Werkgevers kunnen binnen bepaalde grenzen en voorwaarden een deel van de winst of baten fiscaal vrijstellen. Ze doen dit door een belastingvrije provisie eenheidsstatuut aan te leggen voor de kosten die de onderneming moet dragen in geval van ontslag. Deze vrijstelling sociaal passief eenheidsstatuut werd ingevoerd in 2014, maar zal pas effectieve gevolgen hebben vanaf 2019.
In het kader van de begroting wou de regering sleutelen aan de regeling. Door de val van de regering was het echter onduidelijk of men deze wijzigingen nog zou doorvoeren.
Het parlement hakte op 31 januari 2019 deze knoop door en keurde de aanpassingen onverkort goed.
Door de voorziening voor de ontslagkost telkens te spreiden over 5 jaar, beperkt men de vrijstelling. Daarnaast wordt de regeling op een aantal essentiële punten aangepast of verduidelijkt, bijvoorbeeld voor wat de berekeningsbasis betreft.
Hieronder herhalen we de regeling zoals ook toegelicht in onze nieuwsbrief 20 november 2018.
De aanpassingen treden in werking op 1 januari 2019.
Opgelet!
Wat betekent dit voor de publieke sector?
De wijzigingen hebben betrekking op de vennootschapsbelasting en personenbelasting. De werkgevers in de publieke sector zijn in principe onderworpen aan de rechtspersonenbelasting waardoor de meeste werkgevers niet gevat worden door deze regeling. Voor publiekrechterlijke werkgevers die wel onderworpen zijn aan de vennootschapsbelasting zoals Bpost, Proximus,.. zijn deze regels integraal van toepassing.
Context
Werkgevers kunnen binnen bepaalde grenzen en voorwaarden een deel van de winst of baten fiscaal vrijstellen door een belastingvrije provisie of voorziening eenheidsstatuut aan te leggen voor de ontslagkosten die de onderneming moet dragen in geval van ontslag.
De regeling geldt zowel voor arbeiders als bedienden.
De regeling heeft enkel gevolgen voor werkgevers onderworpen aan de vennootschapsbelasting of de personenbelasting. Ze geldt dus niet voor vzw onderworpen aan de rechtspersonenbelasting.
De provisie is een aftrekbare kost voor de werkgever die zijn belasting vermindert, ook al is van het voornemen tot een ontslag nog helemaal geen sprake.
Het sociaal passief werd ingevoerd in 2014 om de kostprijs van het eenheidsstatuut voor de bedrijven te drukken.
De provisie geldt enkel voor de werknemers die minimum 5 dienstjaren hebben in het eenheidsstatuut. Deze maatregel heeft dan ook slechts gevolgen vanaf 1 januari 2019.
Juridische inhoud
1. Voorwaarden
De provisie bedraagt 3 weken bezoldiging per begonnen dienstjaar, vanaf het 6e dienstjaar na 1 januari 2014. Vanaf het 21ste dienstjaar na 1 januari 2014 bedraagt de belastingvrijstelling 1 week bezoldiging per bijkomend begonnen dienstjaar.
Het heeft geen belang of de werknemer vóór of na 1 januari 2014 in dienst is getreden.
Bij uitdiensttreding, om welke reden ook, wordt de vrijstelling terug toegevoegd aan de winst of baten, of verrekend met de ontslagkost. De werkgever zal op dat moment de belasting moeten betalen die hij gedurende de voorgaande jaren heeft bespaard en die niet verrekend wordt met de ontslagkost.
Indien de fiscale winst in een bepaald belastbaar tijdperk ontoereikend is om de volledige of gedeeltelijke aftrek van de provisie in mindering te brengen, zal het bedrag niet overdraagbaar zijn naar de volgende belastbare tijdperken. Dit deel gaat dus definitief verloren. Vanuit vennootschapsbelastingtechnisch oogpunt behoort de provisie tot de groep van de “niet-belastbare bestanddelen” (aangifte vennootschapsbelasting code 1610).
2. Concrete aanvang van de maatregel
De regeling vereist minimum 5 dienstjaren in het eenheidsstatuut. Dit wordt ten vroegste bereikt op 1 januari 2019.
Deze aftrekbare voorziening zal verwerkt moeten worden in de aangifte vennootschapsbelasting of personenbelasting voor een belastbaar tijdperk dat afsluit na 1 januari 2019. Voor de impact op de boekhouding/jaarrekening verwijzen we naar punt 4 hieronder.
De fiscale gevolgen zullen verschillen voor vennootschappen afhankelijk van hun boekjaar.
- boekjaar = kalenderjaar
Het belastbaar tijdperk stemt dan eveneens overeen met het kalenderjaar. Dit geldt voor de meerderheid van de werkgevers. Zij zullen het bedrag van de vrijstelling verwerken in hun aangifte vennootschapsbelasting aanslagjaar 2020.
Voor deze vennootschappen en voor werkgevers-natuurlijke personen zal deze maatregel een gevolg hebben voor de aangifte die ze in 2020 moeten indienen.
Aangezien vennootschappen en zelfstandigen voorafbetalingen van hun belasting moeten verrichten, zal deze maatregel ook impact hebben in 2019. Zij kunnen met deze aftrekbare voorziening al rekening houden bij het bepalen van het bedrag van deze voorafbetalingen.
Tevens zal het belastingvoordeel de verschuldigde belasting beïnvloeden die verwerkt wordt in de resultatenrekening van de jaarrekening.
In de personenbelasting loopt een belastbaar tijdperk altijd gelijk met een kalenderjaar.
- boekjaar loopt niet gelijk met kalenderjaar
Het boekjaar van een vennootschap loopt meestal, maar niet altijd gelijk met een kalenderjaar. Een boekjaar dat niet samenvalt met het kalenderjaar wordt ook een 'gebroken' boekjaar of een boekjaar 'te paard' genoemd.
De uiterste datum van indiening van een aangifte in de vennootschapsbelasting is de laatste dag van de maand na die van de statutaire algemene vergadering, zonder méér dan zes maanden vanaf het afsluiten van het boekjaar te vallen.
Voor deze vennootschappen zal de regeling ten volle uitwerking hebben in 2019.
Voorbeeld
3. Berekening provisie
Om het bedrag van de provisie te kunnen berekenen, moeten we een aantal stappen doorlopen :
Berekening maandbezoldiging
De bruto maandbezoldiging is het gemiddelde van alle bruto maandelijkse bezoldigingen, inclusief overuren, verkregen gedurende het belastbaar tijdperk waarvoor de provisie wordt aangelegd. Het brutoloon is het loon voor de aftrek van de sociale zekerheidsbijdragen. Bezoldigingen en voordelen die geen deel uitmaken van een normale maandbezoldiging worden uitgesloten uit de berekeningsbasis. Eindejaarspremie, dubbel vakantiegeld, jaarlijkse bonussen,… worden dan ook niet in rekening gebracht.
Wettelijke beperking maandloon
Het maandloon dat als basis voor de vrijstelling dient, bedraagt 1 500 EUR plus 30% van het gedeelte van het maandloon dat hoger is dan 1 500 EUR.
Het gedeelte van het maandloon dat hoger is dan 2 600 EUR geeft geen recht geeft op een bijkomende vrijstelling.
Van maandbezoldiging naar weekbezoldiging
De (wettelijk beperkte) maandbezoldiging moet vervolgens omgezet worden naar een weekbezoldiging. De omzetting van een maand naar een weekbezoldiging gebeurt door de multiplicator x 3/13 toe te passen op de maandbezoldiging.
De weekbezoldiging wordt dan vermenigvuldigd met 3 of 1 weken. Voor werknemers die tijdens het belastbare tijdperk waarvoor de provisie wordt aangelegd, begonnen zijn aan hun 6e tot en met hun 20e dienstjaar na 1 januari 2014 bedraagt de provisie 3 weken. Vanaf het 21e dienstjaar één week.
Spreiding
De voorziening voor de ontslagkost wordt gespreid over 5 jaar (om de kostprijs voor de overheid te beperken).
4. Boekhoudkundige verwerking
Er is geen boeking vereist. Boekhoudkundig zal de vrijstelling enkel het bedrag van de verschuldigde belasting op het resultaat van het boekjaar verminderen.
Het bestuursorgaan moet, volgens het advies Commissie voor Boekhoudkundige Normen, wel oordelen of het bedrag van de vrijstelling een passieve belastinglatentie van materieel belang vormt die in de toelichting van het volledige schema moet worden vermeld. Een passieve belastinglatentie is een belastingschuld die in de toekomst kan ontstaan. De aftrekbare voorziening levert een besparing op in de vennootschapsbelasting, maar wanneer de werknemer uit dienst gaat, moet de voorziening teruggenomen worden en belast, eventueel na verrekening met de ontslagkost.
5. Administratieve opvolging
5.1 Bewijs
De werkgever moet een nominatieve lijst van de betrokken werknemers ter beschikking van de administratie houden met, voor elke werknemer, vermelding van:
- de volledige identiteit en, in voorkomend geval, het nationaal nummer;
- de datum van indiensttreding;
- de anciënniteit verworven binnen het eenheidsstatuut;
- de bruto belastbare bezoldigingen beperkt tot de maandgrens.
5.2 Bewaren van gegevens
6. Voorbeeld
Uitgangspunten :
- vennootschap voert een boekhouding per kalenderjaar;
- 1 werknemer in dienst met minstens 5 jaar anciënniteit.
6.1 kalenderjaar 2019
STAP 1: jaarloon samenstellen (uitsluiting exceptionele vergoedingen)
(feb. : indexering; mei: loonsverhoging en juli: 2 weken onbetaald verlof)
J | F | M | A | M | J | J | A | S | O | N | D | TOT. | |
brutoloon | 2000 | 2040 | 2040 | 2040 | 2350 | 2350 | 1175 | 2350 | 2350 | 2350 | 2350 | 2350 | 25.745 |
overloon | 160 | 200 | 360 | ||||||||||
ploegen- premie | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | 1.200 |
dubbel VG | 1969 | ||||||||||||
13e maand | 2450 | ||||||||||||
bonus | 3000 | ||||||||||||
27.305 |
STAP 2: gemiddeld maandloon berekenen
Het (gezuiverd) jaarloon betaald of toegekend gedurende het belasbaar tijdperk waarvoor de provisie wordt berekend omzetten naar een gemiddeld maandloon : 27.305 / 12 (aantal maanden van belastbaar tijdperk) = 2.275,42
STAP 3 : wettelijke beperking maandloon
100% van eerste schijf van 1.500 | 1.500,00 |
30% van 1.500 tot 2.600 | 232,63 |
0% boven 2.600 | / |
TOTAAL | 1.732,63 |
STAP 4 : provisie berekenen (= 3 weken loon)
1.732,63 x 3 / 13 (omzetting naar weekloon) = 399,84 (weekloon) x 3 weken (provisie) = 1.199,50
STAP 5 : spreiding
De voorziening voor de ontslagkost spreiden over 5 jaar : 1.199,50 / 5 = 239,90 per belastbaar tijdperk (zie tabel 6.3 )
6.2 kalenderjaar 2020
STAP 1: jaarloon samenstellen (uitsluiting exceptionele vergoedingen)
De werknemer neemt 4 maanden halftijds ouderschapsverlof
J | F | M | A | M | J | J | A | S | O | N | D | TOT. | |
brutoloon | 2350 | 2350 | 1175 | 1175 | 1175 | 1175 | 2350 | 2350 | 2350 | 2350 | 2350 | 2350 | 23.500 |
VAA internet | 5 | 5 | 5 | 5 | 5 | 5 | 5 | 5 | 5 | 5 | 5 | 5 | 60 |
ploegen- premie | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | 1.200 |
dubbel VG | 1881 | ||||||||||||
13e maand | 2450 | ||||||||||||
anc. premie | 1500 | ||||||||||||
24.760 |
STAP 2: gemiddeld maandloon berekenen
Het (gezuiverd) jaarloon betaald of toegekend gedurende het belasbaar tijdperk waarvoor de provisie wordt berekend omzetten naar een gemiddeld maandloon : 24.760 / 12 (aantal maanden van belastbaar tijdperk) = 2.063,33
STAP 3 : wettelijke beperking maandloon
100% van eerste schijf van 1.500 | 1.500,00 |
30% van 1.500 tot 2.600 | 169,00 |
0% boven 2.600 | / |
TOTAAL | 1.669,00 |
STAP 4 : provisie berekenen (= 3 weken loon)
1.669,00 x 3 / 13 (omzetting naar weekloon) = 385,15 (weekloon) x 3 weken (provisie) = 1.155,46
STAP 5 : spreiding
De voorziening voor de ontslagkost spreiden over 5 jaar : 1.155,46 / 5 = 231,09 per belastbaar tijdperk (zie tabel 6.3 )
3. Spreidingstabel voor één werknemer
Spreidingstabel voor één werknemer
belastbaar tijdperk | |||||||
2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 | |
provisie 2019 | 239,90 | 239,90 | 239,90 | 239,90 | 239,90 | ||
provisie 2020 | 231,09 | 231,09 | 231,09 | 231,09 | 231,09 | ||
…. | … | ||||||
totale aftrekbare provisie | 239,90 | 470,99 | … |
Stel dat deze werknemer uit dienst gaat in de loop van 2021. Er is voor deze werknemer geen aftrek meer mogelijk voor het belastbaar tijdperk 2021. De genoten vrijstelling voor deze werknemer gedurende de voorbije jaren (= 710,89 EUR) moet worden toegevoegd aan de belastbare basis voor het belastbaar tijdperk 2021 bij de werkgever.