Een werkloze in een stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT) kan aangepast beschikbaar blijven in het kader van de werkloosheidsreglementering. Deze periodes worden in het kader van de belastbaarheid van pensioenkapitalen gelijkgesteld met een periode waarin hij effectief actief is.
Pensioenkapitalen gefinancierd met werkgeversbijdragen kunnen dan genieten van een gunstige aanslagvoet van 10% i.p.v. 16,5%.
Wel op voorwaarde dat de werknemer minstens effectief actief is gebleven tot aan de wettelijke pensioenleeftijd of kan genieten van een gelijkstelling met periodes van activiteit.
Tot nog toe bestond er geen specifiek formulier om dit te bewijzen. Dit verandert nu.
De werknemer kan het bewijs leveren dat hij aan de voorwaarden voldoet via een RVA attest C17-Fisc - Attest inzake de aangepaste beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt tijdens de volledige periode van SWT.
Hij kan het attest op aanvraag bekomen bij de RVA na afloop van de periode van SWT.
Wat betekent dit voor de werkgever?
Het tarief van 10% zal enkel een impact hebben op de pensioenkapitalen die de verzekeringsinstellingen of pensioenfondsen uitbetalen.
Aanvullende tweede pijlerpensioenen moeten immers extern gefinancierd of opgebouwd worden. De werkgever als inrichter moet hiervoor beroep doen op een verzekeringsinstelling of een pensioenfonds.
Oude interne pensioentoezeggingen die in het kader van de overgangsregeling nog rechtstreeks door de werkgever worden uitgekeerd, genieten niet van dit gunsttarief.
In de praktijk zal deze wijziging dan ook geen impact hebben op de werkgever, tenzij de werkgever gebruik maakt van een eigen bedrijfspensioenfonds.
De SWT'er zelf vraagt dit attest bij de RVA aan.
Juridische inhoud
1. Afzonderlijke aanslagvoet pensioenkapitalen
Pensioenkapitalen worden in principe niet belast aan het algemeen progressief tarief, maar aan een afzonderlijk belastingtarief.
Een uitkering bij leven gevormd met werkgeversbijdragen wordt als volgt belast :
Uitkering vanaf | Tarief |
60 jaar | 20 % |
61 jaar | 18 % |
62 - 64 jaar | 16,5 % |
65 jaar en ouder | 16,5% of 10% |
Uitzonderingen.
Als een persoon zijn wettelijk pensioen opneemt op 60 of 61 jaar en tegelijkertijd zijn aanvullend pensioenkapitaal ontvangt, blijft het belastingtarief van 16,5% van toepassing.
Wie effectief actief is gebleven tot aan de wettelijke pensioenleeftijd kan aanspraak maken op de gunstige afzonderlijke aanslagvoet van 10 % i.p.v. 16,5%.
Cumulatieve voorwaarden om van het gunstregime van 10% te kunnen genieten zijn:
- het pensioenkapitaal ten vroegste ontvangen op de wettelijke pensioenleeftijd; én
- de laatste 3 jaren voorafgaand aan deze wettelijke pensioenleeftijd ononderbroken effectief actief gebleven zijn.
Sinds 1 januari 2019 geldt het tarief van 10% ook voor een pensioenkapitaal gevormd met werkgeversbijdragen, zonder dat men de wettelijke pensioenleeftijd heeft. Dit kan op voorwaarde dat men:
- een volledige pensioenloopbaan bereikt met toepassing van de pensioenwetgeving; en
- tot dat moment effectief actief is gebleven.
Opmerking
Dit gunsttarief van 10% geldt niet voor intern gefinancierde pensioentoezeggingen.
Uitkeringstijdstip
Noteer dat vanaf 1 januari 2016 aanvullende tweede pijlerpensioenen in principe enkel nog mogen uitgekeerd worden bij de opname van het wettelijk pensioen.
Overgangsbepalingen
De wet voorziet ook nog in een aantal overgangsbepalingen voor de opname van een aanvullend pensioen voor aangeslotenen geboren vóór 1962.
Let wel: het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst moet dit wel toelaten!
Schematisch komt dit neer op het volgende:
Geboren… | Uitkering mogelijk vanaf de leeftijd van… |
in 1961 | 63 jaar |
in 1960 | 62 jaar |
in 1959 | 61 jaar |
vóór 1959 | 60 jaar |
Er is nog een bijkomende overgangsregeling voor werknemers die ten vroegste op de leeftijd van 55 jaar ontslagen worden en op SWT gaan in het kader van een herstructureringsplan dat neergelegd werd vóór 1 oktober 2015.
Zij kunnen hun aanvullend pensioen laten uitkeren vanaf 60 jaar.
2. Gelijkstelling effectief actief
De voorwaarde ‘effectief actief’ is wettelijk niet omschreven. De administratie heeft, bij wijze van tolerantie, bepaalde periodes van inactiviteit gelijkgesteld met periodes van activiteit. De lijst met gelijkstellingen vindt men terug in het bericht aan de werkgever bij fiche 281.11.
De periode waarin een werkloze in SWT aangepast beschikbaar is gebleven, wordt gelijkgesteld met een periode waarin hij effectief actief is gebleven.
De "aangepaste beschikbaarheid" houdt onder meer in dat de SWT'er ingeschreven blijft als werkzoekende en meewerkt aan een aangepaste begeleiding. Die aangepaste begeleiding gebeurt door een individueel actieplan dat de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling (VDAB, Actiris, Forem of Arbeitsamt) opstelt.
Wanneer de werkloze in SWT een vrijstelling van aangepaste beschikbaarheid heeft gevraagd en verkregen, wordt hij echter niet beschouwd als effectief actief.
Het is voorlopig nog onduidelijk of de gelijkstelling van SWT'er met 'aangepaste beschikbaarheid’ met periodes van activiteit ook geldt bij een volledige pensioenloopbaan. Logischerwijs wel, maar het is afwachten op een officieel standpunt van de fiscus.
3. Bewijs
Tot nog toe bestond er geen specifiek formulier om te bewijzen dat voldaan is aan de voorwaarde van gelijkstelling met periode van activiteit. Dit verandert.
De betrokken werknemer kan het bewijs van het vervullen van de voorwaarde voortaan leveren door een RVA attest C17-Fisc - Attest inzake de aangepaste beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt tijdens de volledige periode van SWT
Hij kan dit attest op aanvraag bekomen na afloop van de periode van SWT. Het attest moet immers betrekking hebben op de volledige periode van SWT.
Het attest wordt in tweevoud afgeleverd :
- één exemplaar is bestemd voor de verzekeringsinstelling;
- één exemplaar moet de belastingplichtige zelf bewaren voor een eventuele belastingcontrole.