Net zoals in Wallonië met de omscholingsovereenkomst, kunnen mindervaliden in de Duitstalige gemeenschap een bedrijfsopleiding volgen om zich voor te bereiden op een job. De opleiding is onafhankelijk van de schoolopleiding die de leerling gevolgd heeft.
Het systeem bestaat al sinds 1993 en wordt nu op een aantal punten gewijzigd om de overgang naar de arbeidsmarkt nog vlotter te maken.
Er wordt bijvoorbeeld niet meer gesteld dat de leerling minstens 18 jaar oud moet zijn om dergelijke opleiding te volgen.
1. De opleidingsovereenkomst
Net zoals vroeger wordt de opleidingsovereenkomst gesloten tussen de leerling en de werkgever, met de bemiddeling van de "Dienstelle der Deutschprachigen Gemeinschaft fur Personen mit einer Behinderung" (DPB) die de opleiding moet erkennen.
De overeenkomst moet nu ook uitdrukkelijk het opleidingsprogramma beschrijven en de werkgever moet ervoor zorgen dat de leerling socio-professionele bekwaamheden verwerft die hem voorbereiden op zijn inschakelings in het arbeidsproces.
2. Attest op het einde
Op het einde van de opleiding krijgt de leerling een attest waarin de duur en de inhoud van de opleiding worden vermeld; het feit dat het gaat om een specifieke bedrijfsopleiding voor mindervaliden wordt daarin niet vermeld.
3. Engagement van de leerling
De leerling heeft natuurlijk ook engagementen. Hij moet zich bijvoorbeeld nu ook nauwgezet toeleggen op het verwerven van een kwalificatie door middel van de gevolgde opleiding.
4. Vergoedingen
De leerling blijft twee vergoedingen krijgen:
- enerzijds betaalt de werkgever een loon dat overeenkomt met het verschuldigd bedrag voor de leerlingen Middenstand;
- anderzijds een DPB-vergoeding ten belope van een percentage van het gewaarborgd minimum maandinkomen (GMMI) dat overeenstemt met de leeftijd en de gezinstoestand van de mindervalide. Van dit bedrag wordt het loon betaald door de werkgever afgetrokken. Moest de mindervalide nog andere vergoedingen genieten bijvoorbeeld wegens invaliditeit of arbeidsongevallen, worden zij ook afgetrokken van het bedrag dat door DPB uitbetaald wordt.
De bijkomende vergoeding van ongeveer 1 EUR per opleidingsuur wordt afgeschaft en de mogelijkheid om een proeftermijn in de overeenkomst op te nemen, is ook afgeschaft.
5. Formaliteiten
Indien de leerling RSZ-bijdragen moet betalen, worden die door de werkgever afgetrokken en aan de RSZ gestort. En indien de werkgever patronale RSZ-bijdragen betaalt, kan hij die bij DPB terugvorderen. De terugbetaling gebeurt op het einde van de maand waarin de bewijsstukken werden ingediend.
De werkgever moet de nodige bewijsstukken aan DPB bezorgen uiterlijk 6 weken na het einde van het kwartaal. Voor het vierde kwartaal heeft de werkgever de tijd tot eind januari van het jaar daarop. Indien de werkgever de timing niet respecteert, vervalt de toezegging van de subsidie.
6. Inwerkingtreding
Het nieuwe besluit treedt in werking op 27 oktober 2016.
Wat betekent dit voor de publieke sector?
Om van het systeem te genieten moet de werkgever tot de privé-sector behoren of een gemeente zijn.