Feedback
ella
Mobiliteitsbudget weer stapje dichterbij
Uit het nieuws 03/12/2018
Gepubliceerd op 06/12/2018

Mobiliteitsbudget vanaf 1 januari 2019

Het wetsontwerp tot invoering van een mobiliteitsbudget werd op 3 december 2018 ingediend in de Kamer.

Via het mobiliteitsbudget kunnen werknemers kiezen voor een combinatie van vervoermiddelen die hen het vlotst en op de meest milieuvriendelijke manier op het werk krijgt.

 

Krachtlijnen

Werknemers die al voldoende lang beschikken over (of recht hebben op) een bedrijfswagen, zullen deze binnenkort kunnen omzetten naar een mobiliteitsbudget.

 

De reële jaarlijkse werkgeverskost van de bedrijfswagen die men opgeeft of waarvoor men in aanmerking komt (de zogenaamde total cost of ownership, of TCO), bepaalt de grootte van het mobiliteitsbudget.

 

De invoering van een mobiliteitsbudget gaat uit van een dubbele keuzevrijheid.  

De werkgever beslist of hij een mobiliteitsbudget aanbiedt en welke werknemers daarvoor in aanmerking komen.

De werknemer beslist om al dan niet op dit aanbod in te gaan.

 

drie pijlers met elk een eigen sociale en fiscale behandeling

 

  • 1e pijler = een bedrijfswagen die minstens even milieuvriendelijk is als de wagen die men opgeeft / waarvoor men in aanmerking kwam en bijkomend aan welbepaalde minimumnormen beantwoordt.
    Zo bedraagt de maximale CO2-uitstoot 95 gr/km.
    Naar verluidt zou deze maximumgrens pas vanaf 2021 van toepassing zijn. Voor wie instapt in 2019 en 2020 zullen mogelijk iets minder strikte normen gelden.

    Deze wagen ondergaat de gewone sociale en fiscale behandeling van een bedrijfswagen.

 

  • 2e pijler = duurzame vervoermiddelen en -diensten (openbaar vervoer, fiets(vergoeding), carpooling, …).

    Het bedrag dat men hier spendeert, is volledig vrijgesteld van sociale zekerheid en belastingen.

 

  • 3e pijler = restsaldo in cash
    Het deel van het budget dat niet gespendeerd werd in pijlers 1 en/of 2, ontvangt de werknemer op het einde van het kalenderjaar in cash. Dit saldo is vrijgesteld van belastingen, maar onderworpen aan een specifieke socialezekerheidsbijdrage van 38,07% ten laste van de werknemer.

    De werknemer zal hiermee bijkomende socialezekerheidsrechten kunnen opbouwen.

 

Het mobiliteitsbudget vertoont heel wat gelijkenissen met het systeem van de mobiliteitsvergoeding. In de verdere bespreking focussen we daarom vooral op wat specifiek is voor het mobiliteitsbudget.

 

Vanaf wanneer?

Het mobiliteitsbudget treedt op 1 januari 2019 in werking.


Opgelet!

Deze bespreking is gebaseerd op ontwerpteksten. Amendementen zijn dus nog steeds mogelijk waardoor de regeling zoals hier beschreven nog kan wijzigen. Deze bespreking geldt tevens onder voorbehoud van publicatie in het Belgisch Staatsblad.

Wat betekent dit voor de werkgever?

Vanaf 1 januari 2019 beschikt de werkgever over 2 volwaardige initiatieven voor de bedrijfswagen: het mobiliteitsbudget en de aangepaste versie van de mobiliteitsvergoeding of cash for car.

 

Tijd dus om uit te maken welke mobiliteitsbehoeften uw werknemers hebben en welk mobiliteitsbeleid u als werkgever wil voeren.

 

Onze consultants kunnen u hierbij met raad en daad bijstaan. Voor advies en begeleiding kan u dan ook terecht bij kmo_consultancy-legal@sdworx.com of LegalConsulting@sdworx.com.

Wat betekent dit voor de publieke sector?

Het mobiliteitsbudget is toepasbaar in de publieke sector en dit zowel voor de contractuele als statutaire personeelsleden.

Bron:
Wetsontwerp betreffende de invoering van een mobiliteitsbudget, doc. 54 3381/001.

Juridische inhoud

1. Definitie

Het mobiliteitsbudget is het bedrag dat de werknemer ter beschikking krijgt van zijn werkgever ter compensatie van het afzien van de bedrijfswagen waarover hij beschikt of waarop hij aanspraak kan maken.

 

Op dit bedrag zijn specifieke regels van toepassing inzake arbeidsrecht, sociale zekerheid en fiscaliteit. Deze regels variëren in functie van de bestedingswijze door de werknemer.

2. Toepassingsgebied

Niet alle werkgevers en werknemers komen zonder meer in aanmerking. Door beiden een zekere wachtperiode te

laten doorlopen, hoopt de regering misbruiken te voorkomen.

 

De werkgever kan enkel een mobiliteitsbudget toekennen aan werknemers die effectief over een bedrijfswagen beschikken of er voor in aanmerking komen.

 

Komen in aanmerking voor een bedrijfswagen: werknemers die deel uitmaken van een functiecategorie waarvoor het bedrijfswagenbeleid van de werkgever in een bedrijfswagen voorziet.

 

Het bedrijfswagenbeleid definieert men als de door de werkgever vastgelegde voorschriften met betrekking tot de toekenningsvoorwaarden en het gebruik van de bedrijfswagen. Denk bijvoorbeeld aan de car policy.

 

Een bedrijfswagen die toegekend wordt op basis van individuele criteria (bv. anciënniteit), komt niet in aanmerking voor omzetting naar het mobiliteitsbudg

 

3. Wat levert het mobiliteitsbudget op?

 

3.1. Principe

De reële jaarlijkse werkgeverskost van de bedrijfswagen die men opgeeft (of waarvoor men in aanmerking komt) bepaalt de grootte van het mobiliteitsbudget.

 

In deze zogenaamde Total Cost of Ownership of TCO, zit de financieringskost van de wagen vervat, maar ook alle bijhorende kosten voor brandstof, verzekeringen, de CO2-solidariteitsbijdrage, niet-aftrekbare btw, …

 

Werkgevers die eigenaar zijn van de bedrijfswagen, vervangen de financieringskost door een jaarlijkse afschrijving van 20%.

 

Het mobiliteitsbudget is geen statisch gegeven. Een promotie of demotie, waardoor een werknemer in een hogere of lagere wagencategorie terecht komt, kan de grootte van het budget in positieve of negatieve zin beïnvloeden.

3.2. Geen verplichte indexering

Het mobiliteitsbudget is niet onderworpen aan een verplichte indexering.

Verplichtingen die voor de werkgever gelden om het loon aan te passen aan de levensduurte, zijn dus niet van toepassing op het mobiliteitsbudget..

 

De werkgever kan wel een eigen indexmechanisme op poten zetten. Maar het resultaat van zo'n bedrijfseigen aanpassing mag nooit hoger zijn dan wanneer men het mobiliteitsbudget gewoon volgens de sectorale loonindex zou aanpassen.

3.3. Loonkostenontwikkeling

4. Waaraan besteden?

Het mobiliteitsbudget zet in op een combinatie van vervoermiddelen.

 

Werknemers kunnen het mobiliteitsbudget besteden in 3 pijlers met elk een eigen sociale en fiscale behandeling.

4.1. Pijler 1: milieuvriendelijke bedrijfswagen

De bedrijfswagen kan deel blijven uitmaken van het mobiliteitsbudget, maar niet elke wagen komt in aanmerking.

 

Zo moet de TCO van de wagen passen binnen de TCO van de bedrijfswagen die aan de basis ligt van het mobiliteitsbudget.

 

Bovendien moet de wagen die men binnen deze pijler kiest, milieuvriendelijk zijn.

Milieuvriendelijke wagens zijn :

  • elektrische wagens; OF
  • wagens die gelijktijdig beantwoorden aan volgende voorwaarden:
    • minstens even milieuvriendelijk zijn als de wagen die aan de basis ligt van het mobiliteitsbudget
    • een CO2-uitstoot hebben van maximum 95 gr/km.
      Omdat er momenteel relatief weinig wagens aan deze uitstootnorm beantwoorden, zou men bereid zijn deze  maximumgrens pas te laten ingaan vanaf 2021, voor wie op dat ogenblik instapt in het mobiliteitsbudget.
      Tijdens de overgangsperiode zouden dan minder strikte normen gelden. 
    • de emissienorm voor luchtverontreinigende stoffen moet ten minste overeenstemmen met de geldende norm voor nieuwe voertuigen;
      Een uitzondering geldt voor einde reeksen. Dit zijn voertuigen die niet meer geproduceerd worden maar nog wel in voorraad zijn bij fabrikant of verdeler.
    • wanneer het een oplaadbare hybride wagen betreft, moet de capaciteit van de elektrische batterij minstens gelijk zijn aan 0,5 kWh per 100 kg wagengewicht.

 

De wagen die men binnen deze pijler kiest, ondergaat dezelfde sociale en fiscale behandeling als de "gewone" bedrijfswagen.

4.2. Pijler 2: duurzame mobiliteit

Met het mobiliteitsbudget wil men het gebruik van de bedrijfswagen terugdringen ten gunste van andere, duurzame vormen van mobliteit.

 

Elke besteding die de werknemer binnen deze pijler maakt, is daarom volledig vrijgesteld van socialezekerheidsbijdragen en bedrijfsvoorheffing.

4.2.1. Zachte mobiliteit

Hieronder vallen de aankoop, huur, leasing en onderhoud van:

  • volgende modi met maximale snelheid van 45 km/uur:
    • rijwielen: ongeacht het type dus een gewone stadsfiets, e-bike, speed pedelec, bakfiets, mountainbike, enz.
    • voortbewegingstoestellen: monowheel, hooverboard, elektrische step, enz.
    • bromfietsen.
  • motorfietsen die uitsluitend elektrisch aangedreven zijn;
  • verplichte uitrusting (bv. helm).

4.2.2. Openbaar vervoer

Openbaar vervoer wordt ruim gedefinieerd als "personenvervoersdiensten van algemeen economisch belang die op permanente en niet-discriminerende manier aan het publiek worden aangeboden".

 

Niet enkel de officiële aanbieders van openbaar vervoer (NMBS, De Lijn, enz.) vallen hieronder, maar ook andere initiatieven, zoals de waterbus in Antwerpen en Brussel.

 

Met het mobiliteitsbudget kan de werknemer zowel abonnementen als losse tickets financieren.

 

Abonnementen moeten op naam staan van de werknemer en betrekking hebben op zijn woon-werkverkeer.

Een abonnement op naam van één van de kinderen van de werknemer om naar school te gaan, valt hier dus niet onder.

 

Losse tickets voor het openbaar vervoer kunnen dan weer wel zuiver privé gebruikt worden door de werknemer en zijn gezin. En dit niet alleen voor reizen binnen België maar binnen de ganse Europese Economische Ruimte.

4.2.3. Georganiseerd gemeenschappelijk vervoer

Georganiseerd gemeenschappelijk vervoer is niet noodzakelijk door de werkgever georganiseerd. Het kan ook via een groep van werkgevers verlopen of zelfs via derden.

 

Zo kan de werknemer met zijn mobiliteitsbudget ook verplaatsingen met de kantoorbus financieren.

4.2.4. Gedeeld vervoer

Deze rubriek omvat alle mogelijke vormen van gedeeld vervoer, zoals deelfietsen, -auto's, -scooters, -steps, … Ongeacht of ze toebehoren aan een vloot dan wel aan een particulier.

 

Ook het gebruik van een taxi of de huur van wagen met chauffeur (Uber) valt hieronder, op voorwaarde dat deze in orde zijn met de regelgeving die op hen van toepassing is 

 

Ook de huur van een voertuig zonder chauffeur (private lease) voor maximaal 30 kalenderdagen komt in aanmerking voor financiering via het mobiliteitsbudget.

4.2.5. Huisvestingskosten

Dichtbij het werk wonen, beschouwt men als een duurzame mobiliteitsoplossing.

 

Wie binnen een straal van 5 km van de normale plaats van tewerkstelling woont, zal volgende huisvestingskosten kunnen financieren met het mobiliteitsbudget:

  • de huurgelden;
  • de intresten van een hypothecaire lening.

4.2.6. Bedrijfsfiets en fietsvergoeding

Werkgevers die nog geen fietsen ter beschikking stellen en/of geen fietsvergoeding toekennen aan fietsende pendelaars, kunnen deze systemen opzetten en mee integreren in het mobiliteitsbudget.

 

Merk op dat voor deze toepassingen wel een link met de woon-werkverplaatsing vereist is. Het betreft immers vrijgestelde fietsen en fietsvergoedingen. En deze zijn maar volledig vrijgesteld indien:

  • men de fiets effectief gebruikt in het kader van de woon-werkverplaatsingen;
  • de fietsvergoeding maximaal 0,23 EUR per effectief getrapte woon-werkkilometer bedraagt.

4.3. Pijler 3: cash

Op het einde van elk kalenderjaar gebeurt een afrekening.

 

Het deel van het mobiliteitsbudget dat de werknemer niet gebruikte voor de financiering van een milieuvriendelijke bedrijfswagen en/of duurzame mobiliteitsmodi, zal hem één keer per jaar in geld uitbetaald worden.

En dit uiterlijk samen met het loon van januari van het daaropvolgende jaar.

 

Sociale zekerheid

Het gedeelte in cash is echter geen zuiver netto-gegeven. 

De uitbetaling ervan gebeurt na aftrek van de bijzondere socialezekerheidsbijdrage van 38,07%, ten laste van de werknemer.

 

Ter compensatie van de hoge "prijs" die de werknemer hiervoor betaalt, zal het saldo opgenomen worden in de berekeningsbasis voor de ziekte- en werkloosheidsuitkeringen én meetellen voor de pensioenopbouw.

 

Fiscaal

Voor de werknemer is het saldo in cash een vrijgesteld sociaal voordeel. Voor de werkgever vormt het een aftrekbare beroepskost.

5. Een cijfervoorbeeld

De werknemer beschikt nu over een BMW 2 Grant Tourer, met een cataloguswaarde van 33.200 EUR, een CO2-uitstoot van 120 gr/km en een TCO van 8.869 EUR.

 

Bij inlevering van de BMW, heeft de werknemer dus een mobiliteitsbudget ter beschikking van 8.869 EUR.

 

Pijler 1

Hij kan de wagen niet volledig missen en kiest binnen pijler 1 voor een milieuvriendelijke wagen: de Ford Focus ecoblue.

Deze wagen heeft een cataloguswaarde 23.700 EUR, een CO2-uitstoot van 91 gr/km en een TCO van 5.376 EUR. Hij voldoet aan de strikte normen en kan dus gekozen worden.

 

Op deze wagen betaalt de werknemer +/- 655 EUR belastingen.

 

Pijer 2

Er blijft, na verrekening van de TCO van de gekozen wagen, nog een budget over van 3.493 EUR.

De werknemer kiest in pijler 2:

  • een elektrische fiets ter waarde van 1.850 EUR
  • een jaarabonnement van De Lijn ter waarde van 314 EUR
  • een jaarabonnement op het Antwerpse Vélo-deelfietsensysteem ter waarde van 49 EUR
  • Treintickets voor 2 voor een kerstshopping in Londen ter waarde van 236 EUR (H/T).

 

De bedragen die hij hier spendeert, zijn volledig vrij van RSZ en belastingen.

 

Pijler 3

Er blijft nog 1.044 EUR over, die cash moet uitbetaald worden.

 

Uiteraard na inhouding van de werknemersbijdrage van 38,07%. Op het einde van het kalenderjaar krijgt de werknemer dus 646,55 EUR op zijn rekening gestort.

 

Samengevat

In ruil voor de BMW 2, heeft de werknemer nu een milieuvriendelijke wagen, een waaier aan alternatieve verplaatsingsmodi én hij houdt nog een mooie extra in cash over op het einde van het jaar.

 

Ter vergelijking: indien de werknemer geen gebruik zou maken van het mobiliteitsbudget, maar zou kiezen voor de mobiliteitsvergoeding (of cash for car), zou de inlevering van deze wagen hem een extra netto vergoeding opleveren van +/- 515 EUR per maand.

6. Vanaf wanneer?

Gevolgen voor de werkgever

Vanaf 1 januari 2019 beschikt de werkgever over 2 volwaardige initiatieven voor de bedrijfswagen.

 

Tijd dus om uit te maken welke mobiliteitsbehoeften uw werknemers hebben en welk mobiliteitsbeleid u als werkgever wil voeren.

 

Tijd ook om de bedrijfswagenpolicy onder de loep te nemen. Beide systemen zullen immers gelden voor wie behoort tot een functiecategorie waaraan het recht op een bedrijfswagen gekoppeld is volgens het bedrijfswagenbeleid. En dat kan blijken uit de bedrijfswagenpolicy.

 

Onze consultants kunnen u hierbij met raad en daad bijstaan. Voor advies en begeleiding kan u dan ook terecht bij kmo_consultancy-legal@sdworx.com of LegalConsulting@sdworx.com.

Oeps,

Onze excuses, er is iets fout gelopen.

Probeert u het later eens opnieuw.

Was deze informatie nuttig voor u?

Ja Nee

Welke van de volgende beschrijft jouw feedback het best?






Jouw feedback

De versie van de browser die U gebruikt is niet optimaal voor deze website. De meeste functies zullen niet goed werken. De versie die u gebruikt wordt ook niet meer ondersteund door Microsoft en hierdoor loopt u security risico’s. Om de veiligheid en privacy van uw data te kunnen blijven garanderen, raden wij aan om zo snel mogelijk naar Internet Explorer 11 te upgraden of de laatste versie van een andere browser te gebruiken.