Feedback
ella
Corona: diverse ondersteuningsmaatregelen gepubliceerd
Uit het Belgisch Staatsblad van 13/07/2021
Gepubliceerd op 13/07/2021

De overheid voorziet opnieuw een aantal maatregelen om de werkgevers maar ook de werknemers te ondersteunen als gevolg van de coronacrisis.

 

Het gaat hier over:

  • studenten mogen extra prestaties leveren in het derde kwartaal;
  • bijkomende beschermingsmaatregelen voor dienstenchequewerknemers
  • doelgroepvermindering 'relance' in het derde kwartaal 2021 voor ondernemingen die hun tewerkstellingsvolume voldoende verhogen ten opzichte van het eerste kwartaal 2021;
  • vrijstelling bijdrage 'jaarlijkse vakantie' voor de horecasector.

 

We hebben de meeste elementen in deze nieuwsbrief al eerder besproken.  Vandaag verscheen de wet in het Staatsblad. Daarom hernemen we de belangrijkste punten.

 

Extra prestaties mogelijk voor studenten

 

Werkgevers kunnen tijdens het derde kwartaal 2021 studenten tewerkstellen met toepassing van de solidariteitsbijdrage. Deze uren worden geneutraliseerd en dus niet aangerekend op het jaarlijks contingent van 475 uren.

Deze maatregel geldt voor het derde kwartaal 2021 voor alle werkgevers, ongeacht de sector waartoe ze behoren.

 

Bijkomende bescherming voor dienstenchequewerknemers

 

Dienstenchequewerknemers kunnen in samenspraak met hun werkgever hun werkplaats verlaten wanneer zij niet coronaveilig kunnen werken. Wanneer de situatie langer duurt dan de helft van de voorziene prestatietijd, heeft de werknemer zelfs het recht om de werkplaats te verlaten.

 

Bovendien is de werkgever verplicht mondmaskers en desinfecterende gel of een gelijkaardig product te voorzien.

 

Het aantal mondmaskers dat een werkgever moet voorzien hangt af van het type mondmaskers.

 

Zo moet de werkgever, afhankelijk van de mondmaskers die hij ter beschikking stelt, minstens:

 

  • per week evenveel wegwerp mondmaskers aanbieden als het aantal werkplaatsen waar de werknemer werkt. Indien de prestatie op een werkplaats 4 uur overschrijdt, moet de werkgever een extra wegwerp mondmasker voorzien; of
  • evenveel herbruikbare mondmaskers aanbieden als het aantal werkplaatsen waar de werknemer per week werkt. Indien de prestatie op eenzelfde werkplaats 4 uur overschrijdt, moet de werkgever een extra herbruikbaar mondmasker voorzien.

 

De werkgever moet de herbruikbare mondmaskers ten minste om de15 weken, of op vraag van de werknemer sneller vernieuwen.

 

Doelgroepvermindering 'relance' in het derde kwartaal 2021

 

De federale regering kent in het derde kwartaal 2021 een doelgroepvermindering toe aan ondernemingen die hun tewerkstellingsvolume voldoende verhogen ten opzichte van het eerste kwartaal 2021.  

 

De vereiste toename van het arbeidsvolume is afhankelijk van het gemiddeld aantal werknemers in de onderneming.

De toename kan de werkgever realiseren door tijdelijk werkloos gestelde werknemers terug aan het werk te zetten en/of extra werknemers (terug) in dienst te nemen. 

 

Pas op het einde van het derde kwartaal 2021 kunnen we effectief nagaan (op basis van de gegevens in de kwartaalaangifte) of een onderneming de vereiste toename aan arbeidsvolume bereikt. Pas dan weten we of een werkgever in aanmerking komt voor de doelgroepvermindering.

 

Let op!

  • de toename van het arbeidsvolume mag niet het gevolg zijn van een juridische herstructureringsoperatie (fusie, splitsing of overdracht van bedrijfstak);
  • de werkgever moet een reeks bijkomende voorwaarden naleven om recht te kunnen hebben op de doelgroepvermindering. Die voorwaarden kan de RSZ pas achteraf controleren. 

 

Doelgroepvermindering

De werkgever mag de doelgroepvermindering voor maximaal 5 werknemers per vestigingseenheid toepassen.

 

Het maximale verminderingsbedrag per werknemer verschilt naargelang de situatie van de werkgever 

Het forfait bedraagt:

  • 2.400 euro/kwartaal/werknemer voor bedrijven die 'zwaar getroffen' zijn;

  • 1.000 euro/kwartaal/werknemer voor bedrijven die niet voldoen aan dat criterium en dus minder zwaar getroffen zijn.

 

Werkgevers zijn 'zwaar getroffen' als het globaal arbeidsvolume zeer sterk (minstens 50%) gezakt is in het 1e kwartaal 2021 of het 4e kwartaal 2020 ten opzichte van een referentiekwartaal (respectievelijk 1e kwartaal 2020 en 4e kwartaal 2019). 

 

De RSZ bepaalt welke werkgevers zwaar getroffen zijn. De berekening gebeurt op basis van een momentopname van de DmfA op 1 juli 2021.

 

Let op!

De verminderingsforfaits zijn maximumbedragen per kwartaal. Enkel bij volledige kwartaalprestaties (80 % of meer) van de werknemer is het volledige forfait van toepassing. Bij onvolledige prestaties (< 80 %) worden de maximumforfaits geproportioneerd.

 

Vanaf wanneer?

De maatregel treedt in werking op 1 juli 2021. De bijdragevermindering is enkel van toepassing voor het 3e kwartaal 2021.

 

Verder in deze nieuwsbrief hernemen we de uitgebreide bespreking uit onze nieuwsbrief van 9 juni 2021.

 

Vrijstelling bijdrage 'jaarlijkse vakantie' voor de horecasector

 

Werkgevers actief in de horeca (PC 302) - ook in geval van meerdere activiteiten, waaronder horeca -  zijn voor 2021 vrijgesteld van betaling van de éénmalige factuur voor de financiering van het vakantiegeld van hun horeca-arbeiders. 

 

Het gaat om een éénmalige vrijstelling of vermindering van bijdragen (ingeschreven in artikel 38, §3, 8° van de RSZ-wet van 26 juni 1981). 

 

De federale regering neemt die kost ten laste in 2021 via een toelage aan de Rijksdienst voor Jaarlijkse Vakantie.

 

De maatregel verlicht de loonlast voor deze werkgevers bij de heropstart na corona, terwijl de werknemers in 2021 toch hun normaal vakantiegeld ontvingen.

 

Context

In de horecasector zijn voornamelijk arbeiders aan de slag. Arbeiders ontvangen hun vakantiegeld via een vakantiecheque van het vakantiefonds.

De werkgevers financieren het vakantiefonds enerzijds via de trimestriële sociale bijdragen, anderzijds via een extra jaarlijkse bijdrage.   De jaarlijkse bijdrage voor 2021 bedraagt 10,27% van de aangegeven brutolonen in 2020 (verhoogd tot 108%).  

 

Normaal gezien dienden deze bijdragen uiterlijk 30 april 2021 betaald te zijn aan de RSZ.

Na een uitstel van de facturatie eind maart, besliste de regering eind april 2021 tot de vrijstelling van deze patronale bijdragen. Dit wordt nu vastgelegd in de wet.

 

De regeling heeft uitwerking vanaf 15 juni 2021.

Bron:
Wet 4 juli 2021 houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de COVID-19-pandemie, BS 13 juli 2021, p. 70289.
RSZ-instructies van 6 juli 2021

Juridische inhoud

1. Extra prestaties mogelijk voor studenten

We kondigden het al aan in onze nieuwsbrief van 9 juni.

 

Werkgevers kunnen tijdens het derde kwartaal 2021 studenten tewerkstellen met toepassing van de solidariteitsbijdrage. Deze uren worden geneutraliseerd en dus niet aangerekend op het jaarlijks contingent van 475 uren.

Deze maatregel geldt voor het derde kwartaal 2021 voor alle werkgevers, ongeacht de sector waartoe ze behoren.

 

De regering voorziet voor het derde kwartaal nog in een extra maatregel ten voordele van de studenten. Zo moeten nettobestaansmiddelen uit studentenarbeid tijdens het derde kwartaal 2021 niet in aanmerking genomen worden om te bepalen of een kind fiscaal ten laste kan blijven. Het wettelijke kader van deze maatregel is nog niet volledig rond. We informeren u wanneer dit rond is.

 

Daarnaast zal naar alle waarschijnlijkheid geen bedrijfsvoorheffing verschuldigd zal zijn voor de uren onderworpen aan de solidariteitsbijdrage en gepresteerd in derde kwartaal 2021. Deze maatregel is nog niet definitief. We volgen dit op de voet op en informeren u wanneer we meer nieuws hebben.

2. Bijkomende bescherming voor dienstenchequewerknemers

Dienstenchequewerknemers komen door de aard van hun job met veel verschillende personen in contact. Dit verhoogt het besmettingsrisico voor de werknemers en de gebruikers. Om deze werknemers beter te beschermen voorziet de overheid bijkomende maatregelen.

 

Zo is de werkgever verplicht mondmaskers en desinfecterende gel of een gelijkaardig product te voorzien.

 

Het aantal mondmaskers dat een werkgever moet voorzien hangt af van het type mondmaskers. De werkgever moet, afhankelijk van de mondmaskers die hij ter beschikking stelt, minstens:

 

  • per week evenveel wegwerp mondmaskers aanbieden als het aantal werkplaatsen waar de werknemer werkt. Indien de prestatie op eenzelfde werkplaats 4 uur overschrijdt, moet de werkgever een extra wegwerp mondmasker voorzien; of

  • evenveel herbruikbare mondmaskers aanbieden als het aantal plaatsen waar de werknemer per week werkt. Indien de prestatie op eenzelfde werkplaats 4 uur overschrijdt, moet de werkgever een extra herbruikbaar mondmasker voorzien.

 

De werkgever moet de herbruikbare mondmaskers ten minste om de15 weken vernieuwen, of op verzoek van de werknemer.

 

Als de dienstenchequewerknemer vaststelt dat hij zijn werk niet in veilige omstandigheden kan aanvatten of verderzetten, moet hij zijn werkgever verwittigen. Hij kan dan zijn prestaties opschorten zolang de situatie aanhoudt.

 

Kan men de situatie niet op een korte termijn oplossen dan mag de werknemer met instemming van de werkgever zijn werkplaats verlaten.

 

Wanneer de situatie langer duurt dan de helft van de voorziene prestatietijd, heeft de werknemer zelfs het recht om de werkplaats te verlaten.

 

Meer informatie over deze maatregel vindt u in onze nieuwsbrief van 12 juni 2021.

3. Doelgroepvermindering relance

  

3.1. Toepassingsgebied

Private sector

 

De doelgroepvermindering-relance is in hoofdzaak bedoeld voor werkgevers uit de private sector. De werkgevers moeten immers vallen onder het toepassingsgebied van de CAO-wet van 5 december 1968 om de vermindering te mogen toepassen.

 

Werkgevers uit alle sectoren/activiteiten kunnen in aanmerking komen als ze voldoen aan een reeks voorwaarden.

 

Reëel arbeidsvolume voldoende verhoogd 

 

De doelgroepvermindering is enkel toegelaten voor de werkgevers die hun reëel globaal arbeidsvolume 'voldoende' verhogen in het derde kwartaal 2021 ten opzichte van het 1e kwartaal 2021. De berekening van het arbeidsvolume gebeurt op het niveau van de 'juridische werkgever'. 

 

Onderstaande tabel geeft de vereiste toename van het globaal arbeidsvolume weer.

 

Deze is afhankelijk van het gemiddeld aantal tewerkgestelde werknemers in de onderneming. 

 

gemiddeld aantal werknemers

(omvangscode)

vereiste toename arbeidsvolume

in Q3 ten opzichte van Q1 2021

< 50

omvangscode 1-2-3-4

25%

50 tot 499

omvangscode 5-6-7

20%

én minimum een stijging van de totale mu(globaal) met 12,5

500 en meer

omvangscode 8-9

10%

én minimum een stijging van de totale mu(globaal) met 100

 

Het gemiddeld aantal werknemers wordt vastgesteld aan de hand van de rsz-omvangscode van de onderneming zoals vastgesteld voor 2021.

De RSZ bepaalt de omvangscode volgens de berekeningswijze voor de bijdragen voor het fonds sluiting van onderneming en de werkloosheidsbijdrage van 1,6%.

 

De berekening van het reëel arbeidsvolume van de onderneming (in Q1 en Q3) gebeurt op basis van de kwartaalgegevens aangegeven aan de RSZ. 

De berekening houdt enkel rekening met volgende dagen:

  • alle bezoldigde dagen;

  • vakantiedagen arbeiders;

  • onbezoldigde ADV-dagen (systeem verhoogd uurloon);

  • dagen tijdelijke werkloosheid omwille van slecht weer.

In de praktijk gaat het over de µ die gebruikt wordt in het kader van de andere verminderingen (structurele en doelgroepen).

 

De totale som voor de werkgever van het globaal reëel arbeidsvolume van alle werknemers in dienst tijdens het kwartaal, vormt het globaal arbeidsvolume van de onderneming.   

 

Let op!

De toename van het arbeidsvolume mag niet het gevolg zijn van een juridische herstructureringsoperatie (fusie, splitsing of overdracht van bedrijfstak zoals bepaald in het Wetboek van vennootschappen en verenigingen).

 

Check toename arbeidsvolume pas mogelijk na afloop derde kwartaal!

Pas bij het einde van het derde kwartaal 2021 kunnen we effectief nagaan of een onderneming de vereiste toename aan arbeidsvolume bereikt. 

Dit kan pas gebeuren als alle kwartaalgegevens voor DMFA gekend en verwerkt zijn.

 

Hierdoor kan de toepassing van de doelgroepvermindering niet op maandbasis gebeuren, maar pas plaatsvinden op het einde van het kwartaal, na opmaak van de DMFA.

 

Nieuw ingeschreven werkgevers

De nieuw ingeschreven werkgevers na het 1ste kwartaal 2021 en de werkgevers waarvoor geen enkele µ(glob) kon berekend worden voor het 1ste kwartaal 2021 (bijvoorbeeld: geen DmfA of enkel werknemers met tijdelijke corona-werkloosheid) komen ook in het toepassingsgebied van de maatregel.

Als voor het 1ste kwartaal 2021 geen µ(glob) kon berekend worden, zal deze gelijk zijn aan '0' voor de berekeningen van het arbeidsvolume en de vaststelling van de verhoging.

3.2. Bijkomende voorwaarden

Om in aanmerking te komen, moet de werkgever volgende bijkomende voorwaarden naleven:

  • alle werknemers voor wie de werkgever de vermindering toepast, moeten ononderbroken in dienst blijven gedurende het 3e kwartaal 2021;

    Men maakt een uitzondering op dit principe voor werknemers die:

    • zelf ontslag nemen;

    • om dringende reden ontslagen worden.

 

  • in 2021 geen dividenden uitkeren aan aandeelhouders;

 

  • in 2021 geen bonussen betalen aan leden van de Raad van Bestuur of leidinggevenden van de onderneming;

    De memorie van toelichting verduidelijkt dat de werkgever enkel de basisverloning mag uitbetalen. Dus geen aandelen, winstparticipaties of bijkomende voordelen.

 

  • in 2021 geen eigen aandelen inkopen;

 

  • in het tweede en derde kwartaal van 2021 geen collectief ontslag aankondigen of aangekondigd hebben;

 

  • gebruik maken van het opgelegd geregistreerd kassasysteem voor bepaalde werkgevers in de horecasector;  
    U kan nalezen wie het GKS moet gebruiken via www.geregistreerdkassasysteem.be.

 

  • in 2021 de opleidingsinspanningen leveren, opgelegd in het kader van de interprofessionele opleidingsdoelstelling (hoofdstuk 2, afdeling 1 van de wet van 5 maart 2017 betreffende werkbaar en wendbaar werk);   

    De werkgever moet de collectieve arbeidsovereenkomsten die in dat kader zijn gesloten en van toepassing zijn op zijn onderneming, naleven. Bij het ontbreken van een sectorale cao moet de werkgever het recht op gemiddeld twee opleidingsdagen per voltijds equivalente werknemer per jaar respecteren.

 

Ter herinnering:

De wet werkbaar en wendbaar werk heeft een globale opleidingsverplichting in het leven geroepen voor alle werkgevers in de privésector samen.  
Op termijn en via een groeipad moeten de werkgevers samen een opleidingsinspanning van gemiddeld vijf dagen per voltijds equivalente werknemer (VTE) op jaarbasis bereiken.

 

Heel wat sectoren hebben in dit kader een concrete opleidingsverplichting voor de werkgever vastgelegd.  Ondernemingen kunnen ook werken met een individuele opleidingsrekening. De verplichting bedraagt tot nu toe minstens twee dagen gemiddeld per jaar en per VTE. Voor werknemers die deeltijds werken en/of niet het hele jaar in dienst zijn, geldt een pro rata regeling.

 

Het gaat in principe 'niet' om een individueel recht van twee dagen voor elke werknemer. Het gaat om een 'pot' van opleidingsdagen: een bedrijf met bijvoorbeeld 40 VTE’ers moet op jaarbasis 80 opleidingsdagen aanbieden.

 

Voor KMO's zijn er uitzonderingen.

Werkgevers met minder dan tien werknemers zijn uitgesloten van de verplichting. Uiteraard kan een sectorale cao hen wel een vormingsverplichting opleggen.

Werkgevers met minstens tien maar minder dan twintig werknemers, zijn onderworpen aan een afwijkende (lichtere) opleidingsverplichting.

 

De mogelijke vormen van opleiding zijn ruim: zowel formele als informele opleidingen komen in aanmerking.

 

Controles acteraf

De RSZ zal a posteriori controles uitvoeren op het naleven van deze voorwaarden.

Indien uit de controles achteraf blijkt dat de werkgever de toekenningsvoorwaarden niet naleeft, dan annuleert de RSZ de doelgroepvermindering in de DmfA-aangifte. 

3.3. Doelgroepvermindering

Maximum 5 werknemers per vestigingseenheid

 

De werkgevers die voldoen aan de voorwaarden, kunnen een doelgroepvermindering toepassen in het derde kwartaal 2021 voor maximaal 5 werknemers per vestigingseenheid.

 

Een vestigingseenheid is een geregistreerde entiteit van de onderneming, identificeerbaar door een adres, waar (of van waaruit) een activiteit uitgeoefend wordt.

 

Welke werknemers? 

 

De werkgever kan de RSZ-vermindering toepassen voor vijf werknemers die in dienst zijn in het derde kwartaal 2021. De werkgever heeft de vrije keuze

Het hoeft niet te gaan om werknemers die nieuw zijn aangeworven of uit tijdelijke werkloosheid komen.

De werkgever mag de doelgroepvermindering toepassen op de voor hem meest gunstige werknemers.

 

Het gaat om vijf werknemers per afzonderlijke vestigingseenheid. Een werkgever met twee vestigingseenheden zal zo de doelgroepvermindering kunnen toepassen voor maximum tien werknemers, vijf in de ene en vijf in de andere vestiging.

Is het aantal werknemers in één van de vestigingen kleiner dan vijf, dan is het aantal doelgroepverminderingen voor die vestiging tot dat aantal beperkt.

 

Waarom per vestigingseenheid?

 

De maatregel is in belangrijke mate gericht op handelszaken die tijdens de pandemie een gevoelig verlies van activiteit kenden.

De memorie van toelichting bij het wetsontwerp benadrukt dat men een gelijke behandeling probeert te bekomen van ondernemingen die in verschillende filialen hun activiteiten uitoefenen ongeacht hun juridische organisatie.

Het doel is om hetzelfde voordeel toe te kennen per vestigingseenheid van eenzelfde keten, ongeacht of deze vestigingseenheden afzonderlijke juridische entiteiten vormen of deel uitmaken van één enkele juridische entiteit.

 

Anderzijds kan de doelgroepvermindering alleen worden toegepast door werkgevers die op het niveau van de juridische werkgever een voldoende toename kennen van het reële arbeidsvolume in het derde kwartaal 2021 ten opzichte van het reële arbeidsvolume in het eerste kwartaal 2021.

 

Verschillende forfaits

 

Het forfaitaire maximale verminderingsbedrag is verschillend naargelang de situatie van de werkgever 

 

Het forfait bedraagt:

 

  • 2.400 euro/kwartaal voor bedrijven die 'zwaar getroffen' zijn;

 

  • 1.000 euro/kwartaal voor de andere bedrijven (die niet voldoen aan het criterium 'zwaar getroffen').

 

Zwaar getroffen werkgevers

 

Werkgevers zijn 'zwaar getroffen' als het globaal arbeidsvolume (AV) zeer sterk gezakt is:

 

  • AV van het 1e kwartaal 2021 is 50% lager dan AV van het 1e kwartaal 2020;

OF

  • AV van het 4e kwartaal 2020 is 50% lager dan AV van het 4e kwartaal 2019.

 

De RSZ zal bepalen welke werkgevers zwaar getroffen zijn. De berekening gebeurt op basis van een foto van de DmfA, genomen op 1 juli 2021. Wijzigingen doorgevoerd na 1 juli 2021 komen niet aanmerking. 

In de loop van juli deelt de RSZ aan de werkgevers en hun sociaal secretariaat mee welke werkgevers zwaar getroffen zijn en in aanmerking kunnen komen voor het grote forfait. 

 

De berekening van het arbeidsvolume (totale mu globaal) en de vergelijking tussen de kwartalen gebeurt op het niveau van de (juridische) werkgever. 

 

Werkgevers die hun activiteit pas in het 2de kwartaal 2020 hebben aangevat, worden niet als 'zwaar getroffen' beschouwd en kunnen bijgevolg enkel in aanmerking komen voor de vermindering van maximum 1.000 euro voor maximaal 5 werknemers per vestigingseenheid.

 

Let op!

De daling van het arbeidsvolume mag niet het gevolg zijn van een juridische herstructureringsoperatie (fusie, splitsing of overdracht van bedrijfstak).

 

Algemene berekeningsregels

 

De algemene regels inzake berekening van doelgroepverminderingen zijn van toepassing op deze nieuwe doelgroepvermindering.

 

Dit betekent concreet dat:

  • er bovenop de structurele vermindering slechts één enkele doelgroepvermindering mogelijk is (per tewerkstelling van een werknemer). 
    Als meerdere doelgroepverminderingen mogelijk zijn, kan de werkgever de meest gunstige kiezen.

  • de vermindering van patronale bijdragen enkel op de basisbijdragen mag toegepast worden. De andere bijdragen blijven verschuldigd.

  • het maximale verminderingsforfait per kwartaal van toepassing is bij een prestatiebreuk van minstens 80%.

  • de werkgever ingeval van onvolledige kwartaalprestaties (prestatiebreuk kleiner dan 80%) een proportionele vermindering geniet.
    Voorwaarde is wel dat de globale prestatiebreuk van de werknemer bij de werkgever een minimumondergrens (27,5%) bereikt.
    Voor deeltijdse werknemers met een minstens halftijdse arbeidsovereenkomst, speelt deze ondergrens niet. 

Oeps,

Onze excuses, er is iets fout gelopen.

Probeert u het later eens opnieuw.

Was deze informatie nuttig voor u?

Ja Nee

Welke van de volgende beschrijft jouw feedback het best?






Jouw feedback

De versie van de browser die U gebruikt is niet optimaal voor deze website. De meeste functies zullen niet goed werken. De versie die u gebruikt wordt ook niet meer ondersteund door Microsoft en hierdoor loopt u security risico’s. Om de veiligheid en privacy van uw data te kunnen blijven garanderen, raden wij aan om zo snel mogelijk naar Internet Explorer 11 te upgraden of de laatste versie van een andere browser te gebruiken.