Sinds 2012 bestaat er een extra bijzondere werkgeversbijdrage voor aanvullende pensioenen. Ze wordt ook wel de Wijninckx-bijdrage genoemd.

 

Oorspronkelijk bedroeg ze 1,5%. In 2018 is ze naar 3% gestegen.

 

De bijdrage is elk jaar in het vierde kwartaal verschuldigd voor de aanvullende pensioenen van een beperkt aantal werknemers (en zelfstandigen) met een hoge aanvullende pensioenopbouw.

 

Ze komt bovenop de gewone patronale bijdrage van 8,86%, die berekend wordt op alle werkgeversstortingen voor de opbouw van een aanvullend pensioen.

 

Twee fases

 

De Wijninckx-bijdrage werd in twee fases ingevoerd:

 

• vanaf 2012 geldt ze wanneer de jaarlijks betaalde stortingen voor de opbouw van een aanvullend pensioen en de premies voor een overlijdensdekking, hoger zijn dan 30.000 euro (32.472 euro voor het bijdragejaar 2018). Zowel de stortingen betaald door de werkgever, als die betaald door de werknemer komen in aanmerking. Ook de stortingen in een sectoraal aanvullend pensioen tellen sinds 2014 mee. De bijdrage is enkel verschuldigd op het werkgeversdeel dat de grens overschrijdt;

 

• vanaf 2019 zal ze gelden wanneer de som van het wettelijk pensioen en de aanvullende pensioenen een bepaalde pensioendoelstelling (het maximum wettelijk pensioen van de openbare sector, vermenigvuldigd met de loopbaanbreuk) overschrijdt. Deze drempel noemt men de ‘pensioendoelstelling’. De stortingen zijn dus niet meer bepalend, wel de totale som van het toekomstig pensioen. Ter indicatie: het maximale ambtenarenpensioen is momenteel 78.453,60 euro bruto op jaarbasis. De bijdrage wordt verschuldigd op de stijging van de verworven pensioenreserves. ​

 

De start van de tweede fase was voorzien in 2016, maar werd omwille van de complexiteit van de gegevensinzameling tweemaal verschoven: eerst naar 2017, nadien naar 2019. Op 1 januari 2019 zal de definitieve regeling ingaan.

 

SD Worx beschikt niet over de nodige informatie om de bijdrage te berekenen.

We ontvangen de uitnodiging tot betaling van de RSZ. Voor meer informatie kan u uw verzekeraar contacteren.

 

Technische aanpassingen in de reglementering tweede fase

 

Een wetswijziging heeft betrekking op de tweede fase, die dus in 2019 start.

 

Concreet gaat het om twee, voor de werkgever weinig relevante en eerder technische aanpassingen:

 

• de schuldenaar van de bijdrage wordt de inrichter. Nu bepaalt de wet dat de werkgever de schuldenaar is. Meestal is de inrichter ook de werkgever (en wijzigt er dus niets), maar bij een sectorplan is dat niet geval. Daar is bijvoorbeeld een sectoraal fonds de inrichter.  Het principe dat de inrichter steeds de Wijninkx-bijdrage moet betalen, bestaat al in de reglementering voor de eerste fase. Ze wordt nu ook ingeschreven in de wetgeving die betrekking heeft op de tweede fase;

 

• de aangiftetermijnen ‘achter de schermen’ wijzigen. De pensioeninstellingen zullen uiterlijk op 31 augustus (in plaats van 30 juni) de gegevens moeten meedelen aan Sigedis. Die laatste deelt dan uiterlijk op 31 oktober (in plaats van 30 september) aan de inrichters de gegevens mee voor de berekening en de betaling van de bijdrage. De bijdrage blijft verschuldigd in het 4de kwartaal.

 

De wijzigingen treden in werking op 1 januari 2019.

Opgelet!

Deze wijzigingen staan in een wetsontwerp dat in de Kamer is goedgekeurd. De tekst is nog niet in het Staatsblad gepubliceerd.

Wat betekent dit voor de werkgever?

De wijzigingen zijn eerder technisch en weinig relevant voor de werkgever. 

 

Omdat de definitieve fase van de regeling start in 2019, zal de bijdrage in het vierde kwartaal van 2019 (stortingen 2018), niet meer berekend worden op basis van de stortingen, maar op basis van de pensioendoelstelling. De bijdrage zal dan 3% zijn van het positief verschil tussen de pensioenreserve op 1 januari 2019 en de pensioenreserve op 1 januari 2018.

 

Werkgevers en andere inrichters die de Wijninckx-bijdrage moeten betalen, krijgen een uitnodiging tot betaling.

Wat betekent dit voor de publieke sector?

De Wijninckx-bijdrage kan ook in de publieke sector verschuldigd zijn. Aanvullende pensioenen zijn bij de overheid echter veel minder aanwezig dan in de private sector.