Feedback
ella
Forfaitaire waardering gratis woonst schendt gelijkheidsbeginsel
Losse berichten
Gepubliceerd op 10/03/2017

Wanneer een woning kosteloos ter beschikking wordt gesteld, ontstaat een belastbaar voordeel alle aard.

 

Wanneer dit voordeel wordt verstrekt door een natuurlijk persoon, wordt dit forfaitair gewaardeerd aan 100/60ste van het geïndexeerde kadastraal inkomen (KI) van het gebouw.

Gaat het om een gebouw dat gratis ter beschikking wordt gesteld door een rechtspersoon, dan wordt deze principieel belastbare waarde verhoogd met 1,25 of 3,8.

 

Het Hof van Beroep te Gent (24/05/2016) en recent ook het Hof van Beroep te Antwerpen (24/01/2017) hebben beslist dat de forfaitaire waarderingsregels voor een door de vennootschap kosteloos ter beschikking gesteld onroerend goed het gelijkheidsbeginsel schenden. Deze regels maken namelijk een onderscheid naar gelang een onroerend goed ter beschikking wordt gesteld door een natuurlijk persoon, dan wel door een rechtspersoon. In het laatste geval leidt dit tot een voordeel alle aard dat veel hoger ligt.

Bron:
Arrest Hof van Beroep Antwerpen, 24 januari 2017 (rolnr : 2015/AR/1117)
Arrest Hof van Beroep Gent, 24 mei 2016 (rolnr: 2015/AR/1235)

Juridische inhoud

1. Forfaitaire waardering gratis woonst

De gratis terbeschikkingstelling van een gebouwd onroerend goed door de werkgever of vennootschap vormt een belastbaar voordeel van alle aard in hoofde van de werkgever of bedrijfsleider die het privé gebruikt.                                                                                                            

Dit voordeel wordt forfaitair vastgesteld op 100/60ste van het geïndexeerd KI van dit gebouwd onroerend goed.

Indien de terbeschikkingstelling gebeurt door een rechtspersoon, wordt het voordeel forfaitair geraamd op 100/60ste van het geïndexeerd KI x 1,25 of 3,8 (afhankelijk van het niet-geïndexeerd KI dat kleiner is dan respectievelijk groter is dan 745 EUR). Het forfaitaire voordeel is in dat geval dus bijna 4 maal hoger.

2. Schending grondwettelijk gelijkheids- en non-discriminatiebeginsel

De waardering van het voordeel van alle aard voor het kosteloos ter beschikking stellen van een onroerend goed hangt af van de vraag wie dit verstrekt. Gebeurt dit door een rechtspersoon (meestal een vennootschap) aan een bestuurder, dan wordt het hoger gewaardeerd dan bij toekenning door een eenmanszaak/natuurlijk persoon.

 

Op 24 mei 2016 had het Hof Van Beroep te Gent dit onderscheid reeds veroordeeld.

Recent is ook het Hof Van Beroep te Antwerpen op 24 januari 2017 tot dit besluit gekomen. De waarderingsregels inzake het belastbaar voordeel van alle aard i.v.m. de gratis ter beschikkingstelling van gebouwen zijn discriminerend in de mate dat het voordeel op een hoger bedrag moet worden gewaardeerd als het een rechtspersoon is die het gebouw ter beschikking stelt. Dit heeft uiteraard een hogere belasting tot gevolg voor de gebruiker van eenzelfde woning.

 

Volgens de Belgische fiscus zou dergelijk onderscheid wel verantwoord zijn omdat kaderleden en bedrijfsleiders “zich dikwijls in een positie bevinden die hen toelaat om zichzelf de kosteloze beschikking toe te kennen over een luxueuze woning” terwijl gewone werknemers, wanneer zij de beschikking krijgen van een onroerend goed, meestal een “bescheiden woning” krijgen.

 

De wet zelf maakt geen onderscheid tussen kaderleden en bedrijfsleiders enerzijds en gewone werknemers anderzijds. Er is wel een onderscheid gemaakt naar gelang de persoon die de woning ter beschikking stelt (een vennootschap dan wel een fysisch persoon).

 

Beide hoven hebben geoordeeld dat dit onderscheid niet verantwoord is en daarom strijdig met het grondwettelijk gelijkheids- en non-discriminatiebeginsel. Alle belastingplichtigen die zich in een gelijke toestand bevinden, moeten immers op dezelfde wijze worden belast. Een verschil in behandeling blijft mogelijk als dat verschil redelijkerwijze verantwoord is in het licht van het doel van de belasting. Een verantwoording moet m.a.w. kennelijk objectief en redelijk zijn, en blijken uit de maatregel zelf, inclusief de parlementaire voorbereiding.

 

Het Hof van Beroep te Gent oordeelde dat de betreffende wetteksten, koninklijke besluiten en voorbereidende werken geen objectieve of redelijke verantwoording geven voor het gemaakte onderscheid. Een voordeel van alle aard moet immers beoordeeld worden op zijn innerlijke waarde en niet op basis van de identiteit van de verstrekker. De beide hoven van beroep zijn van oordeel dat dit verschil in berekening in strijd is met het grondwettelijk gewaarborgde gelijkheidsbeginsel, aangezien de waarde voor de genieter hetzelfde blijft, ongeacht wie het voordeel verstrekt. De hogere waardering mag dus niet worden toegepast.

3. Wat kan de belastingplichtige doen tegen hogere forfaitaire waardering voordeel alle aard voor gratis woonst verkregen van rechtspersoon?

Deze arresten bieden opportuniteiten voor een natuurlijk persoon die een voordeel alle aard voor bewoning verkrijgt van een rechtspersoon en die dit voordeel effectief laat belasten in zijn aangifte personenbelasting.

 

Er zijn twee mogelijkheden:

 

  1. In de aangifte personenbelasting geeft men het voordeel alle aard aan en wordt het forfaitair vastgesteld op 100/60ste van het geïndexeerd KI van het gebouwd onroerend goed. Bijgevolg wordt geen toepassing gemaakt van de multiplicator 1,25 of 3,8, wat zal leiden tot een lager voordeel alle aard en bijgevolg een lagere belastbare basis. In de aangifte kan men dan verwijzen naar de rechtspraak van het Hof van Beroep te Gent en Antwerpen.
  2. Men geeft het voordeel aan zoals de voorgaande jaren (berekening van voordeel alle aard zoals verstrekt door een vennootschap-rechtspersoon, met toepassing van de multiplicator 1,25 of 3,8). Bij ontvangst van het aanslagbiljet kan men eventueel in bezwaar gaan binnen de 6 maanden na verzending van dit aanslagbiljet. Ook in dit geval dient men te verwijzen naar de rechtspraak van het Hof van Beroep te Gent en Antwerpen. Deze optie verdient de voorkeur wil men een eventuele belastingverhoging uitsluiten.

4. Gevolgen van de arresten

De argumentatie van beide hoven is aannemelijk en zal zeker navolging kennen. Het wettelijk onderscheid staat hierdoor op losse schroeven. Het wordt lastig voor de fiscus om deze rechtspraak naast zich neer te leggen.

De Belgische Staat kan eventueel nog in Cassatie gaan binnen de drie maanden na betekening van het arrest van het Hof van Beroep te Antwerpen van 24 januari 2017.

 

Echter, zonder enige wetswijziging of cassatierechtspraak, zal de fiscale administratie de wet blijven toepassen. De uitspraken van de hoven van beroep zullen wel aanzet geven voor vele bezwaarschriften vanwege de belastingplichtigen om de toepassing van de hogere forfait te vermijden. De vraag rijst dan ook hoe de fiscale administratie zal reageren wanneer ze geconfronteerd wordt met deze bijkomende geschillen. Deze arresten vormen dan ook de uitgelezen kans om het stelsel meer bij de realiteit te laten aansluiten. Het is dan ook aan te bevelen dat de wetgever snel een einde maakt aan deze onzekerheid door middel van een aanpassing van de huidige formule.

Oeps,

Onze excuses, er is iets fout gelopen.

Probeert u het later eens opnieuw.

Was deze informatie nuttig voor u?

Ja Nee

Welke van de volgende beschrijft jouw feedback het best?






Jouw feedback

De versie van de browser die U gebruikt is niet optimaal voor deze website. De meeste functies zullen niet goed werken. De versie die u gebruikt wordt ook niet meer ondersteund door Microsoft en hierdoor loopt u security risico’s. Om de veiligheid en privacy van uw data te kunnen blijven garanderen, raden wij aan om zo snel mogelijk naar Internet Explorer 11 te upgraden of de laatste versie van een andere browser te gebruiken.