Met dit besluit neemt de regering maatregelen voor:

• de versterking van de tewerkstelling in vitale sectoren; en
• de volledig werklozen door het tijdelijk bevriezen van de degressiviteit van de volledige werkloosheidsuitkering. 

Beide maatregelen hebben we al in eerdere nieuwsbrieven toegelicht.

I. Versterking van tewerkstelling in vitale sectoren

Zowel tijdelijk werklozen als werklozen met bedrijfstoeslag (SWT) krijgen de mogelijkheid om het werk tijdelijk te hervatten in een vitale sector.

Tijdens de periode van werkhervatting behouden zij 75 % van hun werkloosheidsuitkering.

De maatregel geldt tijdens de maanden april en mei 2020.

Vitale sectoren

Vitale sectoren zijn momenteel:

• de landbouwsector (PC 144), voor zover de werknemer wordt tewerkgesteld op de eigen gronden van de werkgever;
• de tuinbouwsector (PC 145), met uitzondering van de sector inplanting en onderhoud van parken en tuinen; 
• het bosbouwbedrijf (PC 146);
• PC 322, voor zover de uitzendarbeider werkt bij een gebruiker in één van de bovengenoemde sectoren.

Toepassing

• Formule om de uitkering vast te stellen: A - (1/4X ) = Y

          waarbij:

• A = aantal werkloosheidsuitkeringen in een welbepaalde kalendermaand (vb. 26 dagen)
• X = aantal kalenderdagen (uitgezonderd zondagen) tijdens tewerkstellingsperiode (dimona) in dezelfde kalendermaand in een vitale sector (vb. 12 dagen)
• Y = aantal werkloosheidsuitkeringen tijdens een kalendermaand van werkhervatting in een vitale sector


Voorbeeld: 26 d – (1/4 van 12 d) = 26 – 3 = 23 werkloosheidsuitkeringen
Dit betekent: behoud van 75% van uitkering tijdens werkhervattingsperiode.

• Afrondingsmethode (NIEUW) – indien het resultaat van 1/4X:
• < 0,25 afronden naar een lagere eenheid;
• ≥ 0,25  en < 0,75: afronden naar 0,50;  
• ≥ 0,75 afronden naar een hogere eenheid.

• De SWT-er behoudt de bedrijfstoeslag tijdens de werkhervatting bij een andere werkgever.

• De regeling geldt ook voor SWT-ers die hervatten in een vitale sector bij hun ex-werkgever.
  
  Verschil is dat de ex-werkgever hier niet verplicht is bedrijfstoeslag door te betalen.
  Als hij de bedrijfstoeslag toch verder betaalt tijdens de periode van werkhervatting in een vitale sector, dan zijn er geen decava bijdragen noch gewone RSZ-bijdragen op verschuldigd.
  Men beschouwt deze werkhervatting immers tijdelijk (periode april en mei 2020) als een werkhervatting van type 1 (werkhervatting bij een andere werkgever), in plaats van type 2 (werkhervatting bij dezelfde werkgever).

II. Bevriezing degressiviteit van volledige werkloosheidsuitkeringen

Degressiviteit van werkloosheid

Degressiviteit van de werkloosheidsuitkeringen betekent dat het bedrag van de definitieve werkloosheidsuitkeringen geleidelijk vermindert in functie van:

• de duur van de werkloosheid en;
• het beroepsverleden als loontrekkende. 
  

De degressiviteit van de uitkeringen houdt in dat men de duur van de werkloosheid opdeelt in verschillende vergoedingsperiodes, die elk opgedeeld worden in fases en deelfases.

Met elke fase komt een vergoedbaarheidspercentage en een loonplafond overeen.

In principe verlaagt de uitkering bij elke overgang naar elke volgende fase, ofwel omdat de loongrens waarop men de uitkering berekent, daalt ofwel omdat het uitkeringspercentage daalt.

Dit mechanisme moet uitkeringsgerechtigde werklozen stimuleren om zich te reïntegreren in de arbeidsmarkt.

Bevriezing van degressiviteit

De reïntegratie in de arbeidsmarkt zal door de coronacrisis veel moeilijker verlopen. Daarom voert men een bevriezing in van het mechanisme van de degressiviteit.

Concreet wordt de fase of deelfase van de vergoedingsperiode waarin de betrokkene zich op 1 april 2020 bevindt, verlengd met drie maanden.

Dit geldt ook voor wie een uitkeringsaanvraag indient in de maanden april tot juni 2020. De fase waarin de werkloze start, wordt verlengd met de periode van die fase gelegen in de maanden april tot juni 2020.

Enkel volledige maanden in die periode zullen de vergoedingsfase verlengen.

Let op!
De bevriezing van de werkloosheidsuitkeringen heeft ook gevolgen voor de berekening van de decava-bijdragen op aanvullende vergoedingen, die de werkgever (of derden) toekent aan oudere werklozen (SWAV-ers). Het bedrag van de werkloosheidsuitkering bepaalt de hoogte van de inhouding op de aanvullende vergoeding.

Voor werknemers die artistieke prestaties verrichten en voor alle technici van de artistieke sector speelt deze degressiviteit minder sterk. Ook voor hen wordt het systeem gemilderd.

Tot slot houdt men voor de berekening van de maximale toekenningsperiode van de inschakelingsuitkering (36 maanden) voor jonge werkzoekende, geen rekening met de periode van 1 april tot 30 juni 2020.

Het besluit treedt in werking op 1 april 2020.