Juridische inhoud

1. Voor wie gelden de nieuwe bepalingen rond uitkeringen?

De nieuwe regeling rond uitkeringen is van toepassing op alle (verlengings)aanvragen van tijdskrediet met een schriftelijke kennisgeving aan de werkgever na 31 mei 2017.

Dit betekent dat de oude regels rond uitkeringen behouden blijven voor alle (verlengings)aanvragen met een schriftelijke kennisgeving aan de werkgever vóór 1 juni 2017.

2. Uitkeringen bij tijdskrediet met zorgmotief opgetrokken tot 51 maanden

2.1. Recht op afwezigheid

De maximumduur van het tijdskrediet verschilt in functie van het motief waarvoor het wordt aangevraagd.

Het recht op tijdskrediet met zorgmotief is sinds 1 april 2017 opgetrokken tot 51 maanden.

Bijgevolg hebben werknemers sinds die datum recht op tijdskrediet van maximaal 51 maanden:

• om voor hun kind te zorgen tot de leeftijd van 8 jaar;
• voor het verlenen van palliatieve verzorging;
• voor het verlenen van bijstand of verzorging aan een zwaar ziek gezins- of familielid;
• om zorg te dragen voor hun kind met een handicap tot de leeftijd van 21 jaar
• voor het verlenen van bijstand of verzorging aan hun minderjarig zwaar ziek kind of aan een minderjarig zwaar ziek kind dat gezinslid is.

Het recht op tijdskrediet voor het volgen van een opleiding blijft maximaal 36 maanden. 

Merk op dat het tijdskrediet in zijn totaliteit (zorg + opleiding) nooit meer kan bedragen dan 51 maanden.

2.2. Recht op uitkeringen

Het koninklijk besluit van 12 december 2001 dat het recht op uitkeringen bij tijdskrediet regelt, werd echter niet gelijktijdig met cao nr. 103 dat het recht op afwezigheid regelt aangepast. Hierdoor had de werknemer maximaal 48 maanden recht op een uitkering bij tijdskrediet met zorgmotief.

Vanaf 1 juni 2017 wordt nu ook het recht op uitkeringen voor de zorgmotieven opgetrokken tot 51 maanden. Voortaan kan een werknemer bijgevolg genieten van tijdskrediet met motief zorg van 51 maanden mét uitkeringen.

Schematisch:

Let op: schriftelijke aanvragen bij de werkgever vóór 1 juni 2017
Zoals hoger al aangegeven, vallen alle schriftelijke aanvragen bij de werkgever vóór 1 juni 2017 onder de oude reglementering. Dit betekent dat de RvA voor deze aanvragen slechts voor maximum 48 maanden onderbrekingsuitkeringen kan toekennen.

Werknemers die vóór 1 juni een aanvraag tot 51 maanden hebben gedaan bij de werkgever, krijgen dus geen uitkeringen voor de laatste 3 maanden (met name deze boven de 48 maanden).

De werknemer die ervoor heeft gekozen om vóór 1 juni 2017 een aanvraag te doen beperkt tot 48 maanden, ontving hierbij uitkeringen. Deze werknemer kan vanaf nu een aanvraag doen voor de laatste 3 maanden, ook mét uitkeringen. Hierbij moeten wel alle andere voorwaarden nog steeds vervuld zijn, zoals bijvoorbeeld de leeftijd van het kind.

3. Aanrekening vroegere periodes tijdskrediet

3.1. Recht op afwezigheid

Cao nr. 103ter voorziet nieuwe verrekeningsregels sinds 1 april 2017.

Alle in het verleden opgenomen periodes van tijdskrediet of loopbaanonderbreking worden in chronologische volgorde aangerekend op de 51 of 36 maanden tijdskrediet. Thematisch verlof niet.

Hierbij worden de periodes van tijdskrediet of loopbaanonderbreking:

• zonder motief evenredig verrekend (een opname van 5 jaar in het 1/5de stelsel telt als 1 jaar en niet als 5)
• met motief in kalendermaanden verrekend (een opname van 5 jaar in het 1/5de stelsel telt als 5 jaar en niet als 1).

De eerste 12 maanden voltijds equivalent tijdskrediet zonder motief/loopbaanonderbreking komen evenwel niet in mindering van de maximumduur van 51 maanden voor het motief zorg of van 36 maanden voor het motief opleiding.

Voorbeeld

Een werknemer genoot reeds 24 maanden ongemotiveerd 1/2 tijdskrediet (2013 – 2014) en 24 maanden 1/2 tijdskrediet met motief zorg kind < 8 jaar (2015 - 2016).

Enkel het tijdskrediet opgenomen in 2015-2016 gaat van het krediet af.

De werknemer heeft nog recht op:

• Tijdskrediet met motief opleiding: 36 – 24 = 12 kalendermaanden

• Tijdskrediet met motief zorg: 51 – 24 = 27 kalendermaanden

3.2. Recht op uitkeringen

3.2.1. Schriftelijke aanvragen bij de werkgever vóór 1 juni 2017

Voor de werknemers die een tijdskrediet bij de werkgever hebben aangevraagd vóór 1 juni 2017 blijven de oude aanrekeningsregels van het 'potje' uitkeringen gelden.

Dit betekent dat alle periodes van tijdskrediet of loopbaanonderbreking in mindering komen van het krediet uitkeringen, behalve de thematische verloven.

Hierbij worden de periodes van tijdskrediet zonder motief evenredig aangerekend en de periodes van tijdskrediet met motief in kalendermaanden.

Voorbeeld
Een werknemer genoot reeds 24 maanden ongemotiveerd 1/2 tijdskrediet (2013 – 2014) en 24 maanden 1/2 tijdskrediet met motief zorg kind < 8 jaar (2015 - 2016).

De werknemer heeft nog recht op uitkeringen bij:

• Tijdskrediet met motief opleiding:  36 – 12 - 24 = 0 kalendermaanden

• Tijdskrediet met motief zorg: 48 – 12 - 24 = 12 kalendermaanden

3.2.2. Schriftelijke aanvragen bij de werkgever na 31 mei 2017

Voor de werknemers die een tijdskrediet bij de werkgever aanvragen na 31 mei 2017 gelden andere aanrekeningsregels, gelijk aan het recht op afwezigheid. Bijgevolg worden ook hier de eerste 12 maanden voltijds equivalent niet-gemotiveerd tijdskrediet niet aangerekend op het ‘potje’ uitkeringen.

Voorbeeld

Een werknemer genoot reeds 24 maanden ongemotiveerd 1/2de tijdskrediet (2013-2014) en 24 maanden 1/2de tijdskrediet met motief zorg kind < 8 jaar (2015-2016).

Enkel het tijdskrediet opgenomen in 2015-2016 gaat van het krediet af.

Vanaf 1 juni 2017 heeft de werknemer nog recht op uitkeringen bij:

• Tijdskrediet met motief opleiding: 36 – 24 = 12 kalendermaanden;

• Tijdskrediet met motief zorg: 51  – 24 = 27 kalendermaanden

4. Nieuwe berekeningswijze loopbaanvoorwaarde 25 jaar

4.1. Recht op afwezigheid

De algemene regel is dat oudere werknemers in een landingsbaan kunnen stappen vanaf 60 jaar. Dit op voorwaarde dat ze ten minste 25 jaar beroepsloopbaan in loondienst hebben op het ogenblik van de schriftelijke aanvraag bij de werkgever.

Cao nr. 103ter heeft de berekeningswijze van de loopbaanvoorwaarde van 25 jaar aangepast. Hierdoor worden de bepalingen uit werkloosheidsreglementering volledig geïntegreerd in cao nr. 103. Zowel de berekeningswijze, met name het bewijs van 312 gewerkte of gelijkgestelde dagen, als de gelijkgestelde dagen zijn volledig gelijk aan de werkloosheidreglementering.

4.2. Recht op uitkeringen

De vereiste beroepsloopbaan van 25 jaar wordt vanaf 1 juni 2017 op dezelfde wijze berekend als bij het recht op afwezigheid.

Tot hiertoe volstond het dat de werknemer op eer verklaarde dat hij effectief voldeed aan de voorwaarde van 25 jaar beroepsverleden als loontrekkende. De RVA kon immers deze loopbaanvoorwaarde zelf niet nagaan of controleren.

Deze verklaring op eer volstaat voortaan niet meer. De werknemer moet het bewijs leveren van zijn 25 jaar beroepsloopbaan.

De RvA kan wel bepaalde gegevens rechtstreeks opvragen bij een andere instelling van sociale zekerheid. Deze gegevens moet de werknemer niet bewijzen. De RvA brengt de werknemer op de hoogte van de manier waarop ze de gegevens inzamelen via de informatie op de aanvraagformulieren voor de onderbrekingsuitkeringen.

5. Opname 1/5de tijdskrediet bij twee deeltijdse contracten

5.1. Recht op afwezigheid

Cao nr. 103ter heeft het recht op 1/5de tijdskrediet uitgebreid naar werknemers die twee deeltijdse functies combineren bij twee werkgevers. De twee functies moeten samen dan minstens een voltijdse betrekking vormen.  

De werkgever(s) moet(en) hier wel mee instemmen.
 

Om de 1/5de vermindering te bepalen, houden we rekening met met de voltijdse arbeidsduur bij de werkgever aan wie de schriftelijke aanvraag wordt gericht.

Deze 1/5de loopbaanvermindering kan evenredig worden opgenomen bij elk van de twee werkgevers (dus elk 1/10de). De aanvang en de duurtijd van beide loopbaanverminderingen moeten wel identiek zijn en samen een 1/5de loopbaanvermindering vormen.

Het is dus mogelijk om 90% van de oorspronkelijke deeltijdse overeenkomst bij beide werkgevers te werken, mits akkoord van beiden.

5.2. Recht op uitkeringen

Ook het uitkeringsKB voorziet voortaan uitdrukkelijk deze mogelijkheid.

Hierdoor kan een werknemer die twee deeltijdse functies combineert bij twee werkgevers uitkeringen krijgen bij de opname van een 1/5de tijdskrediet

De voorwaarden hiertoe zijn dezelfde als bij het recht op afwezigheid:

• de werknemer heeft terzelfder tijd twee deeltijdse functies bij twee werkgevers;
• de som van beide tewerkstellingsbreuken vormen samen minstens een voltijdse betrekking;
• de werkgever gaat hiermee akkoord;
• de vermindering resulteert in een vermindering van de arbeidsduur van 1/5^de tov de voltijdse arbeidsduur bij de werkgever waar het 1/5^de tijdskrediet wordt opgenomen.

Ook hier kan het 1/5de tijdskrediet proportioneel worden opgenomen bij elk van de twee werkgevers. Het voorontwerp van KB preciseert dat beide verminderingen samen 1/5de bedragen ten opzichte van de gewogen voltijdse arbeidsduur.

De aanvang- en einddatum van de periode van vermindering moet bij beide werkgevers identiek zijn.