Feedback
ella
Een nieuw statuut binnen het onbelast bijklussen: het verenigingswerk
Uit de wandelgangen van de overheid
Gepubliceerd op 04/12/2017

1.Drie beoogde activiteiten

 

Veel particulieren klussen al eens bij voor een organisatie, bijvoorbeeld als trainer, jeugdcoördinator of gids van een vereniging of organisatie in de non-profit.

 

De activiteiten in dit kader worden als 'verenigingswerk' gekwalificeerd op voorwaarde dat ze een meerwaarde voor derden leveren. Wie louter als deelnemer optreedt (bijvoorbeeld als bezoeker, sportbeoefenaar of speler), verricht immers geen verenigingswerk.

 

In de praktijk gebeurt het ook dat particulieren diensten verrichten voor andere particulieren. Bijvoorbeeld: klusjes doen, kinderopvang, bijlessen… Men spreekt hier van 'peer-to-peer' activiteiten of occasionele diensten tussen burgers.

 

De derde vorm betreft activiteiten in het kader van een erkend elektronisch platform (bijvoorbeeld FLAVR), de zogenaamde 'deeleconomie'. Hier bestond er al sinds kort een wettelijke regeling over de belastbaarheid van de in dit kader betaalde vergoedingen. Ze waren belast aan een tarief van 20% (na aftrek van 50% forfaitaire kosten) als ze een bepaalde jaargrens niet overschreden. Deze fiscale regeling wordt nu afgeschaft.

 

Deze drie vormen van activiteiten krijgen vanaf 1 januari 2018 een nieuw juridisch kader om een einde te maken aan mogelijke discussies over het statuut van de personen die dergelijke activiteiten verrichten.

 

De twee eerste activiteiten worden limitatief in de wetgeving opgesomd. U vindt hier de lijst.  

 

2. Het moet om bijkomende jobs gaan

 

De bijkomende activiteiten situeren zich louter in de vrije tijd van de betrokkene. Ze moeten immers al een job als werknemer, zelfstandige of ambtenaar heben. De bijkomende activiteiten vinden dus meestal plaats 's avonds, in het weekend of tijdens de vakantieperiodes.

 

Een werknemer moet bijvoorbeeld minstens 4/5 werken om in aanmerking te komen voor het nieuwe statuut.

 

De berekening van de 4/5de tewerkstelling gebeurt op dezelfde manier als voor de flexijobs in de horeca, dit wil zeggen dat men kijkt naar de tewerkstellingsbreuk van het derde kwartaal (T-3) dat voorafgaat aan het begin van de bijkomende activiteit.

 

Gepensioneerden kunnen ook de bijkomende jobs uitoefenen, maar hun betaalde vergoedingen worden dan wel in aanmerking genomen voor de grens toegelaten arbeid.

 

3. Verenigingswerk is in principe geen beroepsarbeid

 

Voor de toepassing van de sociale en fiscale wetgeving is verenigingswerk in principe geen vorm van beroepsarbeid.

 

De in dit kader betaalde vergoedingen worden niet beschouwd als een vorm van bezoldiging of beroepsinkomsten en zijn bijgevolg vrij van sociale bijdragen en belastingen. 

 

De betaalde vergoedingen mogen wel bepaalde grenzen niet overschrijden, namelijk 1.000 EUR per maand en 6.000 EUR per jaar.  

 

De controle van die bedragen zal zowel door de verenigingswerker als door de organisatie kunnen gebeuren via de nieuwe elektronische applicatieaangifte (zie verder punt 5) die ter beschikking zal gesteld worden.

 

Voor de maandelijkse grens moet je niet alleen rekening houden met de vergoedingen van het verenigingswerk, maar ook met de vergoedingen betaald in het kader van de peer to peer activiteiten. Indien de persoon in een bepaalde maand meer dan 1.000 EUR verdient (mogelijks samen met zijn peer to peer activiteiten), wordt het hele inkomen van deze maand als beroepsinkomen beschouwd.

 

Voor de jaarlijkse grens van 6.000 EUR moet je zowel rekening houden met de vergoedingen van het verenigingswerk als met de eventuele vergoedingen van peer to peer activiteiten en de deeleconomie. Ook hier vervalt, als de jaargrens wordt overschreden, de vrijstelling voor al de inkomsten en zijn ze in principe voor het geheel belastbaar als beroepsinkomsten.

 

De overschrijding van de bedragen zou ook een herkwalificatie van het verenigingswerk tot gevolg kunnen hebben. De organisatie wordt dan als werkgever beschouwd, wat als gevolg heeft dat hij kan gehouden zijn tot regularisatie van achterstallige sociale bijdragen, minimumloon of vakantiegeld.  Deze sanctie geldt echter niet voor de organisatie die ter goeder trouw is, de verplichte aangifte (zie punt 5) tijdig en correct heeft verricht en hierbij geen anomalie gemeld kreeg. 

 

De overschrijdiging van de bedragen kan ook gevolgen hebben voor de occasionele presteerder (peer to peer activiteit). De wet stelt als sanctie dat de prestaties dan van rechtswege vermoed worden verricht te zijn onder het statuut van zelfstandige. Bijgevolg worden de ontvangen vergoedingen als winsten en baten getaxeerd.    

 

4. Een nieuwe overeenkomst in het leven geroepen voor het verenigingswerk

 

Het nieuw statuut komt te staan naast de bestaande statuten van werknemer, zelfstandige, ambtenaar en vrijwilliger. De vrijwilliger is een persoon die onbezoldigd en onverplicht activiteiten verricht voor andere personen. Terwijl de bijklusser in principe een vergoeding geniet voor zijn prestaties.

 

Er wordt een nieuwe overeenkomst in het leven geroepen: de 'overeenkomst inzake verenigingswerk'. Zoals de benaming het doet vermoeden, geldt die overeenkomst alleen voor het verenigingswerk. Het model van overeenkomst is bij KB vastgelegd.

 

Het is belangrijk dat die overeenkomst wordt gesloten vóór het begin van de prestaties; anders wordt de activiteit niet als verenigingswerk beschouwd.

 

De overeenkomst moet een aantal verplichte gegevens bevatten, zoals:

 

  • de identiteit van de verenigingswerker en de betrokken organisatie die over een KBO-nummer moet beschikken;

  • het voorwerp van de overeenkomst met een algemene omschrijving van de beoogde activiteiten;

  • het bedrag van de vergoeding (per prestatie, per uur of per dag). Let op voor de maximale grenzen;

  • de plaats en de omvang van het verenigingswerk (bijvoorbeeld begin- en einduur);

  • de afgesloten verzekeringen voor ongevallen en aansprakelijkheid;

  • de eventuele beëindigingsmodaliteiten, zoals door de partijen overeengekomen;

  • info over welzijn op het werk en over mogelijke risico's verbonden aan het verenigingswerk.

 

De overeenkomst heeft een maximale duurtijd van één jaar en kan onbeperkt verlengd worden.

 

De wet somt ook de schorsings- en beeindigingsmogelijkheden van de overeenkomst op.  Tijdens de schorsing is er geen enkele vergoeding aan de verenigingswerker verschuldigd.

 

5. Cumulmogelijkheden/-verboden

 

Indien een persoon werkloos of een SWT'er wordt, kan hij zijn bijkomende activiteit blijven uitoefenen tot op het einde van de overeenkomst. Hij zal wel vooraf het RVA-werkloosheidsbureau schriftelijk moeten verwittigen.

 

Iemand die arbeidsongeschikt wordt, zal ook tot het einde van het contract kunnen blijven bijklussen op voorwaarde dat de adviserend geneesheer van de mutualiteit van mening is dat de activiteit verenigbaar is met de gezondheid van de betrokkene.

 

Een persoon kan binnen dezelde organisatie geen vrijwilligerswerk (met onkostenvergoedingen) cumuleren met verenigingswerk .

 

Het is ook verboden om een werknemer door een verenigingswerker in de organisatie te vervangen. Het verbod is afgestemd op de regels voor de doelgroepvermindering eerste aanwerving en er moet dus sprake zijn van een verhoging van het tewerkstellingsvolume binnen de TBE als de verenigingswerker begint te werken.

 

En als er een einde aan de arbeidsovereenkomst van een werknemer wordt gemaakt, is het niet de bedoeling dat de betrokkene onmiddellijk als verenigingswerker bij dezelfde organisatie herbegint. Er moet minstens een termijn van 1 jaar tussen zitten, behalve voor gepensioneerden die onmiddellijk aan de slag kunnen als verenigingswerkers bij dezelfde vereniging. De termijn van 1 jaar geldt ook indien de betrokkene voordien als zelfstandige (in het kader van een aannemingsovereenkomst) actief was in de organisatie.

 

6. Een nieuwe RSZ-aangifte in de maak

 

Er is een nieuwe RSZ-aangifte in de maak voor de bijkomende activiteiten. Voor het verenigingswerk gebeurt de aangifte door de organisatie zelf en voor de peer-to-peer activiteit door de presteerder.

 

De aangifte gebeurt uiterlijk bij aanvang van de prestatie. Wijzigingen of annulaties zijn mogelijk.

 

De betrokkenen moeten volgende gegevens aangeven:

 

  • KBO-nummer van de organisatie (uiteraard alleen voor verenigingswerk);

  • INSZ-nummer van de verenigingswerker. Voor een 'peer to peer activiteit' moet de presteerder zowel zijn eigen INSZ-nummer aangeven als die van de begunstigde;

  • aanvangs- en einddatum van de prestatie van de verenigingswerker. De presteerder moet de datum van elke prestatie aangeven;

  • aard van de prestatie;

  • bedrag van de ontvangen vergoeding voor elke prestatie.

 

Na ontvangst van de aangifte deelt de RSZ onmiddellijk een code mee aan de aangever.

 

Een nieuw elektronische applicatie zal aan de verenigingswerker of de presteerder de mogelijkheid geven om de aangegeven gegevens te raadplegen. Ze kunnen via dat kanaal een afgedrukt attest van die gegevens bekomen.

 

De organisaties zullen in de applicatie ook het jaarbedrag terugvinden van de vergoedingen die de verenigingswerker al tijdens het lopende kalenderjaar heeft ontvangen. En de presteerder zal ook het maand- en jaarbedrag kunnen raadplegen van de vergoedingen die hij tijdens het lopende kalenderjaar reeds ontving. 

 

De RSZ, de RSVZ en de fiscus zullen toegang krijgen tot de gegevens van de elektronische applicatie.

 

Zoals al gezegd, gebeurt de aangifte via het erkend elektronisch platform voor de deeleconomie.

 

7. Buiten de toepassing van de klassieke arbeidswetten

 

De bijkomende activiteiten vallen niet onder de toepassing van de arbeidsovereenkomstwet, de arbeidswet, de feestdagenwet, de arbeidsreglementenwet, de socialedocumentenwet, de welzijnswet en de CAO-wet.

 

8. Nog niet definitief

 

Het nieuwe systeem staat in een voorontwerp van wet dat recent door de ministerraad in eerste lezing werd goedgekeurd. Aangezien de tekst nog diverse stadia moet doorlopen en de Raad van Schate de regeling heeft afgeschoten, zijn er nog wijzigingen mogelijk.

 

Het is wel de bedoeling om het systeem op 1 januari 2018 in werking te laten treden…

 

Wij houden u zeker op de hoogte.


Opgelet!

Deze bespreking is gebaseerd op ontwerpteksten. Wijzigingen zijn dus nog steeds mogelijk.
Bron:
Voorontwerp van wet betreffende de economische relance en versterking van de sociale cohesie ('Relancewet')

Oeps,

Onze excuses, er is iets fout gelopen.

Probeert u het later eens opnieuw.

Was deze informatie nuttig voor u?

Ja Nee

Welke van de volgende beschrijft jouw feedback het best?






Jouw feedback

De versie van de browser die U gebruikt is niet optimaal voor deze website. De meeste functies zullen niet goed werken. De versie die u gebruikt wordt ook niet meer ondersteund door Microsoft en hierdoor loopt u security risico’s. Om de veiligheid en privacy van uw data te kunnen blijven garanderen, raden wij aan om zo snel mogelijk naar Internet Explorer 11 te upgraden of de laatste versie van een andere browser te gebruiken.