Feedback
ella
Wet diverse fiscale bepalingen is gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad
Uit het Belgisch Staatsblad van 06/05/2019
Gepubliceerd op 15/05/2019

Door de wet diverse fiscale bepalingen: :

  • wordt HR Rail uitgesloten voor de vermindering van doorstorting bedrijfsvoorheffing in het kader van overwerk en nacht- en ploegenarbeid.
  • wordt de vermindering van doorstorting van bedrijfsvoorheffing in het kader van werken in onroerende staat op diverse punten aangepast;
  • mogen sociale werkplaatsen nu ook formeel de IPA-korting toepassen;
  • verhoogt het vrijgestelde fiscale basisbedrag aan niet-recurrente resultaatsgebonden om gelijke tred te houden met het basisbedrag dat op sociaal vlak een vrijstelling geniet.

 

Via deze wet wil de regering de fiscale regelgeving aanpassen, aan de veranderde realiteit en enkele lacunes wegwerken.

 

Wat betekent dit voor de werkgever?

Werkgevers die werken in onroerende staat uitvoeren, doen er goed aan te controleren of ze in aanmerking komen voor de vrijstelling van doorstorting bedrijfsvoorheffing in dit kader.

 

Sociale werkplaatsen komen nu ook officieel in aanmerking voor de IPA-korting (of algemene structurele lastenverlaging).

 

Uw payroll consulent kan u hierover inlichtingen bezorgen. Voor meer specifieke begeleiding kan u steeds terecht bij onze consultants die gespecialiseerd zijn in dit onderwerp.

Bron:
Wet van 28 april 2019 houdende diverse fiscale bepalingen en tot wijziging van artikel 1, § 1ter, van de wet van 5 april 1955, bl. 43455.
www.dekamer.be, doc 3528

Juridische inhoud

1. Aanpassing aan de huidige werkwijze bij het Spoor

De NMBS en Infrabel kunnen niet genieten van een vrijstelling doorstorting bedrijfsvoorheffing. Dit werd in het verleden zo overeengekomen met de fiscus. De NMBS en Infrabel ontvangen immers subsidies van de overheid voor de openbare dienstverlening die zij verzorgen.

 

De vermindering van doorstorting van bedrijfsvoorheffing is in feite een tussenkomst vanwege de overheid in de loonkosten van een onderneming.

Deze tussenkomst zit reeds vervat in de dotatie aan de NMBS en Infrabel.

 

Door herstructureringen uit het verleden is het voltallige personeel van de NMBS en Infrabel in dienst van HR Rail.
Het spreekt voor zich dat ook HR Rail uitgesloten moet worden, van het toepassingsgebied voor de vermindering van vrijstelling van doorstorting bedrijfsvoorheffing.

 

En dit voor de niet-commerciële activiteiten, die zij in opdracht van NMBS en Infrabel verzorgen.

 

De regering past de wetgeving nu in die zin aan.

 

De maatregel treedt retroactief in werking. Voor de bezoldigingen toegekend of betaald vanaf 1 januari 2017 kan HR Rail geen aanspraak meer maken op een vrijstelling doorstorting bedrijfsvoorheffing, in het kader van overwerk en nacht- en ploegenarbeid.

 

2. Vermindering doorstorting bedrijfsvoorheffing voor werken in onroerende staat: de wetgeving wordt verduidelijkt

Werkgevers actief in sectoren die 'werken in onroerende staat' verrichten, krijgen een lastenverlaging in de vorm van een vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing. Voor deze regeling werd een eigen definitie van ploegenarbeid ingevoerd. Ondernemingen waarvan de werknemers, in een ploeg van minstens 2 personen, werken in onroerende staat uitvoeren op locatie kunnen recht hebben op een vermindering van doorstorting van bedrijfsvoorheffing.

 

Er bleven echter enkele vragen onbeantwoord. Daar komt nu verandering in. Volgende items worden uitgeklaard:

 

  • De "gewone" vermindering van doorstorting van bedrijfsvoorheffing, in het kader van nacht- en ploegenarbeid en de vermindering van doorstorting van bedrijfsvoorheffing in het kader van een volcontinu arbeidssysteem mag men niet cumuleren met een vermindering van doorstorting van bedrijfsvoorheffing in het kader van werken in onroerende staat.

 

  • Het begrip "bruto uurloon" in het kader van de minimale bezoldiging wordt verduidelijkt. Men bedoelt in deze context het bruto-uurloon voor inhouding van de persoonlijke socialezekerheidsbijdragen.

 

  • De voorwaarde 'werken in een ploeg' wordt verduidelijkt. Alle werknemers van de ploeg moeten het minimale uurloon van 13,75 EUR ontvangen, opdat men kan spreken van een ploeg. De werkgever die een minimaal uurloon van 13,75 EUR toekent, wordt beschouwd als een werknemer die een ploegenpremie toekent. Men gaat er in dit kader van uit dat de ploegenpremie mee vervat zit in het uurloon van 13,75 EUR.

 

  • De studenten en leerlingen in een stelsel van duaal leren tellen niet langer mee om na te kijken of voldaan is aan de voorwaarde van ‘werken in een ploeg’.
    Let wel!
    Voor een student of leerling in een stelsel van duaal leren die in een ploeg werkt en ook aan de andere voorwaarden (zoals het minimumuurloon) voldoet, mag de werkgever wel de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing in het kader van werken in onroerende staat toepassen.

 

  • Men lost de discussie over de indexering van het minimale uurloon op. Meer bepaald past men het indexeringsmechanisme aan, zodat het minimale uurloon voor het jaar 2018 wel degelijk 13,75 EUR bedraagt. Voor inkomstenjaar 2019 bedraagt het minimumuurloon 13,99 EUR.

 

We lichten de verduidelijkingen toe aan de hand van enkele voorbeelden. 

 

Voorbeeld 1:

Werknemer A met een uurloon van 15,00 euro en student C met een uurloon van 14 euro verrichten werken in onroerende staat op locatie. Het gaat om complementair werk.

De werkgever mag de vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing in het kader van werken in onroerende staat niet toepassen. Er is niet voldaan aan de voorwaarde van een ploeg. Daarvoor moet men onder andere met minimaal 2 personen zijn en de student telt niet mee voor de bepaling van de ploeg .

 

Voorbeeld 2:

Werknemer A met een uurloon van 15,00 euro, werknemer B met hetzelfde uurloon en student C met een uurloon van 10 euro verrichten werken in onroerende staat op locatie. Het gaat om complementair werk. Aan de definitie van ploegenarbeid is voldaan. Werknemer A en B vormen een ploeg van minstens 2 personen.


De vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing geldt:

  • voor de lonen van werknemer A en B;
  • niet voor het loon van student C. Zijn uurloon bedraagt immers minder dan 13,99 EUR.

 

Voorbeeld 3:

Werknemer A met een uurloon van 15,00 euro, werknemer B met hetzelfde uurloon en student C met een uurloon van 14 euro verrichten werken in onroerende staat op locatie. Het gaat om complementair werk. Aan de definitie van ploegenarbeid is voldaan. Werknemer A en B vormen een ploeg van minstens 2 personen. Student C laat men buiten beschouwing voor de bepaling van de ploeg. De vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing geldt zowel voor de lonen van werknemers A en B als voor het loon van student C. Het uurloon bedraagt voor alle drie immers minstens 13,99 euro.

 

3. IPA-korting ook voor sociale werkplaatsen

De IPA-korting is een vrijstelling van doorstorting bedrijfsvoorheffing.

 

Momenteel geldt deze enkel nog voor:

  • KMO's. Het percentage van niet door te storten bedrijfsvoorheffing bedraagt 0,12%;
  • de non-profit sector.
    Het percentage van niet door te storten bedrijfsvoorheffing bedraagt hier:
    • 1% (algemeen);
    • 1,12% voor werkgevers die beantwoorden aan de KMO-definitie.  

 

Door een ongelukkige verwijzing in de wettekst werden de sociale werkplaatsen ten onrechte van de IPA-korting uitgesloten.

 

Men zet deze fout retroactief recht vanaf 1 januari 2016.

 

4. Aanpassing fiscaal basisbedrag niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen

Niet-recurrente resultaatsgebonden voordelen zijn fiscaal vrijgesteld tot 2.755 EUR (niet-geïndexeerd). Dit bedrag stemt overeen met het vrijgesteld basisbedrag voor RSZ van 3.169 EUR (niet-geïndexeerd), verminderd met de solidariteitsbijdrage van 13.07%:
3.169 EUR – 414,19 EUR = 2.754,81 EUR.

 

Het sociale en fiscale basisbedrag indexeert op dezelfde manier. 

 

Het is echter niet uitgesloten dat het geïndexeerde sociale bedrag, verminderd met de solidariteitsbijdrage van 13,07%, een paar cent hoger is dan het geïndexeerde fiscaal vrijgesteld bedrag.

Hierdoor is het mogelijk dat het bedrag, na aftrek van de solidariteitsbijdrage, wegens een miniem verschil niet langer volledig fiscaal vrijgesteld kan worden.

Om dit euvel te voorkomen verhoogt men het fiscale basisbedrag met 1 EUR naar 2.756 EUR.

 

De verhoging gaat in vanaf aanslagjaar 2020 (inkomsten 2019).

 

Oeps,

Onze excuses, er is iets fout gelopen.

Probeert u het later eens opnieuw.

Was deze informatie nuttig voor u?

Ja Nee

Welke van de volgende beschrijft jouw feedback het best?






Jouw feedback

De versie van de browser die U gebruikt is niet optimaal voor deze website. De meeste functies zullen niet goed werken. De versie die u gebruikt wordt ook niet meer ondersteund door Microsoft en hierdoor loopt u security risico’s. Om de veiligheid en privacy van uw data te kunnen blijven garanderen, raden wij aan om zo snel mogelijk naar Internet Explorer 11 te upgraden of de laatste versie van een andere browser te gebruiken.