Feedback
ella
Mobiliteitsbudget: ready, set, go!
Uit het Belgisch Staatsblad van 29/03/2019
Gepubliceerd op 29/03/2019

1. Mobiliteitsbudget gepubliceerd

De wet tot invoering van het mobiliteitsbudget verscheen vandaag in het Belgisch Staatsblad. Door deze publicatie kunnen werkgevers en werknemers nu effectief met het mobiliteitsbudget van start gaan.

 

Via het mobiliteitsbudget kunnen werknemers kiezen voor een combinatie van vervoermiddelen die hen het vlotst en op de meest milieuvriendelijke manier op het werk krijgt. Uiteraard op voorwaarde dat hun werkgever hen deze mogelijkheid biedt.

 

Krachtlijnen

Enkel werknemers die al voldoende lang beschikken over (of recht hebben op) een bedrijfswagen, kunnen instappen in het systeem.

 

De invoering van een mobiliteitsbudget gaat uit van een dubbele keuzevrijheid.  

De werkgever beslist of hij een mobiliteitsbudget aanbiedt en wie daarvoor in aanmerking komt.

De werknemer beslist om al dan niet op dit aanbod in te gaan.

 

De reële jaarlijkse werkgeverskost van de bedrijfswagen die men heeft/waarop men recht heeft, bepaalt de grootte van het mobiliteitsbudget.

 

Werknemers kunnen hun budget besteden in drie pijlers met elk een eigen sociale en fiscale behandeling:

  • 1e pijler = een bedrijfswagen die minstens even milieuvriendelijk is als de wagen die men had.
    De wagen moet bijkomend aan strikte uitstootnormen beantwoorden. Voor wie instapt in 2019, bedraagt de maximale CO2-uitstoot 105 gr/km.
    Deze daalt naar 100 gr/km bij instap in 2020 en verder naar 95 gr/km vanaf 2021.

    De wagen die men hier kiest, ondergaat dezelfde sociale en fiscale behandeling als een 'gewone' bedrijfswagen.

 

  • 2e pijler = duurzame vervoermiddelen en -diensten (openbaar vervoer, fiets(vergoeding), carpooling, deelsystemen voor auto's en fietsen, …).

    Het bedrag dat men hier spendeert, is volledig vrijgesteld van sociale zekerheid en belastingen.

    De werkgever is niet verplicht om alle mogelijke opties binnen deze pijler aan te bieden. Hij kan een selectie maken, rekening houdend met de mobiliteitsbehoeften van zijn werknemers en de administratieve beheersbaarheid van het systeem.

 

  • 3e pijler = restsaldo in cash
    Het deel van het budget dat de werknemer niet spendeerde in pijlers 1 en/of 2, ontvangt hij op het einde van het kalenderjaar in cash. Dit saldo is vrijgesteld van belastingen, maar onderworpen aan een specifieke socialezekerheidsbijdrage van 38,07% ten laste van de werknemer.

    De werknemer zal hiermee bijkomende socialezekerheidsrechten kunnen opbouwen in de takken werkloosheid en pensioen.

 

Vanaf wanneer?

Het mobiliteitsbudget treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 1 maart 2019.

 

2. Beheer mobiliteitsrekening

De werkgever moet een mobiliteitsrekening creëren op naam van de werknemer. De mobiliteitsrekening is een gegevensdatabank waarin de werkgever het mobiliteitsbudget registreert en beheert.

 

Hij kan beroep doen op een derde partij om in zijn naam de creatie en het beheer van het mobiliteitsbudget geheel of gedeeltelijk te waarborgen. De werkgever blijft steeds de eindverantwoordelijke.

 

De werknemer heeft op ieder ogenblik toegang tot de inlichtingen met betrekking tot de stand van zijn mobiliteitsbudget met inbegrip van:

  • zijn identificatiegegevens (INSZ-nummer);
  • de functiecategorie waartoe hij behoort alsook de datum vanaf wanneer hij daartoe behoort;
  • het bedrag dat de werkgever hem toekent, na aftrek van het deel dat eventueel gebruikt werd voor de financiering van een milieuvriendelijke wagen binnen pijler 1;
  • de inventaris van de duurzame vervoermiddelen die hij al financierde;
  • de details over de toewijzing van de uitgaven voor de door hem gemaakte keuzes en de datum waarop deze gefinancierd werden;
  • de kosten voor het beheer van het mobiliteitsbudget;
  • de geldigheidsduur van het mobiliteitsbudget;
  • het beschikbare saldo;
  • de aanpassingen van het bedrag bij een functieverandering of een bevordering. 

 

In sommige situaties is een overconsumptie van het mobiliteitsbudget mogelijk. De werkgever moet dan de onrechtmatig gebruikte sommen kunnen terugvorderen van de werknemer.

 

Om dit alles in goede banen te leiden, verscheen vandaag een koninklijk besluit dat de regels met betrekking tot het beheer van de mobiliteitsrekening verder uitwerkt.

Het treedt in werking op 29 maart 2019, de dag van publicatie in het Belgisch Staatsblad.

Wat betekent dit voor de publieke sector?

Het mobiliteitsbudget is toepasbaar in de publieke sector en dit zowel voor de contractuele als statutaire personeelsleden.

Bron:
Wet van 17 maart 2019 betreffende de invoering van een mobiliteitsbudget, bl. 31781.
Koninklijk besluit van 21 maart 2019 tot uitvoering van de wet van 17 maart 2019 betreffende de invoering van een mobiliteitsbudget, bl. 31826.

Juridische inhoud

1. Definitie

Het mobiliteitsbudget is het bedrag dat de werknemer ter beschikking krijgt van zijn werkgever ter compensatie van het afzien van de bedrijfswagen waarover hij beschikt of waarop hij aanspraak kan maken.

 

Op dit bedrag zijn specifieke regels van toepassing inzake arbeidsrecht, sociale zekerheid en fiscaliteit. Deze regels variëren in functie van de bestedingswijze door de werknemer.

2. Invoering: dubbele keuzevrijheid

De invoering van het mobiliteitsbudget gaat uit van een dubbele keuzevrijheid. 

2.1. Werkgever neemt initiatief

Het initiatief gaat uit van de werkgever.

 

Hij beslist of hij zijn werknemers al dan niet de mogelijkheid zal bieden hun (recht op een) bedrijfswagen om te zetten in een mobiliteitsbudget.

 

De werkgever kan hieraan voorwaarden verbinden en beslissen welke werknemers en wagens wanneer in aanmerking komen voor de omzetting.

Het spreekt voor zich dat een eventueel onderscheid tussen werknemers geoorloofd moet zijn.

 

Deze voorwaarden moet de werkgever uiterlijk bij de invoering van het systeem communiceren aan alle werknemers.

2.2. Vrije keuze werknemer

De werknemer beslist vrij om al dan niet op dit aanbod van de werkgever in te gaan.

 

2.3. Formaliteiten

Wanneer de werknemer wil instappen, vraagt hij dat schriftelijk (per brief of e-mail) aan bij zijn werkgever.

 

De werkgever deelt de berekeningswijze en het bedrag van het mobiliteitsbudget op voorhand mee aan de werknemer.

Op voorhand is: na de aanvraag door de werknemer en vóór de beslissing van de werkgever. De werknemer moet immers nog in de mogelijkheid zijn om de aanvraag opnieuw in te trekken.

 

De formele aanvraag van de werknemer en de positieve beslissing van de werkgever vormen samen een overeenkomst die deel uitmaakt van de arbeidsovereenkomst tussen beide partijen.

 

Deze overeenkomst wordt vóór de eerste toekenning van het mobiliteitsbudget gesloten en bevat enkele verplichte vermeldingen (zoals de berekeningswijze en het initiële bedrag van het mobiliteitsbudget).

3. Toepassingsgebied

Het mobiliteitsbudget is van toepassing op werkgevers en werknemers.

 

Personen die arbeid verrichten onder gezag, zonder als zodanig verbonden te zijn door een arbeidsovereenkomst, stelt men uitdrukkelijk gelijk met werknemers.

 

Het mobiliteitsbudget is bijgevolg ook toepasbaar in de publieke sector en dit voor zowel statutaire als contractuele personeelsleden.

 

Zelfstandige bedrijfsleiders kunnen niet instappen in het systeem.
Eén uitzondering op deze regel: een bedrijfsleider die als werknemer verbonden is aan de onderneming en er tegelijk een mandaat als bedrijfsleider uitoefent, komt wél in aanmerking.

3.1. Bedrijfswagen hebben of ervoor in aanmerking komen

De werkgever kan enkel een mobiliteitsbudget toekennen aan werknemers die effectief over een bedrijfswagen beschikken of er voor in aanmerking komen.

 

Komen in aanmerking voor een bedrijfswagen: werknemers die deel uitmaken van een functiecategorie waarvoor het bedrijfswagenbeleid van de werkgever in een bedrijfswagen voorziet.

 

Het bedrijfswagenbeleid definieert men als de door de werkgever vastgelegde voorschriften met betrekking tot de toekenningsvoorwaarden en het gebruik van de bedrijfswagen. Denk bijvoorbeeld aan de car policy.

 

Een bedrijfswagen die toegekend wordt op basis van individuele criteria (bv. anciënniteit), komt niet in aanmerking voor omzetting naar het mobiliteitsbudget.

3.2. Wachttermijnen

Niet alle werkgevers en werknemers komen zonder meer in aanmerking. Door beiden een zekere wachtperiode te laten doorlopen, hoopt de regering misbruiken te voorkomen.

3.2.1. Werkgever: minstens 3 jaar bedrijfswagen(s)

Principe

De werkgever kan het mobiliteitsbudget pas invoeren wanneer hij gedurende een ononderbroken periode van 36 maanden, onmiddellijk voorafgaand aan de invoering van het mobiliteitsbudget, één of meerdere wagens ter beschikking stelde van één of meerdere werknemers.

 

Starters

Voor startende werkgevers (die minder dan 36 maanden actief zijn) geldt deze minimumtermijn van 36 maanden niet.

 

Belangrijk is wel dat de startende werkgever op het ogenblik van het invoeren van het mobiliteitsbudget één of meerdere bedrijfswagens ter beschikking stelt van één of meerdere werknemers.

3.2.2. Werknemers: 12 maanden (recht op) bedrijfswagen

Beschikken over of in aanmerking komen voor een bedrijfswagen

Een werknemer die over een bedrijfswagen beschikt of ervoor in aanmerking komt, kan maar een aanvraag voor het mobiliteitsbudget indienen wanneer hij:

  • in de loop van 36 maanden voorafgaand aan de aanvraag minstens 12 maanden over een bedrijfswagen (heeft) beschikt (of ervoor in aanmerking kwam) bij de huidige werkgever; EN
  • op het moment van de aanvraag minstens 3 maanden ononderbroken over een bedrijfswagen beschikt (of ervoor in aanmerking komt) bij de huidige werkgever.

De periode van 36 maanden geldt niet wanneer de werknemer in dienst komt van een startende werkgever.

 

Nieuwe aanwerving

Deze minimumtermijnen gelden nooit bij aanwerving van een nieuwe werknemer.

 

Wie nieuw in dienst komt vanaf 1 maart 2019, kan bijgevolg meteen instappen in het systeem van het mobiliteitsbudget.
Uiteraard op voorwaarde dat:

  • de werknemer terecht komt in een functiecategorie waaraan een bedrijfswagen verbonden is; en
  • de werkgever het systeem van het mobiliteitsbudget al heeft ingevoerd.

 

Functieverandering en promotie

Deze minimumtermijnen gelden ook niet voor wie door een functieverandering of promotie die plaats vond vóór 1 maart 2019, terecht kwam in een functiecategorie waaraan het recht op een bedrijfswagen gekoppeld is.

 

Bij promotie/functeverandering vanaf 1 maart 2019, zullen deze werknemers de wachttermijnen wél moeten doorlopen. 

4. Hoeveel levert het mobiliteitsbudget op?

4.1. Principe: reële jaarlijkse werkgeverskost

De reële jaarlijkse werkgeverskost van de bedrijfswagen die men opgeeft (of waarvoor men in aanmerking komt) bepaalt de grootte van het mobiliteitsbudget.

 

In deze zogenaamde Total Cost of Ownership of TCO, zit de financieringskost van de wagen vervat, maar ook alle bijhorende kosten voor brandstof, verzekeringen, onderhoud, de CO2-solidariteitsbijdrage, verschuldigde vennootschapsbelasting op niet-aftrekbare btw, niet-aftrekbare autokosten, …

4.2. Bijzondere gevallen

Eigendom

Werkgevers die de bedrijfswagen niet leasen, maar er eigenaar van zijn, vervangen de financieringskost door een jaarlijkse afschrijving van 20%.

 

Eigen bijdrage

Wanneer de werknemer een eigen bijdrage betaalt voor het privégebruik van de bedrijfswagen, brengt de werkgever deze eigen bijdrage in mindering van de TCO.

4.3. Geen verplichte indexering

Het mobiliteitsbudget is niet onderworpen aan een verplichte indexering.

Verplichtingen die voor de werkgever gelden om het loon aan te passen aan de levensduurte, zijn dus niet van toepassing op het mobiliteitsbudget.

 

De werkgever kan wel een eigen indexmechanisme op poten zetten. Maar het resultaat van zo'n bedrijfseigen aanpassing mag nooit hoger zijn dan wanneer men het mobiliteitsbudget gewoon volgens de sectorale loonindex zou aanpassen.

 

Wanneer de werkgever een bedrijfseigen indexmechanisme toepast, moet hij dit voor alle werknemers die instapten in het systeem van het mobiliteitsbudget op eenzelfde manier toepassen.

4.4. Loonkostenontwikkeling

Het mobiliteitsbudget wordt, net zoals voor de bedrijfswagen het geval is, meegenomen in de berekening van de maximale marge van de loonkostenontwikkeling.

4.5. Geen statisch gegeven

Het mobiliteitsbudget is geen statisch gegeven.

 

Een promotie of demotie, waardoor een werknemer in een functie terecht komt waaraan een wagen van een hogere of lagere categorie gekoppeld is, beïnvloedt de grootte van het budget in positieve of negatieve zin.

 

Dit geldt ook bij een wijziging van functie.

4.6. Fictieve wagen en TCO

We moeten ons afvragen wat een werknemer, die in aanmerking komt voor een bedrijfswagen, zal inruilen tegen een mobiliteitsbudget.

 

Er zijn verschillende pistes denkbaar:

  • ofwel krijgt de werknemer een bepaald budget:
  • ofwel kan de werknemer kiezen uit bepaalde wagentypes op een door de werkgever samengestelde lijst. 

 

In al deze gevallen wordt het mobiliteitsbudget bepaald op basis van de bedrijfswagen die de werknemer zou hebben gekozen.

Hij moet m.a.w. een fictieve bedrijfswagen selecteren; de werkgever moet er dan een fictieve TCO op kleven.

 

Eenzelfde issue doet zich voor bij functieverandering of promotie. Wanneer men daardoor recht zou hebben op een wagen van een lagere of hogere categorie, past men het bedrag van het mobiliteitsbudget aan op basis van de bijhorende fictieve wagen.

5. Waaraan besteden?

Het mobiliteitsbudget zet in op een combinatie van vervoermiddelen.

 

Werknemers kunnen het mobiliteitsbudget besteden in 3 pijlers met elk een eigen sociale en fiscale behandeling.

5.1. Pijler 1: milieuvriendelijke bedrijfswagen

De bedrijfswagen kan deel blijven uitmaken van het mobiliteitsbudget, maar niet elke wagen komt in aanmerking.

 

De wagen die men binnen deze pijler kiest, moet immers milieuvriendelijk zijn.

 

Milieuvriendelijke wagens zijn :

  • elektrische wagens; OF
  • wagens die gelijktijdig beantwoorden aan volgende voorwaarden:
    • minstens even milieuvriendelijk zijn als de wagen die aan de basis ligt van het mobiliteitsbudget
    • een CO2-uitstoot hebben van maximum 95 gr/km.
      Deze maximumgrens zal pas gelden voor wie vanaf 2021 instapt in het mobiliteitsbudget.
      Tijdens de overgangsperiode gelden minder strikte normen, meer bepaald: 
      • 105 gr/km voor wie instapt in 2019;
      • 100 gr/km voor wie instapt in 2020.
    • de emissienorm voor luchtverontreinigende stoffen moet ten minste overeenstemmen met de geldende norm voor nieuwe voertuigen (zie www.ecoscore.be) ;
      Een uitzondering geldt voor einde reeksen. Dit zijn voertuigen die niet meer geproduceerd worden maar nog wel in voorraad zijn bij fabrikant of verdeler.
    • wanneer het een oplaadbare hybride wagen betreft, moet de capaciteit van de elektrische batterij minstens gelijk zijn aan 0,5 kWh per 100 kg wagengewicht.

 

De wagen die men binnen deze pijler kiest, ondergaat dezelfde sociale en fiscale behandeling als de "gewone" bedrijfswagen: CO2-solidariteitsbijdrage, belastbaar voordeel van alle aard in hoofde van de werkgever, verworpen uitgaven en aftrekbeperkingen in de vennootschapsbelasting, enz.

5.2. Duurzame mobiliteit

Met het mobiliteitsbudget wil men het gebruik van de bedrijfswagen terugdringen ten gunste van andere, duurzame vormen van mobiliteit.

 

Sociaal en fiscaal statuut

Elke besteding die de werknemer binnen deze pijler maakt, is daarom volledig vrijgesteld van socialezekerheidsbijdragen en bedrijfsvoorheffing. Voor de werkgever vormt het volledige bedrag dat hier gespendeerd wordt een aftrekbare beroepskost.

 

Aanbod

Een werkgever is niet verplicht om alle mogelijke opties binnen deze pijler aan te bieden. Hij kan zelf een selectie maken, rekening houdend met zijn mobiliteitsbeleid, de mobiliteitsbehoeften van zijn personeel en de administratieve beheersbaarheid van het geheel.

 

De werkgever moet de bestedingsmogelijkheden bekend maken aan alle werknemers.

 

Vrije keuze werknemer
Een werknemer moet zijn mobiliteitsbudget niet verplicht in alle drie de pijlers spenderen.

 

Hij kan dus vrij kiezen binnen welke pijler(s) hij zijn mobiliteitsbudget wil aanwenden binnen het aanbod van de werkgever.

5.2.1. Zachte mobiliteit

Hieronder vallen de aankoop, huur, leasing (ook private lease) en onderhoud van:

  • volgende vervoersmodi (al dan niet elektrisch aangedreven) met maximale snelheid van 45 km/uur:
    • rijwielen: ongeacht het type dus een gewone stadsfiets, e-bike, speed pedelec, bakfiets, mountainbike, enz.
    • voortbewegingstoestellen: monowheel, hooverboard, elektrische step, enz.
    • bromfietsen.
  • motorfietsen die uitsluitend elektrisch aangedreven zijn;
  • verplichte uitrusting zowel voor het voertuig als voor de bestuurder (bv. helm).

5.2.2. Openbaar vervoer

Officiële en privé-aanbieders

Openbaar vervoer definieert men ruim. Het betreft "personenvervoersdiensten van algemeen economisch belang die op permanente en niet-discriminerende manier aan het publiek worden aangeboden".

 

Niet enkel de officiële aanbieders van openbaar vervoer (NMBS, De Lijn, enz.) vallen hier dus onder, maar ook andere initiatieven, zoals de waterbus in Antwerpen en Brussel.

 

Met het mobiliteitsbudget kan de werknemer zowel abonnementen als losse tickets financieren.

 

Abonnementen

Abonnementen moeten op naam staan van de werknemer en betrekking hebben op zijn woon-werkverkeer.

Een abonnement op naam van één van de kinderen van de werknemer om naar school te gaan, valt hier dus niet onder.

 

Losse tickets

Losse tickets voor het openbaar vervoer kunnen dan weer wel zuiver privé gebruikt worden door de werknemer en zijn gezin. En dit niet alleen voor reizen binnen België maar binnen de ganse Europese Economische Ruimte.

5.2.3. Georganiseerd gemeenschappelijk vervoer

Georganiseerd gemeenschappelijk vervoer is niet noodzakelijk door de werkgever georganiseerd. Het kan ook via een groep van werkgevers verlopen of zelfs via derden.

 

Zo kan de werknemer met zijn mobiliteitsbudget ook verplaatsingen met de kantoorbus financieren.

5.2.4. Gedeeld vervoer

Deze rubriek omvat alle mogelijke vormen van gedeeld vervoer, zoals deelfietsen, -auto's, -scooters, -steps, … Ongeacht of ze toebehoren aan een vloot dan wel aan een particulier.

 

Ook het gebruik van een taxi of de huur van wagen met chauffeur (Uber) valt hieronder, op voorwaarde dat deze in orde zijn met de regelgeving die op hen van toepassing is.

 

Ook de huur van een voertuig zonder chauffeur (private lease) voor maximaal 30 kalenderdagen komt in aanmerking voor financiering via het mobiliteitsbudget.
Dit biedt de werknemer de mogelijkheid om samen met het gezin op een comfortabele manier met een wagen op vakantie te gaan.

5.2.5. Gecombineerde mobiliteitsdiensten

5.2.6. Huisvestingskosten

Dichtbij het werk wonen, beschouwt men als een duurzame mobiliteitsoplossing.

 

Wie in vogelvlucht binnen een straal van 5 km van de normale plaats van tewerkstelling woont, zal volgende huisvestingskosten kunnen financieren met het mobiliteitsbudget:

  • de huurgelden;
  • de intresten van een hypothecaire lening.

 

Verhuiskosten om dichter bij het werk te gaan wonen, komen niet in aanmerking.

5.2.7. Bedrijfsfiets en fietsvergoeding

Werkgevers die nog geen fietsen ter beschikking stellen en/of geen fietsvergoeding toekennen aan fietsende pendelaars, kunnen deze systemen opzetten en mee integreren in het mobiliteitsbudget.

 

Merk op dat voor deze toepassingen wel een link met de woon-werkverplaatsing vereist is. Het betreft immers vrijgestelde fietsen en fietsvergoedingen. En deze zijn maar volledig vrijgesteld indien:

  • men de fiets effectief gebruikt in het kader van de woon-werkverplaatsingen;

  • de fietsvergoeding maximaal 0,24 EUR per effectief getrapte woon-werkkilometer bedraagt.

5.3. Pijler 3: Cash

Op het einde van elk kalenderjaar gebeurt een afrekening.

 

Het deel van het mobiliteitsbudget dat de werknemer niet gebruikte voor de financiering van een milieuvriendelijke bedrijfswagen en/of duurzame mobiliteitsmodi, zal hem één keer per jaar in geld uitbetaald worden.

En dit uiterlijk samen met het loon van januari van het daaropvolgende jaar.


Sociale zekerheid

Het gedeelte in cash is geen zuiver netto-gegeven. 

De uitbetaling ervan gebeurt na aftrek van de bijzondere socialezekerheidsbijdrage van 38,07%, ten laste van de werknemer.

 

Ter compensatie van de hoge "prijs" die de werknemer hiervoor betaalt, zal het saldo opgenomen worden in de berekeningsbasis voor de werkloosheidsuitkeringen én telt het mee voor de pensioenopbouw.

 

Fiscaal

Voor de werknemer is het saldo in cash een vrijgesteld sociaal voordeel.

 

Voor de werkgever vormt het een aftrekbare beroepskost.

6. Beheer mobiliteitsbudget

De werkgever moet een mobiliteitsrekening creëren op naam van de werknemer. Via deze rekening beheert hij het mobiliteitsbudget.

6.1. Mobiliteitsrekening

6.1.1. Wat?

De mobiliteitsrekening is een gegevensdatabank waarin de werkgever het mobiliteitsbudget registreert en beheert.

 

Hij kan beroep doen op een derde partij om in zijn naam de creatie en het beheer van het mobiliteitsbudget geheel of gedeeltelijk te waarborgen.

6.1.2. Privacy

In het kader van de bescherming van de persoonsgegevens is de werkgever ook de verwerkingsverantwoordelijke, ongeacht of hij beroep doet op een derde partij of niet.

 

Hij sluit een overeenkomst met de verwerker/derde die deze bindt en volgende zaken bepaalt:

  • het voorwerp en de duur van de verwerking;
  • de categorieën van persoonsgegevens
  • de categorieën van betrokkenen;
  • rechten en verplichtingen van de verwerkingsverantwoordelijke.

 

Als verwerkingsverantwoordelijke neemt de werkgever de nodige maatregelen om de rechten van de betrokken werknemers te waarborgen.

6.1.3. Mogelijkheden

Via de mobiliteitsrekening kan de werkgever:

  • per begunstigde werknemer het mobiliteitsbudget toekennen, opvolgen en alle via het budget gefinancierde kosten registreren;
  • het mobiliteitsbudget verhogen of verlagen in geval van bevordering of functiewijziging van de begunstigde werknemer;
  • de toegang tot het mobiliteitsbudget blokkeren op de dag dat hij de toegang tot het mobiliteitsbudget beëindigt;
  • het mobiliteitsbudget herberekenen om de terugbetaling van onrechtmatig gebruikte sommen te eisen;
  • het saldo van het mobiliteitsbudget dat de werknemer niet spendeerde, op het einde van elk kalenderjaar berekenen, zodat dit, na aftrek van de verschuldigde werknemersbijdrage van 38,07%, cash kan uitbetaald worden.  

6.2. Mobiliteitsbudget

6.2.1. Virtueel bedrag

Het mobiliteitsbudget is het virtueel bedrag dat de werknemer in zijn geheel ter beschikking krijgt. Uiteraard na verrekening van de TCO van de milieuvriendelijke wagen die eventueel in pijler 1 gekozen werd.

6.2.2. Formaliteiten

De werkgever:

  • informeert de werknemers over de duurzame vervoermiddelen die zij mogen financieren met het mobiliteitsbudget;
  • kan de betrokken werknemers gebruik laten maken van een betaalkaart of app, maar moet er dan wel over waken dat zij deze instrumenten alleen kunnen gebruiken voor de financiering van de duurzame mobiliteitsmodi die hij toelaat;
  • bepaalt de bewijsstukken die de werknemers moeten voorleggen om de financiering van deze duurzame mobiliteitsmodi aan te tonen. 

 

De werknemer heeft op ieder ogenblik toegang tot de inlichtingen met betrekking tot de stand van zijn mobiliteitsbudget met inbegrip van:

  • zijn identificatiegegevens (INSZ-nummer);
  • de functiecategorie waartoe hij behoort en de datum vanaf wanneer hij daartoe behoort;
  • het bedrag dat de werkgever hem toekent, na aftrek van het deel dat eventueel gebruikt werd voor de financiering van een milieuvriendelijke wagen binnen pijler 1;
  • de inventaris van de duurzame vervoermiddelen die hij al financierde;
  • de details over de toewijzing van de uitgaven voor de door hem gemaakte keuzes en de datum waarop deze gefinancierd werden;
  • de kosten voor het beheer van het mobiliteitsbudget;
  • de geldigheidsduur van het mobiliteitsbudget;
  • het beschikbare saldo;
  • de aanpassingen van het bedrag bij een functieverandering of een bevordering. 

6.2.3. Overconsumptie en onrechtmatig gebruik

In sommige situaties is een overconsumptie van het mobiliteitsbudget mogelijk. De werkgever moet dan de onrechtmatig gebruikte sommen kunnen terugvorderen van de werknemer.

 

Dit kan zich voordoen wanneer de werknemer:

  • uit dienst gaat vóór het einde van de geldigheidsduur van het mobiliteitsbudget;
  • een nieuwe functie uitoefent waaraan een kleinere bedrijfswagen verbonden is volgens het geldende loonbeleid;
  • een nieuwe functie uitoefent waaraan geen bedrijfswagen meer gekoppeld is.

 

In geval van voortijdige uitdiensttreding, doet de werkgever de vaststelling van overconsumptie bij het einde van de arbeidsrelatie.

In de overige situaties doet hij de vaststelling binnen de maand waarin de werknemer van functie wijzigt.

 

Wanneer de werkgever om een terugbetaling vraagt, moet de werknemer hier binnen de 30 dagen gevolg aan geven.

 

Ook wanneer de werknemer het mobiliteitsbudget gebruikt voor niet-toegelaten vervoermiddelen, moet hij de onrechtmatig gebruikte sommen terugbetalen binnen de 30 dagen die volgen op de datum waarop de werkgever de terugbetaling vraagt.

 

In geval van overconsumptie en/of onrechtmatig gebruik van het mobiliteitsbudget, bezorgt de werkgever een gedetailleerde berekening van de terug te betalen sommen aan de werknemer. 

6.2.4. Ontoereikend budget

Wanneer het mobiliteitsbudget ontoereikend is voor de volledige financiering van een duurzaam vervoermiddel, vergoedt de werkgever de werknemer enkel tot een bedrag van het nog beschikbare budget.

 

Mocht de werkgever toch het hele bedrag terugbetalen aan de werknemer, dan herkwalificeert het verschil als loonvoordeel en is het te onderwerpen aan socialezekerheidsbijdragen en belastingen.

 

Door de verplichte afrekening op het einde van elk kalenderjaar, is er bovendien geen ruimte om budget op te sparen en over te dragen naar een volgende periode.

6.3. Bewaring van gegevens

De gegevens met betrekking tot het mobiliteitsbudget worden bewaard in de mobiliteitsrekening gedurende 7 jaren.

 

De werkgever mag de bewijsstukken in elke reproductievorm bewaren, op voorwaarde dat ze goed leesbaar blijven en een doelmatig toezicht mogelijk is.
Deze bewijsstukken worden gedurende dezelfde termijn van 7 jaren bewaard.

7. Werkgeverstussenkomst woon-werkverkeer

7.1. Vanaf toekenning mobiliteitsbudget

Vanaf de eerste dag van de maand waarin de werknemer het mobiliteitsbudget krijgt, vervalt elke verplichting die op de werkgever zou rusten om tussen te komen in de kosten verbonden aan de woon-werkverplaatsingen. En dit ongeacht het gebruikte vervoermiddel.

 

Meer nog, wanneer de werkgever toch zou tussenkomen in de kosten verbonden aan het gebruik van openbaar vervoer of carpooling, een bedrijfsfiets ter beschikking zou stellen of een fietsvergoeding zou toekennen, worden deze vergoedingen en voordelen beschouwd als loonvoordeel en onderworpen aan RSZ en bedrijfsvoorheffing.

 

Zij verliezen m.a.w. hun gunstige sociale en fiscale behandeling.

 

Opmerking

Vanaf de eerste dag van de maand waarin het mobiliteitsbudget wordt stopgezet, herleven de verplichtingen inzake tussenkomst in de kosten verbonden aan het woon-werkverkeer.

7.2. Uitzondering voor wie al verplaatsingsvergoeding ontving

De terbeschikkingstelling van een bedrijfswagen kan gecombineerd worden met een vrijgestelde :

  • werkgeverstussenkomst in het openbaar vervoer of in carpooling,
  • fietsvergoeding; en/of
  • fiets die de werkgever ter beschikking stelt (en die de werknemer effectief gebruikt voor de woon-werkverplaatsingen). 

 

De mogelijkheid om de bedrijfswagen te cumuleren met zo'n vrijgestelde "verplaatsingsvergoedingen" trekt men door naar het mobiliteitsbudget.

 

Wie (het recht op) de bedrijfswagen al minstens 3 maanden vóór de aanvraag van het mobiliteitsbudget cumuleerde met een vrijgestelde verplaatsingsvergoeding, kan deze specifieke vergoeding ook blijven combineren met het mobiliteitsbudget.

 

Met behoud van de bijhorende gunstige sociale en fiscale behandeling voor zowel het mobiliteitsbudget als de reeds genoten verplaatsingsvergoeding.

8. Stopzetting mobiliteitsbudget

De toekenning van het mobiliteitsbudget eindigt uiterlijk de eerste dag van maand waarin de werknemer:

  • een functie uitoefent waarvoor geen recht op een bedrijfswagen voorzien is in het loonbeleid van de werkgever;
  • beschikt over een mobiliteitsvergoeding (cash for car-regeling);
  • terug over een andere bedrijfswagen (die hij ook voor andere dan louter professionele doeleinden mag gebruiken) beschikt dan de milieuvriendelijke wagen gekozen in de eerste pijler.

9. Antimisbruikbepalingen

Geen salary sacrifice

Soms worden bedrijfswagens gefinancierd door een gehele of gedeeltelijke vervanging of omzetting van loon of bestaande (loon)voordelen. We spreken dan van een zgn. salary sacrifice.

Deze wagens komen niet in aanmerking voor omzetting naar een mobiliteitsbudget.

 

Geen vervanging bestaand voordeel

Ook het mobiliteitsbudget zelf mag niet het resultaat zijn van een gehele of gedeeltelijke vervanging of omzetting van loon of bestaande (loon)voordelen.

 

Compensatie?

Wie in aanmerking kwam voor een bedrijfswagen, maar dat recht niet heeft uitgeoefend, kan daarvoor een  compensatie ontvangen hebben van de werkgever.

Deze compensatie vormt geen beletsel om in te stappen in het mobiliteitsbudget.

Uiteraard op voorwaarde dat:

  • de werknemer voldoet aan de wachttermijnen van 3 maanden en 12 maanden binnen een periode van 36 maanden; én
  • de financiële compensatie wordt stopgezet van zodra het mobiliteitsbudget wordt toegekend.

10. Vanaf wanneer?

Het mobiliteitsbudget treedt in werking vanaf 1 maart 2019.

 

De regels met betrekking tot het beheer van de mobiliteitsrekening treden in werking op 29 maart 2019.

Oeps,

Onze excuses, er is iets fout gelopen.

Probeert u het later eens opnieuw.

Was deze informatie nuttig voor u?

Ja Nee

Welke van de volgende beschrijft jouw feedback het best?






Jouw feedback

De versie van de browser die U gebruikt is niet optimaal voor deze website. De meeste functies zullen niet goed werken. De versie die u gebruikt wordt ook niet meer ondersteund door Microsoft en hierdoor loopt u security risico’s. Om de veiligheid en privacy van uw data te kunnen blijven garanderen, raden wij aan om zo snel mogelijk naar Internet Explorer 11 te upgraden of de laatste versie van een andere browser te gebruiken.