Werkverlating: principe
Een werknemer die zonder wettige reden zijn passende dienstbetrekking verlaat, kan tijdelijk uitgesloten worden van het recht op uitkeringen gedurende minstens 4 en maximum 52 weken.
Er is sprake van werkverlating indien:
- de werknemer zelf ontslag neemt;
- de arbeidsovereenkomst in onderling akkoord wordt beëindigd;
- de werknemer onwettig afwezig is en indien men uit deze afwezigheid de bedoeling van de werknemer kan afleiden om de arbeidsovereenkomst te beëindigen.
Bij herhaling of indien de werkverlating plaatsvond met als opzet uitkeringen aan te vragen, verliest de werknemer het recht op uitkeringen. Hij krijgt dit recht terug indien hij bewijst dat hij opnieuw voldoet aan de algemene toelaatbaarheidsvoorwaarden of het doorlopen van een wachttijd.
Geen werkverlating
De mogelijke tijdelijke uitsluiting van het recht op uitkeringen bij werkverlating is o.a. niet van toepassing indien de werknemer een nieuwe dienstbetrekking heeft uitgeoefend gedurende minstens 4 weken voor de uitkeringsaanvraag.
Deze periode van 4 weken wordt opgetrokken tot 13 weken.
De werkhervatting van minstens 13 weken mag onderbroken zijn. Bovendien moeten de 13 weken niet bij dezelfde werkgever worden gepresteerd.
Voorbeeld
Een werknemer verlaat het werk op 30 april 2018. Tot 30 juni 2018 werkt hij niet, noch vraagt hij uitkeringen aan voor deze periode. Hij hervat voltijds het werk van 2 juli t.e.m. 10 augustus 2018 bij werkgever A (= 6 weken). Hij blijft inactief tot 31 augustus 2018. Hij hervat vervolgens voltijds het werk bij een andere werkgever B van 3 september t.e.m. 21 oktober 2018 (= 7 weken) en vraagt vervolgens uitkeringen aan vanaf 22 oktober 2018.
De oorspronkelijke werkverlating wordt niet meer in aanmerking genomen.
Carenzperiode
De bovenvermelde regel, dat werkverlating niet van toepassing is wanneer de werknemer een nieuwe betrekking heeft uitgeoefend gedurende minstens 13 weken (vroeger 4 weken) voor zijn uitkeringsaanvraag, mag niet verward worden met de carenzperiode.
De werknemer die een passende dienstbetrekking verlaat om een andere uit te oefenen, kan geen uitkeringen genieten gedurende een periode van 4 weken. Het is niet nodig dat de 2 tewerkstellingen elkaar onmiddellijk opvolgen, maar de werknemer mag geen enkele uitkeringsaanvraag indienen tussen de oude en de nieuwe betrekking.
Deze carenzperiode heeft tot doel ondoordachte en overhaaste jobveranderingen te voorkomen.
Deze periode start vanaf de dag waarop de nieuwe tewerkstelling aanvangt. De carenzperiode is niet van toepassing indien de werknemer zijn nieuwe tewerkstelling verliest als gevolg van overmacht.
Voorbeeld
Een werknemer verlaat het werk op 15 april 2018, omdat hij een nieuwe arbeidsovereenkomst heeft getekend met aanvang 7 mei 2018. De carenzperiode loopt van 7 mei t.e.m. 3 juni 2018.
Cumul
De regel van de carenzperiode is cumuleerbaar met de tijdelijke uitsluiting o.w.v. werkverlating. Dit wordt uitdrukkelijk bevestigd, hoewel dit voorheen in theorie ook al mogelijk was.
De combinatie van deze twee regels heeft als gevolg dat een werknemer die een passende dienstbetrekking verlaat om een andere uit te oefenen gedurende minstens 4 weken:
- de carenzperiode niet ondergaat;
- in de toekomst wel tijdelijk uitgesloten kan worden van het recht op uitkeringen o.w.v. werkverlating van een passende dienstbetrekking door de optrekking van de voormelde periode tot 13 weken.
Verstrenging foutieve verklaring m.b.t. gezinstoestand
Men kan tijdelijk uitgesloten worden van het recht op uitkeringen gedurende een periode van ten minste 4 weken en ten hoogste 26 weken indien men onverschuldigde uitkeringen heeft of kan ontvangen door:
- het afleggen van onjuiste of onvolledige verklaringen;
- het laattijdige verstrekken van de verplichte verklaringen.
Indien de verklaring betrekking heeft op de gezinstoestand (bijv. al dan niet samenwonend), dan wordt de minimumperiode opgetrokken van 4 naar 8 weken.
Inwerkingtreding
Deze regelingen treden in werking op 19 februari 2018.