In de strijd tegen de schijnzelfstandigheid wordt in de RSZ-wetgeving een weerlegbaar vermoeden van ondergeschiktheid ingevoerd voor de personen die activiteiten in de schoonmaaksector uitoefenen.
Dit vermoeden kan echter weerlegd worden indien de personen kunnen aantonen dat:
- ze niet gewoonlijk en hoofdzakelijk werken voor één enkele co-contractant en
- hun activiteiten uitoefenen met eigen materiaal en
- factureren voor eigen rekening.
De wetswijziging is er gekomen op vraag van de sociale partners van de sector om de sociale fraude te bestrijden.
Poetspersoneel kan zich soms in een kwetsbare situatie bevinden en kan ook te maken hebben met oneerlijke opdrachtgevers. Deze vorm van 'zwartwerk' heeft dus negatieve gevolgen voor de tewerkgestelde personen (geen minimumloon, geen sociale bescherming,…). Daarnaast ziet de overheid ook belangrijke inkomsten verloren gaan door deze vorm van fraude (o.a. geen inning van SZ-bijdragen).
Door het invoeren van het weerlegbaar vermoeden zullen de 'kwalijke gevolgen' afgevlakt worden waardoor de personen die zich in gelijkwaardige omstandigheden bevinden op een gelijkaardige manier zullen behandeld worden. En met dit vermoeden zullen de inspectiediensten ook efficiëntere controles kunnen uitvoeren.
Inwerkingtreding: 10 dagen na publicatie in het Belgisch Staatsblad. Uit de parlementaire stukken blijkt dat de nieuwe regeling alleen voor de toekomst geldt.
Opgelet!
Wat betekent dit voor de publieke sector?
De socialezekerheidsuitbreiding is niet van toepassing op de publieke sector.