De wettelijke bepalingen over de flexi-jobs en de netto-overuren in de horecasector zijn niet in strijd met de Grondwet. Dat heeft het Grondwettelijk Hof beslist.

De vakbonden vinden dat wie werkt met een flexi-jobarbeidsovereenkomst ongelijk behandeld wordt ten aanzien van andere werknemers in de horecasector. Het loon is lager voor hetzelfde werk. Bovendien zijn een aantal arbeidsrechtelijke regels niet van toepassing. En de 360 goedkope, netto-overuren benadelen werknemers in de horecasector omdat ze geen recht geven op een overloontoeslag.
Voor deze ongelijke behandeling bestaat er volgens de vakbonden geen redelijke rechtvaardiging. En dat is in strijd met de Grondwet.

Het Grondwettelijk Hof volgt de redenering van de vakbonden niet. Het verwerpt hun beroep. Het verschil in behandeling van werknemers met een flexi-job en andere werknemers in de horecasector is redelijk verantwoord.

Dat betekent dat flexi-jobs en de goedkope netto-overuren in de horecasector verder kunnen toegepast worden.

In het Zomerakkoord wil de regering het systeem van de de flexi-jobs uitbreiden. Flexi-jobs zouden ook mogelijk worden voor de gepensioneerden. Nu kan dit enkel voor wie in het derde voorafgaande kwartaal minstens 4/5 werkt. Bovendien zouden naast de horecasector, ook de detailhandel, zelfstandige kleinhandel, kleinhandel in voedingswaren, grote kleinhandelszaken en warenhuizen van het systeem gebruik kunnen maken. De uitbreiding zou gelden vanaf 1 januari 2018. Een en ander moet echter nog in wetteksten gegoten worden.

We houden u uiteraard verder op de hoogte.