Minimum ZIV-uitkering
Wie ziek valt, komt na een periode van gewaarborgd loon ten laste van het ziekenfonds. Ziekte-uitkeringen bedragen in een eerste fase 60 % van een geplafonneerd loon van 146,9772 euro per dag.
Tot 31 december 2020 was een minimumuitkering pas voorzien vanaf de 7de maand arbeidsongeschiktheid.
Sinds 1 januari 2021 komt hier stapsgewijs verandering in.
Er wordt een minimum ZIV-uitkering voorzien tijdens het kalenderjaar:
- 2021: vanaf de 5de maand arbeidsongeschiktheid;
- 2022: vanaf de 4de maand arbeidsongeschiktheid;
- 2023: vanaf de 3de maand arbeidsongeschiktheid.
Vanaf het kalenderjaar2024 zal het minimum dagbedrag van toepassing zijn vanaf de eerste dag arbeidsongeschiktheid.
Bedrag
Het minimum dagbedrag tijdens de eerste 6 maanden gold tot nu toe ongeacht de persoonlijke situatie van de betrokken werknemer.
Vanaf 1 juli 2021 verschilt het minimum bedrag vanaf de 4de tot de 6de maand arbeidsongeschiktheid in functie van de persoonlijke situatie van de werknemer: al dan niet met persoon ten laste.
Tijdens de eerste 3 maanden arbeidsongeschiktheid blijft de oorspronkelijke regel van toepassing.
Het minimum dagbedrag geldt ongeacht de toestand van de werknemer. Het bedrag stemt overeen met het minimum dagbedrag voor regelmatige werknemers zonder persoon ten laste (50,67 euro op 01.07.2021).
Vanaf de 7de maand arbeidsongeschiktheid verschillen de minimumbedragen in functie van de persoonlijke situatie van de werknemer: alleenstaande, samenwonend of met persoon ten laste.
Vanaf wanneer?
Het besluit treedt in werking vanaf 1 juli 2021.