van de Commissie Pensioenhervorming 2020-2040.
Juridische inhoud
1. Eenheid van loopbaan wordt afgeschaft
Het principe van de eenheid van loopbaan betekent dat voor de berekening van het pensioen nooit meer dan 14.040 dagen (45 jaar) in rekening kunnen worden gebracht.
Dit principe zal voor pensioenen die ingaan vanaf 1 januari 2019 worden afgeschaft.
Vanaf die datum zal met alle gewerkte dagen rekening worden gehouden, zelfs deze die na een loopbaan van 14.040 dagen (45 jaar) gepresteerd werden.
2. Gepresteerd werk wordt beter beloond
Naast de afschaffing van de eenheid van loopbaan, zullen sommige gelijkgestelde periodes van ‘niet-werken’ op een minder gunstige manier in aanmerking worden genomen voor de berekening van het pensioen.
Ook deze tweede maatregel geldt voor pensioenen die ingaan vanaf 1 januari 2019.
2.1. Berekening pensioen
Het pensioen wordt berekend op basis van de gepresteerde loopbaanjaren en het brutoloon dat de werknemer tijdens die loopbaan verdiend heeft. Het brutoloon wordt steeds geplafonneerd, Voor 2016 bedraagt het plafond 54.648,70 EUR op jaarbasis.
2.2. Periodes van inactiviteit
Bepaalde periodes van inactiviteit (bv. ziekte, arbeidsongeval, vakantie…) worden gelijkgesteld met gepresteerde arbeidsperiodes.
Voor zo'n gelijkgestelde periode wordt in beginsel een fictief loon in rekening gebracht. Door de band genomen is het fictieve loon gebaseerd op de werkelijke lonen die de werknemer verdiende vóór de periode die gelijkgesteld wordt. Met andere woorden: voor het pensioen lijkt het min of meer alsof de persoon 'gewoon' gewerkt heeft.
Echter, voor een aantal gelijkgestelde periodes zal het fictieve loon beperkt worden tot een bepaald referentieloon wanneer dit referentieloon lager is dan het normaal fictief loon.
Als referentieloon wordt het minimumrecht per loopbaanjaar genomen wat voor een volledig loopbaanjaar neerkomt op 23 841,73 EUR.
2.3. Geviseerde periodes
De gelijkgestelde periodes waarvoor de berekeningsregels van de gelijkstelling veranderen, zijn:
• de tweede periode werkloosheid (na één jaar werkloosheid);
• de dagen SWT.
Bovendien zullen de periodes werkloosheid en SWT die zich na een volledige loopbaan van 45 jaar bevinden, niet meer meetellen voor de pensioenberekening.
Conform het Regeerakkoord, wordt niet geraakt aan de pensioenrechten die de periodes dekken van ziekte, invaliditeit, arbeidsongeschiktheid, arbeidsongeval, beroepsziekte en moederschapsverlof.
Ook gemotiveerd tijdskrediet, loopbaanonderbrekingen en thematische verloven zullen gelijkgesteld worden op basis van het normaal fictief loon.
Dit geldt ook voor SWT voor ondernemingen in herstructurering of moeilijkheden, voor zware beroepen en medische redenen. .
