Werkgevers hebben nog tot 1 januari 2023 tijd om de 'oude' mobiliteitsbudgetten (al toegekend vóór 3 december 2021) aan te passen zodat deze zich binnen de opgelegde minimum- en maximumgrenzen (respectievelijk 3.000 en 16.000 EUR) situeren.
Situering
Het mobiliteitsbudget is het bedrag dat de werknemer ter beschikking krijgt van zijn werkgever, wanneer hij afziet van zijn (recht op een) bedrijfswagen.
De hoogte van het mobiliteitsbudget is gelijk aan de Total Cost of Ownership of TCO van de wagen. Deze TCO is gelijk aan de jaarlijkse bruto kost voor de werkgever, met inbegrip van alle (para)fiscale lasten.
Via het mobiliteitsbudget kunnen werknemers vervolgens kiezen voor een combinatie van vervoermiddelen waarmee zij zich het vlotst en op de meest milieuvriendelijke manier kunnen verplaatsen. Uiteraard op voorwaarde dat hun werkgever hen deze mogelijkheid biedt.
Het mobiliteitsbudget bestaat uit drie pijlers die elk een eigen sociale en fiscale behandeling kennen.
Meer bepaald:
- pijler 1: een milieuvriendelijke bedrijfswagen met maximale CO2-uitstoot van 95 gr/km;
Deze wagen kent dezelfde (para)fiscale behandeling als de bedrijfswagen die een werkgever buiten het mobiliteitsbudget ter beschikking stelt. - pijler 2: duurzame mobiliteit
Keuzes die de werknemer binnen deze pijler maakt, zijn volledig vrijgesteld van socialezekerheidsbijdragen en bedrijfsvoorheffing. - pijler 3: restsaldo in cash
Het restsaldo is vrijgesteld van bedrijfsvoorheffing. Inzake sociale zekerheid is de werknemer hierop een bijzondere bijdrage verschuldigd van 38,07%.
De keuzemogelijkheden zijn afhankelijk van het aanbod van de werkgever.
Minimum- en maximumgrens
De wet van 25 november 2021 inzake sociale en fiscale vergroening van de mobiliteit, voerde ook enkele aanpassingen door aan het mobiliteitsbudget.
Zo geldt er vanaf 1 januari 2022 een begrenzing van de hoogte van het mobiliteitsbudget, zodat het bedrag van het mobiliteitsbudget in verhouding staat tot het globale brutoloon van de werknemer.
Het mobiliteitsbudget:
- moet minimaal 3.000 EUR op jaarbasis bedragen; en
- mag maximaal één vijfde van het totale bruto jaarloon van de betrokken werknemer bedragen, met een absoluut maximum van 16.000 EUR.
Het brutoloon moeten we in dit verband op dezelfde manier interpreteren als in artikel 6 §1, derde lid van de Loonbeschermingswet van 12 april 1965.
Dit stelt dat het gedeelte van het loon dat in natura wordt uitbetaald, een vijfde van het totale brutoloon niet mag overschrijden.
Deze grenzen waren onmiddellijk van toepassing voor mobiliteitsbudgetten die nieuw opstartten.
Respijt tot 1 januari 2023
Werkgevers die al een mobiliteitsbudget toekenden vóór de datum van bekendmaking van hogervermelde wet in het Belgisch Staatsblad, in casu 3 december 2021, kregen nog tot 1 januari 2023 de tijd om zich aan deze nieuwe grenzen aan te passen.
Voor wie nog geen actie ondernam om de 'oude' mobiliteitsbudgetten aan de minimum- en maximumgrens aan te passen, dringt de tijd.
Controle
Enkel bij de eerste toekenning van het mobiliteitsbudget, moet men nagaan of het mobiliteitsbudget zich binnen de minimum- en maximumgrenzen situeert.
Er is dus in principe slechts één controlemoment: bij de bepaling van de omvang ervan.
Een functiewijziging kan echter ook aanleiding geven tot een aanpassing van het mobiliteitsbudget. Op dat ogenblik moet er opnieuw een controle gebeuren met betrekking tot de absolute en relatieve grenzen.
Gezamenlijk advies NAR en CRB
Op 29 november 2022 brachten de Nationale Arbeidsraad (NAR) en de Centrale Raad voor het bedrijfsleven (CRB) twee gezamenlijke adviezen uit over het mobiliteitsbudget.
De Raden pleiten voor:
- een regelmatige controle op de naleving van de minimum- en maximumgrenzen.
Meer bepaald: - bij aanvang van elke leaseperiode wanneer de werknemer een wagen kiest in pijler 1;
- jaarlijks, op basis van het initieel overeengekomen loon, wanneer het mobiliteitsbudget geen pijler 1 bevat.
- het vervangen van de absolute grenzen van 3.000 en 16.000 EUR door basisbedragen (niet-geïndexeerd).
Hierop willen zij een indexeringsmechanisme laten toepassen dat de evolutie van de afgevlakte gezondheidsindex volgt.Zo willen de Raden de aantrekkelijkheid van het mobiliteitsbudget ook in tijden van (bijzonder hoge) prijsstijgingen garanderen.
We moeten nu afwachten of de regering deze adviezen ook effectief zal omzetten in de regelgeving.
Wat betekent dit voor de werkgever?
Werkgevers die al een mobiliteitsbudget toekenden vóór 3 december 2021 kregen nog tot 1 januari 2023 de tijd om het mobiliteitsbudget aan de minimum- en maximumgrenzen aan te passen.
Voor wie hiervoor nog geen actie ondernam, dringt de tijd.
U kan zich hierin laten bijstaan door onze consultants. Zij zijn te bereiken via KMOconsultancy@sdworx.com en Consulting@sdworx.com.